„De schande van Berlijn” kopte de Süddeutsche Zeitung. Het was „fout, kwalijk, lelijk en ontzettend” wat zaterdagavond op de Berlinale gebeurde, schreef een commentator van de Frankfurter Allgemeine Zeitung. Staatssecretaris voor cultuur Claudia Roth (Groenen) kondigde een onderzoek aan van de „gebeurtenissen tijdens de prijsuitreiking”. En minister van Justitie Marco Buschmann (FDP) heeft inmiddels al met „strafrechtelijke gevolgen” gedreigd.
Want wat gebeurde er zaterdagavond in Berlijn? Bij de uitreiking van de Berlijnse Beren aan het eind van het Filmfestival Berlinale klonk kritiek op Israël. Eerst nam de Israëlische filmmaker Yuval Abraham samen met zijn Palestijnse collega Basel Adra de prijs voor de beste documentaire in ontvangst voor hun film No other land.
Op het podium zei Abraham, staand naast Adra, het volgende: „Wij zijn even oud. […] Over twee dagen gaan we terug naar een land waar we niet gelijk zijn. Ik leef onder een civiel recht, Basel leeft onder militair recht. We leven dertig minuten van elkaar af, maar ik heb stemrecht en Basel niet. Ik ben vrij om te gaan en staan waar ik wil, Basel is net als miljoenen andere Palestijnen opgesloten op de bezette Westelijke Jordaanoever. Deze situatie van apartheid, deze ongelijkheid tussen ons, moet ophouden.”
Vervolgens ging een prijs in een andere categorie naar de documentaire Direct Action van makers Guillaume Cailleau en Ben Russell. Het team betrad het podium met keffiyehs, traditionele Palestijnse sjaals, om de schouders. De Amerikaan Ben Russell zei: „Natuurlijk staan we hier voor het leven, tegen de genocide, en voor een wapenstilstand.”
Antisemitisme
In Duitsland is het zeer omstreden om Israël van ‘genocide’ te beschuldigen of van een regime van ‘apartheid’. Toch duurde het even voordat de prijsuitreiking het ‘schandaal’ werd waarover de Duitse kranten schrijven. Zowel staatssecretaris Roth als de Berlijnse burgemeester Kai Wegner (CDU) zaten in de zaal en klapten voor de toespraak van Abraham, zo laten videobeelden zien. Kai Wegner, die volgens een verslaggever van de Berlijnse krant Der Tagesspiegel amper Engels verstaat, schreef een dag later op X dat „antisemitisme in Berlijn geen plaats heeft”. Waarmee Wegner in een patroon vervalt dat de afgelopen maanden veelvuldig in Duitsland te zien was: een Duitser beschuldigt een progressief Joods-Israëlisch persoon (in dit geval documentairemaker Yuval Abraham) van antisemitisme.
Het ministerie van Roth vond het nodig in een stellingname te benadrukken dat Roth alléén klapte voor de woorden van Yuval Abraham, maar niet voor die van de Palestijn Basel Adra, die op het podium pleitte voor een stop van wapenleveranties aan Israël.
Voor de Berlinale werden de problemen nog groter toen een Instagram-account van de Berlinale volgens de organisatoren werd gehackt, en er onder meer de woorden „From the river to the sea” op het account verschenen; deze tekst is in Duitsland verboden. De organisatie deed aangifte.
Ook bondskanselier Olaf Scholz (SPD) heeft zich inmiddels in het schandaal over de Berlinale-prijsuitreiking gemengd. Hij laat via een woordvoerder weten dat „een dergelijke eenzijdige positionering niet zo kan blijven staan”. In conservatieve kringen, door de jongerenafdeling van de CDU bijvoorbeeld en door columnisten van het dagblad Die Welt, wordt inmiddels gepleit voor het stoppen van de subsidies voor de Berlinale.
