De blauwe bes is niet meer weg te denken uit onze voeding. De vitaminerijke vrucht is geliefd op foto’s van foodbloggers. Op de fraai gestileerde ontbijtbordjes, naast yoghurt en granola, is de blauwe kleur een lust voor het oog. Waar komt die kleur vandaan?
Deze vraag hield ook de Britse natuurkundige Rox Middleton en haar collega’s geruime tijd bezig. Hun zoektocht begon met een vergelijking tussen de framboos en de blauwe bes. Terwijl het uitdrukken van een framboos op wit papier de roodroze kleur van het pigment achterlaat, gebeurt er iets opmerkelijks bij de blauwe bes. In plaats van blauw kleurt het papier donkerrood. „Dit komt omdat de huid van de blauwe bes donkerrode pigmenten, genaamd anthocyanen, bevat”, zegt Middleton. Waarom nemen mensen dan toch een blauwe kleur waar?
Om dit mysterie te ontrafelen, onderzocht Middleton het buitenste omhulsel van vruchten met een kenmerkende donkere kleur en een dunne waslaag, zoals blauwe bessen, pruimen en jeneverbessen. Met behulp van een scanning-elektronenmicroscoop stuitte ze op iets fascinerends: de vruchten danken hun blauwe kleur aan uiterst kleine kristalstructuren in hun waslaag, slechts 0,002 millimeter groot.
Geen gewone pigmentkleur
Het blauw van deze vruchten is geen gewone pigmentkleur, maar een zogenoemde structuurkleur, vergelijkbaar met de intens blauwe vleugels van morpho-vlinders. Dit blauw ontstaat doordat de kleine afstand tussen de rastervlakken van de kristallen overeenkomt met de korte golflengte van blauw licht. Hierdoor reflecteren de kristallen voornamelijk blauw licht. Tegelijkertijd absorberen ze alle andere kleuren die in licht zitten, zoals rood licht. Dit verklaart waarom wij mensen deze vruchten als blauw zien, ondanks het donkerrode pigment.
Middleton ontdekte dit door de dunne wasachtige laag van de vruchten te verwijderen en deze vervolgens opnieuw te laten kristalliseren in het laboratorium. „Het was geweldig om te zien hoe de structuur zichzelf organiseerde en hierdoor opnieuw de blauwe kleur kon reflecteren”, aldus de onderzoekster.
Het waslaagje is waterafstotend en zelfreinigend. Maar het onderzoek van Middleton, gepubliceerd in Science Advances, wierp nieuw licht op de functie ervan. „Onze resultaten laten zien dat de natuur een slim trucje heeft ontwikkeld: een ultradunne laag voor een intense blauwe kleur”, vertelt ze enthousiast.
Een strategische reden
Maar wat is het nut hiervan? „Evolutionair gezien hebben de vruchten een strategische reden om er blauw uit te zien”, legt Middleton uit. „Blauw trekt de aandacht van fruitetende dieren, wat de kans vergroot om gegeten te worden en hun zaden te verspreiden.” Het produceren van blauwe pigmenten kost relatief meer energie dan de aanmaak van rood pigment. Door de dunne waslaag kunnen de vruchten er dus toch blauw uitzien, zonder de noodzaak van ‘energetisch dure’ pigmenten.
De ontdekking van Middleton en haar team kan bijdragen aan de productie van duurzame kleurstoffen. „Doordat de wasachtige laag zichzelf kan kristalliseren, hopen we in de toekomst kleurstoffen te ontwikkelen die vriendelijker zijn voor het milieu en gemakkelijker door het lichaam worden opgenomen, zoals eetbare kleurstoffen”, vertelt Middleton.
Stap over het hekje van natuurgebied Willinks Weust in Winterswijk en aan je voeten ligt een afgraving waar kalk uit de aarde is gehakt. Op de achtergrond klinkt het gebrom van de Sibelco kalk- en vulstoffabriek.
Dit is zo’n plek in Nederland waar in één oogopslag te zien is hoe natuur en bedrijfsleven het met elkaar moeten rooien. De fabriek die er sinds 1932 staat en voor werkgelegenheid zorgt maar ook stikstof uitstoot, ligt pal naast een beschermd natuurgebied. Willinks Weust is een Natura 2000-gebied, via Europese wetgeving beschermd. Er zijn soortenrijke bossen, de kamsalamander leeft er, maar het is vooral bijzonder vanwege de kalkrijke bodem, met jeneverbes en graslanden vol zeldzame planten.
