Zwemster Tes Schouten is vooral dankzij haar sterke tijd „echt blij” met de zilveren WK-medaille die ze dinsdag veroverde op de 100 meter schoolslag. Het 23-jarige talent dacht van tevoren niet al te veel waarde te hechten aan een podiumplek op het matig bezette toernooi in Doha, maar zag dat ze met haar 1.05,82 „ook iets kan richting Parijs”, verwijzend naar de Olympische Spelen van komende zomer.
Schouten werd op de vorige WK nog tiende op dit nummer. Zes van de negen zwemsters die haar toen klopten, kozen ervoor dit toernooi over te slaan. Titelverdedigster Ruta Meilutyte uit Litouwen en de Zweedse nummer 7 Sophie Hansson werden al in de voorrondes uitgeschakeld. Schouten: „Die hadden eigenlijk op het podium moeten staan en dat is ze niet gelukt, dus ja. En over tien jaar is er niemand die denkt: oh, die was er niet en die was er niet.”
Lange slag
De Bodegraafse was niet helemaal tevreden over haar optredens in de voorrondes en schaafde haar techniek voor de finale bij. „Gisteren zwom ik iets te gehaast. Dus vanmorgen en vanmiddag ging de volle focus op weer die lange slag pakken, waarmee ik vorig jaar ook mijn persoonlijk record zwom. En daar ging ik wel een stukje sneller mee”, zei Schouten lachend over haar tijd, die dicht in de buurt kwam van haar Nederlands record van 1.05,71.
Schouten kreeg daarmee ook de bevestiging dat ze er goed voor staat richting de Spelen, haar belangrijkste doel van het jaar. „Ik ben blij dat deze tijd nu al is gelukt. En ik hoop dat ik in de komende maanden gewoon nog wat kan verbeteren.” De Chinese Qianting Tang was in de finale nu nog duidelijk te sterk (1.05,27).
Ook in Doha moet het mooiste voor de onder Mark Faber trainende zwemster mogelijk nog komen. Vrijdag staat de finale van de 200 meter schoolslag op het programma, het nummer waarop ze vorig jaar in Japan haar eerste WK-medaille veroverde (brons). „Daar heb ik altijd iets meer vertrouwen in en het is meer mijn ding, dus daar kijk ik ook heel erg naar uit.”
Het zilver van Schouten was na het goud van de estafettevrouwen op de 4×100 meter vrije slag de tweede Nederlandse medaille op de langebaan in Doha. Op de afgelopen WK in Japan was de eindopbrengst één keer zilver en twee keer brons. (ANP)
De milieuvergunning van varkensboer Pieter Haenen in Sevenum wordt ingetrokken. Dat heeft het college van burgemeester en wethouders van de Noord-Limburgse gemeente Horst aan de Maas dinsdag besloten. Met het besluit zet de gemeente een reeks bizarre gebeurtenissen op het gemeentehuis recht, die voor de buurt aanleiding waren om vals spel te vermoeden.
Het college voert als argument voor de intrekking aan dat de stallen van Haenen aan de Kleefsedijk 9 niet aan de eisen voldoen, en dat er al vijf jaar geen varkens meer worden gehouden.
Lees ook
Het raadsel van Horst: is boer Haenen twintig jaar geleden een megavarkensstal beloofd?
Afgelopen dinsdag publiceerde NRC over de controverse rond de komst van de megavarkensstal aan de Kleefsedijk in Sevenum. De buurt, verenigd in de ‘werkgroep Kleefsedijk’, streed bijna twintig jaar tegen de bouw van de stal door boer Haenen.
Rol provincie
De gemeente wilde de stal niet, maar de provincie bleef zich inzetten voor de plannen. De boer liet zich in zijn procedures bijstaan door een oud-gedeputeerde van de provincie, de CDA’er Ger Driessen, en een oud-wethouder van de gemeente, de CDA’er Leon Litjens, die beiden optraden als zijn adviseur. De gang van zaken deed de buurt vermoeden dat de boer ooit een stal was toegezegd toen hij grond moest verkopen voor de komst van een groot logistiek-industrieel terrein, Greenport.