Geen enkele sporter praat graag over bestuurlijk gedoe, zeker niet vlak voor een EK. Toch voert de onrust bij de Judo Bond Nederland (JBN) de boventoon op het persmoment van de judoploeg in Papendal, vlak voor de Europese Kampioenschappen, deze week in Montenegro. De judobond werkt volop aan de toekomst.
Maar daar heeft judoka Jur Spijkers (28) op dit moment weinig aan. Hij staat op de EK zonder coach, zo vertelt hij op Papendal. Net als Simeon Catharina (27, -100 kilogram). Ze hebben alleen „een aanspreekpunt” in een andere, niet-olympische coach. Niet ideaal, vinden ze. Spijkers: „Na jaren ervaring weet ik 90 procent zelf wel, maar voor die laatste 10 procent is het fijn als een coach je een schop onder je kont kan geven.”
Geen olympische medailles
Alle onrust begon vorig jaar, na de Olympische Spelen in Parijs. Voor het eerst sinds 1984 keerde de judoploeg terug zonder olympische medaille. Een ronduit teleurstellend resultaat dat veel gevolgen had. Directeur topsport Gijs Ronnes stapte op, en het contract van drie van de vier bondscoaches werd niet verlengd.
Verschillende veranderingen komen er nog aan. Een opvallende: de selectie topjudoka’s die samen trainen op Papendal wordt een stuk kleiner. Dit besluit komt voort uit een adviesrapport van interim-topsportmanager Anthonie Wurth.
Het verkleinen van de groep is een opvallende stap. Negen jaar geleden werd juist besloten om het Nederlandse judo te ‘centraliseren’. Een grote groep judoka’s werd naar Papendal gehaald om daar samen te trainen, zoals eerder succesvol in de atletiek gebeurde.
Nu wordt die club topsporters dus weer verkleind: alleen judoka’s die „potentieel” bij de mondiale top 3 kunnen horen, mogen blijven. In de praktijk is nog niet duidelijk wie daaronder valt. De nieuwe directeur topsport bij de judobond, oud-judoka en voormalig wereldkampioen Guillaume Elmont, moet dat gaan uitvoeren. Hij begint in mei.
Dan is er nog de kwestie van de coaches. Pas rondom de WK in juni moeten er nieuwe coaches zijn aangesteld. Zwaargewicht Jur Spijkers zegt dat hij begrijpt dat er tijd overheen gaat om geschikte nieuwe mensen te vinden. Maar, zo zegt hij, hij baalt ook van zijn huidige situatie zónder coach.
Wat is er gebeurd in het Nederlandse judo?
Oostbloklanden dominater
Wie afgaat op de krantenkoppen, zou kunnen denken dat Nederland in het judo sportief helemaal aan de grond zit. Veel judoka’s vinden dat niet helemaal terecht. Spijkers: „Wat veel mensen vergeten is dat tien, twintig jaar geleden veel Oostbloklanden niet zo sterk waren als nu. Die hebben zich doorontwikkeld.” De top, met daarin ook traditionele judogrootmachten als Frankrijk en Japan, „is veel groter geworden.”
Het resultaat van de Spelen was „niet goed”, erkent Spijkers. „Maar Joanne van Lieshout (-63 kilo) is vorig jaar wereldkampioen geworden. In 2022 werden Michael Korrel (-100 kilo) en ik bijvoorbeeld Europees kampioen. Het is niet zo dat wij opeens niet meer kunnen judoën.”
Interim-topsportmanager Wurth ziet dat ook. „De Spelen vielen tegen. Maar als ik kijk naar de wereldranglijsten dan doen we het niet slecht.”
Tegelijkertijd liggen de belangrijkste judohoogtepunten voor Nederland alweer ver in het verleden. „Anton Geesink werd olympisch kampioen in 1964,” zegt Wurth. ‘Sydney’, waar Mark Huizinga als laatste Nederlander een olympische judotitel won, is ook al vijfentwintig jaar geleden. De sport verandert. Zo ligt de judostijl in de oostbloklanden dichter bij worstelen, daarop moeten Nederlandse judoka’s inspelen. „We moeten anders, beter, slimmer trainen.”