Verderop en eromheen ligt het land van boeren. Hun bedrijven staan onder druk, want Europese en nationale regels maken het verlagen van de stikstofuitstoot onontkoombaar. Er is tot nog toe nauwelijks kabinetsbeleid om de wettelijke stikstofdoelen voor 2030 te halen. Provincies zien hoe Nederland daardoor op slot zit, en nemen – vaak onder verantwoordelijkheid van de BoerBurgerBeweging (BBB), die in bijna alle provincies meebestuurt – steeds vaker zélf maatregelen.
We hebben meegedacht en nu worden wij als het probleem gezien
Gelderland heeft van alle provincies het grootste landoppervlak aan Natura 2000-gebieden, de Veluwe voorop. BBB-gedeputeerde Ans Mol trok in maart de aandacht: ze kwam met eigen plannen, nog eerder dan het kabinet en bovendien strenger dan de ideeën waarmee de minister later zou komen.
Zo overweegt het demissionaire kabinet ‘bufferzones’ in te stellen van 250 meter rond stikstofgevoelige natuur. Gelderland koerst op ‘stikstofstroken’ van vijfhonderd meter rond vier kwetsbare natuurgebieden: de Veluwe (veruit de grootste), de Landgoederen Brummen bij Zutphen, en twee gebieden rond Winterswijk.
De uitstoot in die gebieden zou op termijn met 60 tot 70 procent moeten dalen. Voor 350 (boeren)bedrijven lijken verduurzamen, verplaatsen, krimpen of stoppen de opties. Sindsdien staat gedeputeerde Ans Mol voor een ingewikkelde taak: luisteren naar mensen die zich verzetten én maatregelen doorzetten. Kan dat wel tegelijk?
Zo toont zich in Gelderland, waar ongeveer de helft van alle stikstofgevoelige natuur in Nederland ligt, de worsteling die bestuurders – zeker als ze van de BBB zijn – moeten aangaan met stikstof. Een stapje vooruit, dan weer eentje terug, de toon ferm maar niet te hard, praten, uitstellen, emoties bedwingen en respecteren en tegelijk doen wat de wet vraagt.
Coulisselandschap
In de vergaderzaal van kalkfabriek Sibelco zitten locatiemanager Gerard ten Dolle (63) en melkveehouder Stefan te Selle (41), die een eind verderop een boerderij heeft. Allebei zijn ze opgegroeid in Winterswijk, ze kennen elkaar al lang: Ten Dolle was ooit jeugdleider van het voetbalteam waar Te Selle in speelde.
Ze vertellen enthousiast over het bijzondere coulisselandschap met de kleine percelen die worden gescheiden door heggen, houtwallen en muurtjes. En ook over de beschermde Natura 2000-gebieden rond Winterswijk – rond twee ervan, Willinks Weust en Bekendelle, wil de provincie de bufferzones instellen, waardoor hun bedrijven waarschijnlijk onder druk komen te staan.
Melkveehouder Stefan te Selle: „We zien ons bedrijf langzaam in de verdrukking komen.”
Foto Eric Brinkhorst
Dat steekt hen. „We hebben altijd in harmonie met natuur en landschap gewerkt. Maar nu worden wij behandeld als vervuilers”, zegt Stefan te Selle. In hun ogen is in Winterswijk juist altijd samengewerkt met de provincie, de gemeente en natuurbeheerders.
Ten Dolle erkent dat de fabriek stikstof uitstoot (1,3 procent van de neerslag op Willinks Weust), maar er werken óók 75 mensen. En hij denkt mee over oplossingen. Met boeren, gemeenten, natuurbeheerders en vogelbeschermers – dit jaar bouwde een oehoe een nest in de groeve – heeft Ten Dolle afspraken gemaakt over herindeling van gebieden, zodat natuur en bedrijven genoeg ruimte zouden hebben.
Het „ergste”, vindt hij, is dat Sibelco ruim tien jaar geleden zes hectare grond verkocht aan de provincie Gelderland. In ruil daarvoor kocht het bedrijf een gebied iets verderop, om te ontwikkelen. De grond die aan de provincie werd verkocht, werd onderdeel van het beschermde natuurgebied Willinks Weust. Met die beschermde status werden de eisen voor de stikstofuitstoot ook veel strenger.