Gebeurtenissen in 2021 versterkten het wantrouwen in de lokale overheid bij omwonenden. In dat jaar nam de gemeente een besluit over een verzoek tot het intrekken van de milieuvergunning van de boer. De gemeente verwisselde in een officiële publicatie een huisnummer, en nam een tegenovergesteld besluit dat niet bekend werd gemaakt. Pas jaren later kwam de buurt erachter dat de boer nog steeds een geldige vergunning had. De gemeente kon niet reconstrueren wie er verantwoordelijk was voor de vreemde gebeurtenissen.
Door de verwisseling en de publicatie van het verkeerde besluit kon de boer zijn plannen voortzetten. Vorig jaar diende Haenen een nieuwe aanvraag in voor de bouw van een stal.
De gemeente moet nog een besluit nemen over die aanvraag. Wethouder Robert Martens (ruimtelijke ordening, D66) laat aan de telefoon weten dat Haenen, nu hij zijn vergunning kwijt is, een aanvraag moet doen voor een “compleet nieuwe inrichting”, waar zwaardere eisen aan zijn verbonden.
Nu Gaza aan de rand staat van massale hongersnood, maar Israël de voedselhulp blijft tegenhouden aan de grens, groeit de frustratie in de diplomatieke wereld. „We zijn van het ene verachtelijke dieptepunt in het andere gevallen en de geschiedenis zal hier niet lichtvaardig over oordelen. Over wat we hebben gedaan, en vooral over wat we niet hebben gedaan”, schreef Jaco Beerends, Nederlands diplomaat in Ramallah, vorige week op LinkedIn.
In EU-verband is er wel gesproken over maatregelen tegen Israël. Deze week tekenden 21 EU-lidstaten en negen andere landen een open brief waarin ze zich uitspreken tegen „de druppelsgewijze toegang van hulp en het onmenselijke doden van burgers”. Eerder onderzocht de Europese Commissie, op voorstel van de Nederlandse buitenlandminister Caspar Veldkamp (NSC), of Israël met de oorlog in Gaza de voorwaarden van het EU-associatieverdrag schendt. Toch leidde dat niet tot concrete actie. De Europese buitenlandchef Kaja Kallas gebruikte de uitkomst van het onderzoek als drukmiddel op Israël om meer hulp toe te laten, maar ook dat mocht tot dusver niet baten.
Hoewel Kallas dinsdag in een fel bericht op X schreef dat „alle opties op tafel blijven liggen als Israël zijn beloften niet nakomt”, bestaat er weinig hoop dat de EU op korte termijn stappen zal ondernemen. Voor veel maatregelen is unanimiteit of een grote meerderheid vereist, maar die ontbreekt omdat een kleine groep Europese landen, aangevoerd door Duitsland, actie tegen Israël blijft blokkeren.
Houden de mogelijkheden daarmee op? Hoewel de EU als blok en belangrijkste handelspartner de grootste invloed op Israël zou kunnen uitoefenen, kunnen lidstaten ook afzonderlijk druk opvoeren, zegt advocaat en sanctierechtspecialist Heleen over de Linden. Ook minister Veldkamp zei meermaals nationale maatregelen tegen Israël te overwegen. Maar wat kunnen Nederland en andere lidstaten zelfstandig doen? NRC zet de mogelijkheden op een rij.
Een arts controleert de ondervoede Jana Ayad, in een ziekenhuis in Deir al-Balah. Foto Mohammed Salem/Reuters
1. Wapenembargo
De meest voor de hand liggende, en wellicht meest impactvolle maatregel is het instellen van een wapenembargo, zegt Over de Linden. Europese lidstaten gaan zelf over de wapens die ze kopen en verkopen aan Israël. Binnen Nederland is daar al een aantal keer commotie over geweest: zo leverde Nederland onderdelen voor F-35’s, tot de rechter dat verbood. De staat ging tegen die beslissing in cassatie, de uitspraak daarvan wordt later dit jaar verwacht. Deze week was er een ontwikkeling in de discussie rondom de motie-Piri, waarin GroenLinks-PvdA-Kamerlid Kati Piri opriep tot een „tijdelijk, volledig wapenexportverbod”. Dat leidde tot ophef, omdat ze onderdelen voor het Israëlische luchtafweersysteem niet wilde uitzonderen. Deze week bleek dat Nederland helemaal geen onderdelen levert voor de Iron Dome, maar slechts als doorvoerland fungeerde.