Het is „100 procent waar dat de concurrentie sterker is geworden”, zegt ook judoka Sanne van Dijke (29), die de laatste jaren in haar klasse tot 70 kilo goed was voor verschillende EK- en WK-medailles en in 2021 olympisch brons in Tokio won. „Het zal altijd meer uitzondering dan regel zijn dat we medailles afsnoepen van sterke landen als Frankrijk en Japan, of Rusland en Georgië voor de mannen. Maar van mij mag je ook zeker kritisch zijn: we hebben de potentie om meer olympische medailles te winnen.”
‘Twee enthousiaste mannen’
Alleen richt de kritiek, van onder anderen oud-bondscoach Cor van der Geest, zich wel heel sterk op de centralisatie, zegt Van Dijke. „Maar bij de Spelen van 2016 in Rio won Nederland ook maar één bronzen medaille.”
Maar wat is dan de invloed geweest van negen jaar Papendal? De centralisatie moest de sport destijds professionaliseren. „Judo hing, even gechargeerd, aan elkaar van twee enthousiaste mannen”, zegt oud-judoka Koen van Nol: voormalig bondscoach Van der Geest en mede-olympisch coach Chris de Korte, beiden eigenaren van de twee belangrijkste judoscholen van Nederland.
Sportkoepel NOC-NSF stuurde aan op de verhuizing naar Papendal. Van Nol, coach bij Van der Geests judoschool Kenamju in Haarlem: „Het idee was: laat de besten met de besten trainen, onder de beste omstandigheden, met de beste faciliteiten, dat leidt tot excellentie.”
Op zich werkt dat deels ook, zegt interim-topsportmanager Wurth. „Niet elke club kan bijvoorbeeld een dure coach betalen. Op Papendal kun je de begeleiding bieden die sporters nodig hebben.” Wel concludeert hij dat de groep op Papendal te log is. Er lopen te veel judoka’s rond die er volgens hem niets te zoeken hebben. Papendal moet „echt een keuze zijn”, zo stelt hij vast. „Ik weet dat er jongens en meiden zijn die in het weekend gaan werken, om in de zomer naar een festival te kunnen. Dan ben je niet genoeg bezig met je lichaam.”
Geen persoonlijke coaches meer
Ook was de coaching „niet goed genoeg”. Een deel van de judoka’s heeft zich technisch gezien niet genoeg ontwikkeld, zegt Wurth. Hij wil dat ondervangen met een nog aan te stellen gespecialiseerde technische coach.
Persoonlijke coaches hebben sporters op Papendal straks niet meer. Ze vallen allemaal onder een team van begeleiders, waaronder die nieuwe technische coach. Dit moet voorkomen dat coaches voor eigen gewin (en pupil) gaan en slecht samenwerken, wat in het verleden wel het gevoel van sommige judoka’s was.
Een coach kan niet alleen de absolute top onder zijn hoede nemen, zegt Van Nol. „Kijk, ik snap wel dat je coach van Sanne van Dijke wil zijn. Die wint. Dan hoef je, even kort door de bocht, alleen ‘hup, hup’ te roepen bij een toernooi. Maar een coach moet zich verantwoordelijk voelen voor het collectief. Want als Nederlands judo moet je de concurrentie aangaan. Niet alleen met Frankrijk, ook met de rest van de topsport in Nederland.”
Wat duidelijk is na negen jaar ‘Papendal’: de judoclubs, die de nieuwe talenten moeten opleiden, hebben geleden onder de centralisatie. Omdat talenten en topjudoka’s naar Arnhem werden gehaald, is het verschil tussen de top en de subtop gegroeid, ziet judoka Simeon Catharina. „Vroeger was ik de beste op de club, daaronder keken ze tegen me op. Maar de groep die er nu zit, die denken ze dat zíj de beste zijn. Dan komen ze hier en dan zie je op de mat dat er een te groot gat is ontstaan.”