„We hebben meegedacht en nu worden wij als het probleem gezien”, zegt Ten Dolle. Te Selle: „We zien ons bedrijf langzaam in de verdrukking komen. Hoe meer natuur erbij komt, hoe minder ruimte wij krijgen.”
Lees ook
Van melkvee naar hennep: pionier tegen wil en dank
Een bomvolle schouwburg
De onvrede onder boeren en andere ondernemers in het gebied gist al veel langer. Ruim tien jaar geleden werd in de provincie afgesproken dat er 4.273 hectare (iets minder dan 6.000 voetbalvelden) grond in Gelderland zou worden ‘omgevormd’ tot natuur. Dat kan het stikstofprobleem deels oplossen, maar het geeft boeren en ondernemers het gevoel dat ze letterlijk worden weggedrukt. Dat gevoel werd alleen maar sterker toen de provincie in maart de nieuwe plannen presenteerde.
Het sentiment werd zichtbaar toen gedeputeerde Ans Mol eind maart haar beleid kwam uitleggen in de Winterswijkse schouwburg De Storm. Boeren hadden trekkers op het plein gezet, er hingen spandoeken. Mol probeerde in de zaal uit te leggen dat ze niet anders kon dan stevige maatregelen nemen, en dat de zogenoemde stroken van vijfhonderd meter zelfs niet genoeg zijn.
Aanwezigen riepen dat het „een ramp” is, dat ze „de BBB in het zadel hebben geholpen” en nu met „deze ellende” zitten. Verniel die natuur maar, riep iemand. Toen kwam Stefan te Selle het podium op. Hij las een vlammende verklaring voor. De belangrijkste vragen van mensen, zegt hij, waren helemaal niet beantwoord. „Wat kan ik nog wel? Wat mág ik nog wel? Of wanneer? En hoe?” Te Selle vroeg mensen om te gaan staan als ze de plannen afwijzen. Dat deed bijna iedereen. Zijn laatste woorden gingen bijna verloren in een daverend applaus: „Bezint eer ge begint.”
Met maatregelen die zoveel impact hebben op bedrijven, is het niet wijs om in één keer te zeggen wat de regels zijn. Overleg is nodig
Daarna was het een tijdje stil, en voerden ten Dolle en Te Selle namens boeren en ondernemers uit de omgeving gesprekken met het provinciebestuur. Tot de provincie Gelderland begin juli weer met plannen kwam. De provincie suggereerde „denkrichtingen” voor de circa achthonderd bedrijven in de stroken in Gelderland: energiebesparing en schonere stookinstallaties voor bedrijven en zwembaden, bijvoorbeeld. Voor boeren zouden er uitstootnormen kunnen komen en betere stallen, en moet minder mest worden gebruikt. Er ligt nog niets vast, benadrukte de provincie. „Meedenken? Dat kan!”
Maar de grootste verrassing voor de boeren en ondernemers in Winterwijk: mogelijk komen daar toch géén stikstofstroken. Eerst wordt gekeken wat boeren en bedrijven sinds 2018 al hebben gedaan aan het verminderen van hun uitstoot en wordt nagedacht over nieuwe maatregelen. Als die genoeg opleveren, dan is de provincie bereid om af te zien van stroken rond Winterswijk – hoeveel ‘genoeg’ is, wil de provincie komend najaar bepalen.
Samen met het waterschap en inwoners, ondernemers, bedrijven en maatschappelijke organisaties in het gebied zal worden nagedacht over minder stikstofuitstoot en het creëren van een „welvarend platteland”. De komende twee jaar wordt gewerkt aan een plan voor het ruilen van kavels, waardoor ondernemers verder kunnen en natuurherstel wordt bevorderd.
Het is wat er al jaren gebeurt, maar dan in een nieuw jasje gestoken.
‘Perspectief’ voor de regio
Ans Mol, die ervoor kiest om vragen van NRC schriftelijk te beantwoorden, laat weten dat de nieuwe voorstellen „perspectief” bieden voor de hele regio. Ook kleine uitstoot bij mensen thuis, zoals van een barbecue of houtvuur, zou eerst aan banden gelegd worden, maar dat vindt de provincie bij nader inzien „te diep ingrijpen in de persoonlijke levens van mensen terwijl de opbrengst relatief beperkt is”.