„Buitenlandminister Veldkamp kan wapenexport met een ministeriële regeling stopzetten. Er is een vergunning nodig voor wapenexport, die kan hij verbieden”, zegt Over de Linden. Volgens de sanctie-deskundige is het bij zo’n exportverbod belangrijk om in de gaten te houden of de bedrijven die deze wapens maken geen andere routes vinden om hun producten alsnog te verkopen. „En er moet een end-user verklaring komen, zodat andere landen niet in Nederland wapens kunnen kopen om vervolgens door te verkopen aan Israël.”
Veldkamp zou dus kunnen beslissen de wapenverkoop aan Israël aan banden te leggen. Hetzelfde geldt voor de uitvoer van dual-use goederen: producten zoals computersystemen en halfgeleiders, die zowel een civiele als militaire functie kunnen hebben. De vraag is of hij dat ook gaat doen. Daarbij speelt mogelijk mee dat Veldkamp de wapenimport uit Israël niet in gevaar wil brengen. De wapens die Nederland invoert zijn belangrijk voor de modernisering van de Nederlandse krijgsmacht, zoals de twintig PULS-artilleriesystemen.
Lees ook
Nederland blijft Israël F-35-onderdelen leveren ondanks waarschuwing schending oorlogsrecht
2. Economische sancties
Het is voor Europese lidstaten lastig om als afzonderlijk land economische sancties op te leggen: handelsafspraken worden op EU-niveau gemaakt. Individuele lidstaten mogen volgens EU-verdragen goederen en diensten alleen in uitzonderlijke gevallen verbieden als die het publiek belang schaden.
Daarbij komt een praktisch bezwaar, zegt Over de Linden: „Losse maatregelen zijn haast niet te handhaven in onze douane-unie, met een gezamenlijke buitengrens.” Producten die voor Nederland bestemd zijn kunnen aan Nederlandse regels worden getoetst als ze de EU binnenkomen, maar inkopers die in Nederland verboden producten kopen in andere Europese landen zijn moeilijk tegen te houden.
Toch is daar wel een oplossing voor te bedenken. Zo stemt Ierland dit najaar over een wetsvoorstel van de regering dat handel verbiedt in goederen die zijn geproduceerd in illegale Israëlische nederzettingen in Palestijns gebied. Om het risico te ondervangen dat producten uit bezette gebieden via andere EU-landen Ierland toch binnen zouden komen, voorziet het wetsvoorstel in tweeledige handhaving, zegt Conor O’Neill – woordvoerder van de nationale campagne rondom het wetsvoorstel.
„Niet alleen de invoer van producten uit illegale nederzettingen naar Ierland wordt verboden, ook de verkoop ervan in supermarkten. Douane-ambtenaren krijgen de bevoegdheid om die goederen in beslag te nemen uit een supermarktschap.” Dat laatste is volgens O’Neill al mogelijk bij andere producten die niet mogen worden verkocht in Ierland, zoals namaak-voetbalshirts en vuurwerk.
Voor de juridische onderbouwing van het invoerverbod verwijst de Ierse regering naar een uitspraak van het Internationaal Gerechtshof vorig jaar. Dat stelt dat landen verplicht zijn zich te onthouden van handelsbetrekkingen met Israël als die de aanwezigheid van het land in de bezette Palestijnse gebieden „zou kunnen verankeren”. Om die uitspraak na te leven, stelt de regering dat ze mogen afwijken van gemeenschappelijk Europees handelsbeleid.
In Nederland worden bedrijven formeel al jaren „ontmoedigd” om economische relaties te onderhouden met Israëlische bedrijven die opereren in nederzettingen in bezet gebied, maar in de praktijk bleek dat ontmoedigingsbeleid vaak mild. Veldkamp kondigde deze maand aan het beleid beter onder de aandacht te brengen, onder andere op de website van de Nederlandse ambassade in Tel Aviv.