‘Ze voelden zich mislukt’
Ook werden er sporters naar Papendal gehaald die daar niet geschikt voor waren, zegt Van Nol. Met alle gevolgen van dien voor de clubs. „Sporters van wie iedereen kon zien: gaat geen grote stappen maken. Die er eigenlijk alleen voor de sparring zaten.” Als ze dan uiteindelijk weer weg moesten, gingen deze judoka’s bijna nooit meer terug naar hun oude club, zegt Van Nol. „Dan voelden ze zich mislukt.” Dat is zonde, zegt hij. „Daar is het Nederlandse judo te klein voor.” Op een club kan zo’n sporter juist een goede uitdaging zijn voor een aanstormend talent.
Wurth hoopt dat bij een kleinere groep op Papendal er weer „een gezonde strijd” komt tussen het topsportcentrum en de (weer versterkte) clubs, om zo het Nederlandse judo naar een hoger plan te tillen. Judoka’s mogen tegenwoordig ook weer via hun club proberen te top te halen, al moeten ze dat wel zelf betalen.
Wat gaat een kleinere groep op Papendal opbrengen? Van Dijke hoopt, net als andere judoka’s, op meer trainingskampen in het buitenland. Dat zou ook compenseren voor een kleinere sparringsgroep in Arnhem. „Met een selecter groepje is er per judoka meer budget. Misschien kunnen we dan zes keer naar Azië, in plaats van één of twee keer vorig jaar.”
Met iedereen sparren
In bijvoorbeeld Japan is de poule om mee te trainen enorm, zegt Van Dijke. „Bij een random universiteit en zijn er zo tien meiden op mijn gewicht waar ik mijn handen vol aan heb. Ze zijn sterk, goed in pakking, maar ze beuken minder dan de Europese meiden. Dus ik kan Japan veel meer omvang maken.”
Ook Wurth ziet veel in trainen met buitenlandse judoka’s, ook in Nederland. Dat is vaak nuttiger, denkt hij, dan trainen met dezelfde groep op Papendal. Ondanks hardnekkige geruchten dat een deel van de sporters niet samen wil trainen, zoals vroeger Roy Meyer en Henk Grol, zeggen diverse judoka’s dat ze echt met iedereen sparren. Toch is Wurth daar niet zo van onder de indruk. Immers, judoka’s die elkaar kunnen treffen op toernooien of die strijden om één olympisch ticket, „gaan elkaar echt niet het achterste van hun tong laten zien bij een training. Dat weet ik en dat zie ik”, zegt hij. „Bij hardlopen loop je op je eigen baan, maar bij judo leer je door elkaar vast te hebben.”
De paus ging dood. In het harnas. En wat voor harnas. De laatste handjes die hij geschud heeft waren die van JD Vance en Mona Keijzer. Toen had hij het hoogste op aarde wel bereikt en kon het niet meer beter worden. Dan mag je weg.
Paus Franciscus leek mij een aardige man. Voetballiefhebber en uiteraard supertrots op zijn landgenoot Lionel. Ook een man die een eind moest zien te maken aan die celibataire bende Roomse kinderlikkers om hem heen. Niet alleen om hem heen, maar wereldwijd. En zeer begaan met het noodlot van het Gazaanse volk dat door Netanyahu en zijn frisse vriendjes systematisch wordt uitgeroeid.
Prachtig dat nu blijkt dat de vertegenwoordiger van God op aarde dagelijks de moeite nam om even te bellen met die kleine Palestijnse parochie in Gaza. Of zijn er nu mensen die deze Franciscus hardop een antisemiet durven noemen?
Ook had hij een groot hart voor de duizenden vluchtelingen in hun gammele bootjes, die wanhopig zoekend naar een piepklein beetje geluk onze kant op dobberen. Hij stond hier overduidelijk anders in dan onze nationale Feldwebel Marjolein Faber, die op dit moment ongetwijfeld loeidruk is om de lintjesverdedigers op haar ministerie op staande voet te ontslaan. Ze heeft Elon Musk al voor advies gebeld, maar die had geen tijd. Iets met een negatief saldo van een paar honderd miljard.