Tegelijk staat heel veel nog niet vast. Nog altijd is niet duidelijk met welke maatregelen mensen precies te maken krijgen. Of de ‘denkrichtingen’ juridisch haalbaar zijn is niet bekend; niet of ze praktisch uitvoerbaar zijn, niet hoeveel stikstofreductie ze zouden opleveren. Mol: „Met maatregelen die zoveel impact hebben op bedrijven, is het niet wijs om in één keer te zeggen wat de regels zijn, overleg is echt nodig, daarom gaat zo’n proces stap voor stap.”
Het leidt tot een zéér langzaam proces, waarin maanden voorbij gaan waarin vrijwel geen vordering wordt gemaakt – echte besluiten zijn nog altijd nauwelijks genomen. En dat alles met een kabinet dat demissionair is en belangrijke besluiten voor zich uitschuift.
Mol, schriftelijk: „Het onderwerp is nationaal weliswaar niet controversieel verklaard, maar het is ook eerlijk om vast te stellen dat we nu van het Rijk niet genoeg helderheid kunnen verwachten over het stikstofbeleid dat op de langere termijn gevoerd gaat worden. De situatie is zo urgent dat wachten niet mogelijk is.” Zij heeft er nog vertrouwen in dat het kán, Gelderland „van het slot”.
Melkveehouder Stefan te Selle: „Ik heb het gevoel dat ze nu zeggen: we maken een pas op de plaats, we zijn te hard gegaan en we gaan weer in overleg.”
Foto Eric Brinkhorst
Melkveehouder Stefan te Selle moet „het allemaal nog zien”. Toch is hij blij dat de provincie weer wil samenwerken. „Ik heb het gevoel dat ze nu zeggen: we maken een pas op de plaats, we zijn te hard gegaan en we gaan weer in overleg.”
Maar of het snel genoeg gaat? Hij vertelt over de dierenartsenpraktijk in de buurt die gaat stoppen, omdat er te weinig toekomst in het vak zit. Te veel boeren stoppen ermee. „Wij zien al langer dat het verenigingsleven achteruit gaat, dat scholen hun klassen minder goed kunnen vullen. De hele stikstofdiscussie gaat uiteindelijk over leefbaarheid, en dat is waar mijn angst ligt: dat we hier straks niet meer goed kunnen leven met z’n allen.”
Lees ook
De melkveehouder ‘huilde, vocht en raakte geïsoleerd’ – tot het niet meer ging
‘Volgende!” klinkt het in de paleiskapel van Versailles. Beneden krioelt het van de roezemoezende toeristen. Boven op de orgelgalerij staat een clubje Nederlandse tieners met hun muziekmap of iPad in de aanslag. Twee jongens willen hetzelfde stuk op de lessenaar van het met gouden versieringen overladen orgel zetten: Ballo del Granduca van Sweelinck, de Amsterdamse orgelvirtuoos die omstreeks 1600 internationaal geroemd werd. „Waarschijnlijk kan jij ’m beter want ik heb ’m al een jaar niet gespeeld”, zegt de een. „Oh, ik een week geleden nog”, zegt de ander. „Doe jij anders de eerste twee variaties, doe ik de laatste twee.”
De sneakers gaan uit en op sokken of orgelschoenen – met dunne zool om de pedalen goed te kunnen voelen – kruipen in anderhalf uur vijftien jonge organisten een voor een op de houten orgelbank. Terwijl ze spelen trekt Jean-Baptiste Robin (48), een van de vier officiële organisten van Versailles, links en rechts aan registerknoppen om de verschillende orgelklanken te activeren. Let op bij de registers die zijn geïnspireerd op rietinstrumenten, zoals hobo, fagot en kromhoorn, is een van zijn aanwijzingen. „Als je die gebruikt bij Franse muziek, moet je niet alle noten zwaar en legato aan elkaar spelen, maar juist los van elkaar.” Hij laat horen hoe hetzelfde stukje muziek op de tweede manier veel luchtiger klinkt. „In Frankrijk zeggen we dan: we slaan het riet”, grapt hij, terwijl hij met zijn hand een zweepslagbeweging maakt.
Lees ook
Van het kerkorgel alleen kan niemand leven
Vier klavieren
We bevinden ons in het duurste stukje van Versailles: voor de aanbouw van de paleiskapel moest Lodewijk XIV twee keer zoveel Franse livres neertellen als voor de beroemde Spiegelzaal. Op het orgel hebben grote namen uit de Franse muziekgeschiedenis gespeeld, zoals Jean-Philippe Rameau en François Couperin. Ook de zevenjarige Mozart was er eens te horen. Dat er nu een groep Nederlandse tieners achter de vier klavieren mag plaatsnemen „is echt een buitenkans”, zegt initiator en excursieleider Peter Ouwerkerk (57). Hij knikt naar Robin. „Het is dat ik hem goed ken, dit is een vriendendienst. Normaal gesproken moet je als je hier wilt spelen een aanvraag doen bij de Franse overheid.”