Lees ook
Nederlands ‘ontmoedigingsbeleid’ voor handel met Israël: ‘Het is in feite een rookgordijn’
3. Erkenning Palestijnse staat
Het is vooral een symbolische stap, maar Europese landen zouden de Palestijnse staat kunnen erkennen, zoals Spanje, Ierland en Noorwegen vorig jaar deden. Acht andere lidstaten, waaronder Zweden en Hongarije, namen die stap jaren geleden al. De Ierse premier Simon Harris noemde de erkenning een „boodschap aan de wereld dat er praktische acties zijn die je als land kunt nemen om de mogelijkheid van een tweestatenoplossing levend te houden in een tijd waarin anderen proberen deze de vergetelheid in te bombarderen”.
De discussie over het erkennen van een Palestijnse staat speelt ook elders. Zo wordt de Britse premier Keir Starmer door een deel van zijn kabinet onder druk gezet om over te gaan op de onmiddellijke erkenning van Palestina, schreef The Guardian dinsdag. Volgens de Britse minister van Volksgezondheid Wes Streeting moet de regering die stap nemen „nu er nog Palestijnse staat bestaat om te erkennen”. Eerder deze maand deden 59 Kamerleden van Starmers Labour-partij die oproep ook in een open brief.
Die brief volgde op een oproep van de Franse president Emmanuel Macron. Frankrijk zelf heeft de Palestijnse staat nog niet erkend, maar Macron probeerde de afgelopen maanden momentum te creëren voor de gezamenlijke erkenning door een grote groep landen. Volgende week leidt Frankrijk, samen met Saoedi-Arabië, een conferentie over de tweestatenoplossing. Er wordt gespeculeerd dat Frankrijk de erkenning dan formaliseert.
Nederland erkent de Palestijnse staat niet, maar steunt de toekomstige erkenning ervan als onder deel van een Israëlisch-Palestijns vredesproces en een tweestatenoplossing.
Nederland steunt een tweestatenoplossing, en is dus voor de toekomstige erkenning van een Palestijnse staat, mits het onderdeel is van een Israëlisch-Palestijns vredesproces. Veel westerse landen delen dat standpunt.
Naast erkenning van de Palestijnse staat kunnen landen hun onvrede over de operatie van Israël in Gaza ook tonen door zich aan te sluiten bij de genocidezaak van Zuid-Afrika bij het Internationaal Gerechtshof. Dat hebben Europese landen nog niet massaal gedaan, maar België, Spanje en Ierland hebben vorige zomer wel gezegd een verzoek daartoe in te dienen.
Palestijnen dragen de in lijkwaden gewikkelde lichamen van mensen die zijn gedood bij Israëlische aanvallen. Foto Bashar Taleb/AFP
4. Inreisverboden
Een laatste optie die in Brussel achter de schermen rondgaat, is het invoeren van inreisverboden tegen specifieke personen. Slovenië was vorige week de eerste EU-lidstaat die besloot op dit punt zelf maatregelen te treffen. De extreemrechtse Israëlische ministers Itamar Ben-Gvir (Nationale Veiligheid) en Bezalel Smotrich (Financiën) zijn tot persona non grata verklaard en mogen het land niet betreden. Tanja Fajon, de Sloveense minister van Buitenlandse Zaken, zei dat Slovenië met deze stap een duidelijke boodschap wil afgeven: „Het doden van onschuldige burgers in Gaza moet stoppen.”
Over de Linden wijst erop dat het Schengenverdrag inreisverboden lastig maakt. „Je kunt op Schiphol een lijst neerleggen en mensen tegenhouden, maar via België of Duitsland kunnen ze dan toch het land binnenkomen.” Dat doet denken de Turkse minister van Familiezaken die in 2017 geen toestemming kreeg om naar Nederland te komen omdat ze hier campagne wilde voeren, maar vanuit Duitsland alsnog naar Rotterdam reisde.