Grappig dat op de Nederlandse televisie juist Mona Keijzer over deze paus kwam klessebessen. Maandag deed zij dat bij Eva Jinek. Waarom zij? Omdat zij dat bijna laatste handje van de paus geschud heeft? Ze heeft hem toen met haar geblondeerde hoofd bedankt voor de inspiratie. Welke inspiratie?
Zij zit in de ultrarechtse coalitie van wie de asielzoekende vluchtelingen zo snel en zo ver mogelijk moeten oprotten. En in een regering die geen lettergreep vuilgemaakt heeft aan de laatste oorlogsmisdaden van Israël. Al stoppen ze de door hun kop geschoten hulpverleners met ambulances en al onder de grond, ons kabinet heeft daar geen mening over. Was dat geen zelfverdediging?
Echt jammer dat Mona de paus niet langer dan twee seconden heeft kunnen spreken. Anders had ze de achtentachtigjarige kerkvorst ook nog kunnen uitleggen dat ze een pleurishekel aan bejaarden heeft. Dat ze zich onlangs nog sterk heeft gemaakt om te voorkomen dat er in haar buurtje een woonzorgcomplex voor ouderen zou komen. Dat ze tot aan de Raad van State heeft geprocedeerd tegen de komst van een hospice. Misschien had ze de oude baas, die als paus de naam van de Italiaanse dierenvriend Franciscus van Assisi gekozen heeft, ook nog even kunnen uitleggen dat er wat haar betreft geen plek meer is voor nestkastjes in nieuwbouwhuizen.
Nee, geweldig dat juist deze hypocriete mooiweerkatholiek over die aardige paus op tv mocht huichelen. Wat een mooiweerkatholiek is? Die gaan alleen met Kerst naar de nachtmis. In wie Mona gelooft? Mona gelooft in Mona. Wel als enige.
Dinsdag sprak ik de Twentse huisarts van Pieter Omtzigt, die even zijn medisch beroepsgeheim schond door mij gierend te vertellen over de bont en blauwe schouders van de afgetreden partijleider. En over zijn totaal ontzette borstkas. Daar had Pietje zelf zo hard op staan rossen tijdens het oefenen voor zijn afscheidsfilmpje dat het leek alsof hij door een blinde psychopaat getatoeëerd was. Buiten zijn politieke successen had hij ook nog uitgebreid willen memoreren over welke klusjes hij thuis zoal opknapte. Afwasmachine uitruimen, lege flessen naar de glasbak. Op aanraden van zijn vrouw heeft hij die heldendaden geschrapt. Net als zijn rol in Sywertgate.
Maar het meest trieste deze week: we zijn Jonnie kwijt. Jonnie Boer, de Johan Cruijff onder de koks. In mijn leven twee keer bij hem gegeten en ik proef elk hapje nog steeds. Jonnie kon het echt. De meest onverwachte en vooral gedurfde combinaties. En zo godvergeten lekker.
Eigenlijk heb ik maar één wens: dat Jonnie gauw een keer zijn sterren uit de pannen mag koken voor Franciscus. Zodat die aardige Argentijn die enge Mona voorgoed en altijd kan vergeten.
Een vriendin en ik zitten in een klein kroegje waar een orkest optreedt dat we graag willen zien. Gelukkig zijn we vroeg genoeg om, weliswaar achterin, een paar barkrukken te bemachtigen. Links naast ons zit een bejaard echtpaar. Ik vind het vervelend dat ik steeds met m’n rug naar de man naast me zit en verontschuldig me daarvoor. Zijn vrouw geeft aan dat het geen probleem is. „Als je je om zou draaien en heel de tijd naar hem zou kijken, daar zou ik meer last van hebben.”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]