De orgelsessie in Versailles is onderdeel van een vijfdaagse excursie naar Parijs, die Ouwerkerk vorige week organiseerde met zijn stichting StayTuned.nu. Met excursies naar Nederlandse (en nu voor het eerst ook buitenlandse) orgels en ontmoetingen met professionele organisten wil Ouwerkerk, ook directeur van het Internationaal Orgelfestival, tieners voor het instrument enthousiasmeren.
Het orgel van de Saint Louis kathedraal in Versailles.
Foto Valentina Camu / Divergence
Jean-Baptiste Robin helpt een deelnemer op het orgel van de Paleiskapel in Versailles.
Foto Valentina Camu / Divergence
Dat is broodnodig, afgaand op de alarmerende berichten die de afgelopen jaren uit de sector komen. De aanwas van jonge organisten loopt ernstig achter in verhouding met het grote aantal historische orgels dat Nederland rijk is, veelal nog recent gerestaureerd. Als er niet regelmatig op gespeeld wordt, raken deze instrumenten in verval. „De Nederlandse orgelcultuur lijkt ten dode opgeschreven”, zo opent het promotietekstje van een symposium over de toekomst van de orgelwereld afgelopen juni in Wageningen.
Ontkerkelijking
Is het vijf voor twaalf voor de Nederlandse orgelwereld? Er is zeker reden tot zorg, zegt Ouwerkerk maandagochtend in de touringcar op weg naar Parijs. „Het orgel wordt meegesleept in de ontkerkelijking. Steeds meer kerken gaan dicht, en in de kerken die nog open zijn raakt het orgelspel steeds verder op de achtergrond.”
De Saint Louis Cathedral in Versailles
Foto’s Valentina Camu / Divergence
Binnen de klassieke muziek is orgelmuziek een niche liefhebberij en onder de jeugd is het een geïsoleerde hobby. De jongeren die mee zijn naar Parijs zijn veelal de enige in hun klas of zelfs de enige op hun hele school die orgelspelen. Het is een belangrijke reden dat veel orgelspelende tieners hun hobby stopzetten. Met de excursies wil Ouwerkerk ervoor zorgen dat ze hun interesse met leeftijdgenoten kunnen delen. Het werkt: zoals voetballers praten over spelstrategie, baltactiek en beste spelers, gaan de gesprekken in de bus naar Parijs over registratiekeuzes, componisten en de mooiste orgels. „Je voelt je net een piloot”, klinkt het van helemaal achterin, doelend op de tientallen registerschakelaars die een organist soms voor zich heeft.
Zacht vind ik eigenlijk het mooist: een holpijpje of zo, of de zachte tongwerken
Opvallend is dat alle deelnemers jongens zijn. Tussen de bijna zestig jonge organisten die StayTuned.nu sinds de start in 2022 bereikte met dagexcursies binnen Nederland zat wel af en toe een meisje. Ouwerkerk: „Het ontbreekt nog een beetje aan vrouwelijke rolmodellen. In Nederland is het orgelwereldje in tegenstelling tot veel Aziatische landen nog erg masculien.”
Een oplossing voor het werven van meisjes, maar vooral van kinderen in het algemeen, ziet hij in het opzetten van maatschapjes tussen docenten van de verschillende klavierinstrumenten om kinderen een brede klavierles aan te bieden. „Dan spelen alle kinderen standaard een of twee jaar lang zowel piano, keyboard, klavecimbel als orgel. Dan heb je ‘de kerk’ niet meer nodig om op het idee te komen orgel te gaan spelen.” De excursies voor tieners zijn voor Ouwerkerk een stukje van een droom om een doorlopende leerlijn te creëren, van de allerjongsten tot jonge professionals van dertig jaar. „Ik heb zelf een mooie loopbaan. Nu wil ik iets nalaten zodat het orgel over vijftig jaar ook nog bestaat. Tegen de tijd dat die leerlijn gerealiseerd is, ben ik allang met pensioen of ben ik er zelfs al niet meer. Maar het instrument is dat waard.”