De uitvoerbaarheid van een verbod is dus lastig, zeker als het om meer personen gaat. Toch is zo’n inreisverbod een belangrijk signaal, zegt Over de Linden. „Onderdeel van de Europese sancties tegen Rusland is ook dat de tegoeden van deze personen bevroren worden. Daar zouden Israëlische ondernemers ook gevoelig voor zijn, zeker als ze vennootschappen hebben op de Zuidas.” Of Nederland dat zelf kan doen, betwijfelt Over de Linden. De huidige Nederlandse wetgeving is niet ingericht om unilaterale sancties op te leggen.
Lees ook
dit commentaar van NRC: Bestuurders hebben de plicht het gevoel van machteloosheid over Gaza een stem te geven
In de vroege jaren zestig van de vorige eeuw liep er in Amsterdam-Zuid een jongetje over straat. Het was krap vijftien jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog, er leefden volop Joodse mensen in zijn buurt en het jongetje was door zijn moeder in een Lederhose de deur uitgelaten. Want de moeder van het jongetje was van Duitse komaf. Het jongetje heette Detlev, zijn naam schalde op z’n Duits door de buurt: Déééétlev. Zoals thuis alles er op z’n Duits aan toeging – zeker nadat zijn Nederlandse vader het gezin had verlaten.
Detlev van Heest is inmiddels bijna zeventig, maar is zich altijd Duits blijven voelen. Of in elk geval: geen Nederlander. Hij groeide op in Nederland, studeerde er ook, werkte er (hij gaf les aan een universiteit en werkte voor een aantal kranten), tot hij in de jaren negentig naar het verre Japan vertrok, daarna een aantal onzalige jaren in Nieuw-Zeeland doorbracht en pas na zijn vijftigste weer naar Nederland terugkeerde. Omdat zijn huwelijk daar aan de andere kant van de wereld op de klippen was gelopen en ook zijn journalistieke carrière op een dood spoor was beland moest hij zich – opeens – in zijn eentje met heel eenvoudig werk in een heel eenvoudig milieu staande zien te houden: hij werd parkeerwachter in Hilversum.
’s Avonds schreef hij. Eerst drie boeken over zijn avonturen in den verre – De verzopen katten en de Hollander (2010), Pleun (2010) en Het verdronken land (2011) – en een kleine vijftien jaar later de zowel in omvang als kwaliteit indrukwekkende boeken Parkeren in Hilversum (2024) en het dit jaar verschenen De resten van een mens. Met die laatste twee titels heb je bijna 1400 bladzijden schoon aan de haak in handen. Schrijnende, maar ook uitermate geestige autobiografische bladzijden over Van Heest als uitbater van bonnen, maar ook als aftakelende, wankele man op leeftijd die af en toe zijn bizarre familie in Duitsland opzoekt, die bevriend is met Lousje, de weduwe van zijn schrijfheld J.J. Voskuil en die op zeker moment in contact komt met Emma Paulides, een – inmiddels overleden – vrouw wier dochter op jonge leeftijd werd vermoord. Alhoewel Van Heest benadrukt dat De resten van een mens geen Parkeren in Hilversum deel twee is, heeft hij wel het idee dat hij met deze twee boeken eindelijk Nederlander ‘is’. „Ik heb veel tijd in Nederland doorgebracht, maar me altijd de mindere gevoeld en ben altijd bang geweest voor germanismen. Ik was voorzichtig in mijn taalgebruik en zocht alles op. Mijn tevredenheid zit hem er nu vooral in dat ik in alle bescheidenheid kan zeggen dat dit goede Nederlandstalige boeken zijn. En dat niemand meer denkt: dat is éígenlijk een man die Duits denkt, dat is eigenlijk een mof in schaapskleren.”
In uw laatste twee boeken beschrijft u uw leven na uw vijftigste. Het leest alsof u voor de leeuwen werd geworpen.