Sommige deelnemers houden het orgelspelen graag als hobby. Anderen denken erover om er hun werk van te maken en vinden een welkome gesprekspartner in orgelstudent Alexander de Bie (24), die een halfjaar in Parijs heeft gestudeerd en de groep deze week vergezelt. Deelnemer van het eerste uur Menno Teekens (17) heeft zijn keuze al gemaakt: onlangs is hij aangenomen voor de vooropleiding orgel aan het Conservatorium van Amsterdam, waar hij vanaf september les zal krijgen bij Nederlandse Muziekprijswinnaar Laurens de Man. In de tussentijd werkt hij vier dagen per week bij een orgelpijpenmakerij. „Wel indrukwekkend hè, dat ding?”, zegt hij maandagavond in een burgertentje vlak bij de Église Saint-Eustache. In de enorme, uitgestorven gotische kerk speelde hij zojuist op een van de grootste orgels van Frankrijk: vijf klavieren, 101 registers en ruim achtduizend pijpen, en toevallig van Nederlandse makelij.
Menno heeft een verrassende verklaring voor zijn orgelpassie. „Mijn moeder heeft tijdens de zwangerschap heel veel orgelmuziek geluisterd. Niet dat ze nou zó veel van orgel hield, maar toen had ze er gewoon zin in. Bij de andere kinderen heeft ze het niet gedaan. Ik ben de enige in het gezin die helemaal weg is van orgel. Alleen mijn vader speelt ook een beetje.”
Hij laat een foto zien van een tweejarig jochie dat met zijn vader achter een elektrisch huisorgel zit. „Kijk, hier was ik nog lief, want vaak als hij aan het spelen was, ging ik over de pedalen kruipen.” Naast zijn ‘eigen’ orgel, die van de Grote Kerk in Nijkerk („het mooiste orgel van Nederland, vind ik natuurlijk”), heeft Menno al op „een hele hoop” verschillende orgels gespeeld. „De klank verschilt overal heel erg tussen verschillende orgels en dat vind ik leuk. Elk orgel heeft ook z’n eigen mankementjes. Daarnet deed-ie het ook niet altijd even goed. Met die moeilijkheden moet je leren omgaan en dat vind ik juist hartstikke leuk.”
Het orgel in de Paleiskapel in Versailles.
Foto Valentina Camu / Divergence
Ook pianisten zijn nadrukkelijk welkom bij de orgeltripjes. Zo ook Daniël van der Merwe (17). Hij werd nog niet zo lang geleden een keer meegevraagd naar een StayTuned.nu-bijeenkomst door zijn vriend Geert Dekker (15), die al twee jaar orgelspeelt. „Hij is wel heel goed”, zegt Daniël, die even moet nadenken hoe lang hij nu zelf orgelles heeft: twee-en-een-halve maand. „Parijs was een mooi excuus om op les te gaan.” Oefenen doet hij op de piano en soms op het traporgel thuis bij Geert. Wat vindt hij leuk aan orgelspelen? „Oh veel dingen! Bij orgel heb je natuurlijk verschillende klavieren en pedalen, dat vind ik leuk. En bij piano heb je eigenlijk maar één geluid, maar bij orgel heb je echt prachtige geluiden, heel veel verschillende soorten.”
Wat die verschillende geluiden betreft is de groep in Parijs in een ware snoepwinkel terechtgekomen. De excursie voert langs acht verschillende orgels: behalve die van de paleiskapel van Versailles en de Saint-Eustache ook de orgels van de kathedraal van Versailles en de Parijse kerken Saint-Gervais, Saint-Sulpice, Saint-Étienne-du-Mont, La Trinité en La Madeleine.
Zacht vind ik eigenlijk het mooist: een holpijpje of zo, of de zachte tongwerken
Ook de Notre-Dame stond op het wensenlijstje. Maar omdat het bisdom na de rampzalige brand van 2019 niet zo happig was op de aanwezigheid van groepen buiten openingsuren, ging dit legendarische orgel aan hun neus voorbij. Maar dan nog: deze week klinkt een overvloed aan klanken in de muziekstukken en improvisaties waarmee acht Parijse toporganisten hun instrumenten demonstreren – van fonkelend gefluister, zacht gezoem en mystiek gemurmel tot rappe loopjes, daverende akkoorden, de jubelende grand jeu (de Franse benaming voor een heldere, majestueuze orgelklank), en alles daartussenin.
Typisch Franse orgels
Waarom een excursie naar Parijs als Nederland zelf zo veel mooie orgels kent? Dat zit ’m in de grote verschillen in historische orgelbouw tussen verschillende landen, vertelt mede-organisator Jeroen Koopman (35, geen familie van Ton Koopman) tijdens een metroritje. Zo maakte de negentiende-eeuwse orgelbouwer Cavaillé-Coll typisch Franse orgels, waarvan er in Nederland maar vijf staan.
„Vroeger had je een typische Italiaanse auto, een typisch Duitse auto, enzovoorts. Nu is het door de internationalisering allemaal een beetje hetzelfde geworden. Vroeger was het ook zo verschillend met orgels. Juist die historische orgels zijn heel bijzonder. Het is ontzettend interessant om niet alleen die van Nederland, maar ook die uit andere landen te horen. Bepaalde muziek komt daarop beter tot z’n recht. – Oh, hier moeten we eruit jongens!”
In de kathedraal van Versailles staat een orgel waarvan het front doet denken aan een adelaar die zijn vleugels spreidt. Het donkerbruine hout zit zo dicht tegen de muren en gewelven aan dat het net lijkt alsof hij uit de kerk los wil breken. Als alle registers open gaan, buldert het instrument van jewelste: waar je ook staat in de kerk, je oren gaan er geheid van rinkelen.
Zo veel mogelijk herrie maken, zit daar ook een deel van de aantrekkingskracht voor deze club jongens? Minder dan je zou denken. Hard is niet per se waar je voor gaat, zeggen meerdere deelnemers. Dat beaamt ook Gelf Pesman (12), bij wie vlotte stukken „met barokke fringeltjes” favoriet zijn. „Ik ben niet zo erg van het hard. Mijn leraar Ab [Weegenaar, stadsorganist van Kampen] is ook van de zachtheid, hij wordt helemaal gek van hard. Zacht vind ik eigenlijk het mooist: een holpijpje ofzo, of de zachte tongwerken.”
Woensdag in de late namiddag davert er een imposant slotakkoord uit het kathedraalorgel. Het lijkt deze dag vol indrukken te bezegelen: enkele ouders die in de buurt op de camping staan en een kijkje kwamen nemen, vinden het wel mooi geweest voor vandaag. Maar de orgeltieners zijn niet bij de klavieren weg te slaan. Steeds piepen er weer andere hoofden uit boven de balustrade hoog in de kerk. Bovendien staat er beneden in het schip van de kerk nog een kleiner formaat koororgel dat ook hun interesse heeft. Een uur later dan gepland druppelt de groep weer de bus in, op weg naar een regenachtig Parijs. De Eiffeltoren en de Arc de Triomphe moeten tenslotte ook nog bekeken worden.
Lees ook
Luisteren naar Messiaen en kleuren zien op het kerkorgel
Tweede Kamerlid Agnes Joseph verlaat de NSC-fractie voor die van BBB. Joseph treedt per direct toe tot de BBB. Op de kieslijst van die partij komt ze bij de komende Tweede Kamerverkiezingen in oktober op de achtste plaats, zo is woensdagavond bekendgemaakt.
Joseph verwierf als NSC-Kamerlid vooral bekendheid tijdens de pensioendebatten. Ze wilde via een amendement regelen dat er meer inspraak van burgers zou komen voor de overgang naar een nieuw pensioenstelsel. Dat voorstel werd nipt weggestemd.
Met haar plan ging Joseph in tegen het pensioenbeleid van partijgenoot en minister van Sociale Zaken Eddy van Hijum. Door de onenigheid over het pensioenstelsel binnen de partij besloot Joseph zich eerder al niet verkiesbaar te stellen. Daarbij speelde ongetwijfeld mee dat Van Hijum de lijsttrekker van NSC is bij de komende verkiezingen.
Lodders
De toevoeging van Joseph aan BBB is de tweede overgang in korte tijd. Dinsdag werd bekend dat voormalig VVD-Kamerlid Helma Lodders de overstap maakt naar de partij van Caroline van der Plas. Lodders wordt lijstduwer bij BBB. Ze zegt haar lidmaatschap bij de VVD op vanwege een ander persoonlijk standpunt over het landbouw- en stikstofbeleid.
Lodders zat van 2010 tot 2021 in de Kamer namens de VVD. Na haar Kamerwerk werd ze lobbyist voor de brancheorganisatie voor aanbieders van kansspelen en de vereniging voor veetransporteurs.