„Het was 2008 toen ik als alleenstaande man naar Nederland terugkeerde. Mede doordat we toen die bankencrisis hadden, was het lastig om betaald werk te vinden. Ik heb als telefonist voor de Postcode Loterij gewerkt, ik heb voor de klas gestaan, heb bij de Partij voor de Dieren gesolliciteerd, maar ben uiteindelijk parkeercontroleur geworden. Want in die sector was werk – werk dat niemand wilde doen. Ik bevond me opeens in een ruig milieu, na de eerste halve eeuw toch in vrij beschermde omstandigheden te hebben geleefd. Ik werd als controleur op straat uitgescholden, doodgewenst zelfs en mijn collega’s waren stuk voor stuk mensen van lage maatschappelijke komaf, waaronder veel van allochtone komaf die het Nederlands niet goed beheersen en die in deze baan waren beland waarin weinig van ze gevraagd werd.”
Wanneer wist u: hier zit een boek in?
„Het werk heeft me de ogen geopend. Je komt opeens in een wereld terecht die heel anders is en die veel van je vraagt, want het was geen fijne tijd. Voskuil, die toen nog leefde, was zelfs bang dat ik op zeker moment overhoop gestoken zou worden door zo’n doorgedraaide automobilist. Maar op een gegeven moment wist ik: het lukt me, ik kan me staande houden hier, ik ga dit overleven. Toen ontstond er ruimte om te gaan schrijven. Maar niet onmiddellijk, dit had afstand nodig.”
Maarten ’t Hart begon er laatst in een video ook al over hoe knap het wel niet is dat u al die voorvallen en vooral gesprekken van weleer zo tevoorschijn tovert op papier.
„Het wonderlijke is dat ik bij het schrijven van Parkeren in Hilversum helemaal niet kon putten uit dagboekaantekeningen, want die maakte ik in die eerste periode niet. Ik kon wel terugvallen op de brieven die ik aan Voskuil had verstuurd. Daar stond vrij veel in. Voor De resten van een mens had ik meer aantekeningen. Vooral gesprekken die ik had genoteerd, want ik ben een groot liefhebber van het gebruik van dialogen in een boek.”
Officieel is dit autobiografische literatuur, maar dan wel autobiografische literatuur met veel oog voor anderen.
„Dat nieuwe werk gaf me de mogelijkheid om een milieuschets te maken, een portret van onderaf. Zo’n collega als Bercolo laat ik in de boeken in totaal wel 250 pagina’s aan het woord. Ik ben daar de uitgeverij ook ontzettend dankbaar voor, dat ze niet tegen me gezegd hebben dat er wel 300 pagina’s uit konden, want zo kreeg ik de kans om toch vrij volledige portretten van zulke mensen te maken. En dat verdient zo’n goeiige jongen als Bercolo ook, want alleen zo kun je ook meer van hem laten zien dan zijn zieligheid. Kijk, het is natuurlijk een beetje een raar figuur, maar hij was wel goed in zijn werk en is alleen maar met onze werkgever in conflict gekomen omdat hij een keer in z’n onderbroek naar het station was gefietst omdat het zo heet was.”
U overkwam iets vergelijkbaars. Ook u was geknipt voor dat werk, maar lag toch steeds overhoop met uw meerderen.
„Zowel in Hilversum als in Noordwijk, waar ik later belandde, liet de gemeente dat werk uitvoeren door een commercieel bedrijf. En dat sprong genadeloos om met werknemers. Zo’n Bercolo, die is echt de WAO ingepest. Of de jongen die in het boek Faroek heet, die is door alle stress in een psychiatrische kliniek beland. Dat is godgeklaagd en dat heb ik willen tonen. Zó gaan we in Nederland dus blijkbaar met mensen om.”
En u was te fanatiek.
„Op 11 procent van de parkeerbonnen volgt een bezwaarschrift en vele daarvan belanden bij de gemeente. Dus daar zit een ambtenaar en die ergert zich dood als er veel bonnen worden uitgeschreven, want die krijgt 1 op de 9 ervan weer op z’n bord.”
U bent inmiddels gepensioneerd. Hebben uw oud-collega’s uw boeken ook gelezen?
„Niet dat ik weet. Ja, ik hoorde van iemand dat een oud-leidinggevende vond dat ik nooit parkeercontroleur had mogen worden omdat ik auto’s haat. Hahaha! Hij vond het schandalig dat ik dat werk jarenlang met een verborgen agenda had gedaan.”
In De resten van een mens is een grote rol weggelegd voor Emma Paulides, die nooit herstelde van de moord op haar dochter. Heeft u getwijfeld of u haar kon opvoeren?
„Wel over hoe ik dat zou doen. Ik heb bij al die andere mensen, inclusief mezelf, natuurlijk fictie bedreven. Je laat opmerkingen weg en voegt opmerkingen toe, je verandert de namen van mensen, noem maar op, maar Emma heb ik zo natuurgetrouw mogelijk willen opvoeren. De anderen spreken gepolijst, maar zij spreekt juist verbrokkeld, onsamenhangend, ze komt steeds weer op hetzelfde punt uit, namelijk op die dochter die ze is kwijtgeraakt.”
Met haar heb je daardoor als lezer enorm te doen. Maar over uw eigen geluk, of het gebrek eraan, bent u weinig mededeelzaam.
„Ik hou al niet van zelfbeklag, maar als je zo iemand als Emma in een boek opvoert, iemand die zo’n zwaar leven heeft geleid, dan moet je je eigen lot helemaal niet gaan overdrijven, vind ik.”
Dat is dan het zelfbeklag, maar aan zelfkastijding, zo niet zelfhaat, doet u ruimschoots. Een waardeloos stuk drek, noemt u zichzelf bijvoorbeeld.
„Ik schrijf hard over mensen en ik vind dat je dat alleen kunt doen als je dat ook bij jezelf doet. Boeken waarin een schrijver negatief is over anderen maar zichzelf niet meeneemt, die vind ik onleesbaar.”
Heeft u enig idee waar dat negatieve mensbeeld vandaan komt?
„Zeker. Ik zit al vanaf mijn kindertijd vol met angsten. Alles was gefährlich, tot fietsen op een driewieler aan toe. Ik stap nu nog niet op een putdeksel omdat die naar beneden kan klappen. Ik loop niet langs een steiger omdat ik denk: daar valt straks een hamer naar beneden. Ik maak voortdurend een risicoanalyse die nergens op slaat, want als je verder loopt en omkijkt is er geen hamer naar beneden gekomen. Ik kan die angstige blik dus wel relativeren, maar heb er wel een pessimistisch mensbeeld door ontwikkeld, omdat je, worstelend met je eigen handicaps, een heel verwrongen beeld van de wereld krijgt.”
Critici, inclusief ikzelf, hebben u in het verleden voor een epigoon van Voskuil uitgemaakt.
„Die opmerking is inderdaad vaak gemaakt. Al vond ik het ook niet per se erg, want hij is een groot schrijver. In het Japans heb je de uitdrukking ‘dankzij uw edele schaduw heb ik dit volbracht’. Dat geldt dan misschien voor mijn eerdere boeken.”
U was in zijn ban?
„Ik ben nog tijdens de publicatie van Het bureau bevriend met hem geraakt. Ik voelde me uitverkoren. Het was een indrukwekkende man. Niet imposant, maar op een lieve manier. Mensen denken dat hij heel hard was, maar hij was juist heel zacht.”
En nu bezorgt u zijn dagboeken. Hoe is dat?
„Het is geweldig om te doen, want je ziet iets heel rauws. Voskuil schreef zijn dagboeken met de hand, had die omgezet in typoscript. Zoveel jaar na zijn dood zouden ze dan worden gepubliceerd, alleen had zijn vrouw Lousje die typoscripten al zitten lezen en er hele delen uitgeknipt omdat ze haar niet aanstonden. Alleen zo zouden die dagboeken volgens haar gepubliceerd mogen worden. ‘Ze heeft de sjeu eruit gehaald’, zei Voskuil eens tegen me. Alleen: Lousje heeft na het overlijden van haar man spijt gekregen van dat geknip. En nu lees en publiceer ik dus die originele, handgeschreven teksten. Het is zonde dat hij niet heeft geweten dat dit alsnog gepubliceerd wordt, maar het is heel fijn om dit voor hem te kunnen doen.”