Opinie | Waar blijven de stevige aanbevelingen van Van Rijn?

Ruim een jaar na de aankondiging is het rapport van de commissie-Van Rijn naar grensoverschrijdend gedrag bij de publieke omroep nu gepubliceerd. Hoewel zorgvuldigheid nooit onder mag doen voor snelheid, is dit een veel te lange periode voor het uitvoeren van een onderzoek. Maar beter laat dan nooit.

In grote lijnen waren er twee onderzoeksdoelen. In de eerste plaats om „een completer beeld te krijgen van verschillende gedragspatronen en de gevolgen daarvan” en te onderzoeken hoe dit „samenhangt met de organisatie van het werk en de manier waarop verantwoordelijkheden belegd zijn”, om in de tweede plaats „tot adviezen te komen om grensoverschrijdend gedrag, de kans daarop en de negatieve gevolgen binnen de landelijke publieke omroepen te verminderen”. In hoeverre is de commissie hierin geslaagd?

Terecht heeft de commissie gekozen voor het uitvoeren van een ‘belevingsonderzoek’, waarbij het niet gaat om het vaststellen van feiten en het zoeken naar een dader, maar waar (oud-)medewerkers uitgebreid hun ervaringen omtrent grensoverschrijdend gedrag kunnen delen. Zo’n soort onderzoek is niet alleen interessanter omdat „gedrag niet ontstaat in een vacuüm”, zoals de commissie schrijft, het is vooral belangrijker omdat we op deze manier zicht krijgen op de factoren die grensoverschrijdend gedrag mogelijk maken, wat ons aanwijzingen geeft over hoe we dit in de toekomst kunnen voorkomen. We kunnen een dader wel schuldig verklaren (en dat is soms ook goed), maar als we de organisatiestructuur en -cultuur intact laten, is de kans dat zijn of haar opvolger hetzelfde gedrag gaat vertonen te groot.

Gedetailleerd beeld

In ruim tweehonderd gesprekken, aangevuld met documenten en enquêtes met bijna tweeduizend respondenten heeft de commissie een breed, gedetailleerd en overtuigend beeld geschetst van de mate waarin grensoverschrijdend gedrag plaats heeft gevonden. Om het beeld verder in te kleuren heeft de commissie verschillende factoren onderzocht die grensoverschrijdend gedrag mogelijk maken of versterken, zoals de ervaren onzekerheid over aanstellingen, te hoge werkdruk, de verdeling van taken tussen de NPO en de omroepen en het wegkijken van verantwoordelijke bestuurders. Jammer is wel dat de lijst met geïnterviewde (oud-)medewerkers niet representatief is voor alle medewerkers van de publieke omroep, waardoor de conclusies alleen gelden voor de steekproef, en niet voor het geheel.


Lees ook
Rapport wangedrag bij NPO: toxisch leiderschap bij DWDD en wegpesten bij NOS Sport

Voorzitter Martin van Rijn presenteert zijn rapport over sociale veiligheid bij de NPO.

Tot zover het eerste deel. Hoe zit het dan met het tweede onderzoeksdoel, het formuleren van aanbevelingen om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen?

Hier is de commissie veel minder zorgvuldig te werk gegaan, alsof ze op het laatste moment nog even snel opgeschreven moesten worden. De aanbevelingen die na ruim honderd pagina’s onderzoek volgen bestaan uit platitudes („investeer in medewerkers”), open deuren („zorg dat melden loont”) en vage algemeenheden („doe normaal tegen elkaar”). Het zijn bovendien aanbevelingen die moeilijk gemonitord kunnen worden, die niet altijd logisch voortvloeien uit de conclusies van het onderzoek en waarbij voor de invoering geen enkel concreet tijdpad is voorgesteld.

De aanbevelingen zijn allemaal algemeen, terwijl het rapport juist concreet is. Want als je concludeert dat onzekerheid over aanstellingen de mogelijkheid tot grensoverschrijdend gedrag vergroot, en een te hoge werkdruk, en een te grote macht van presentatoren en bestuurders, waarom geef je dan geen aanbevelingen voor het zorgen voor vaste aanstellingen, voor het verlagen van de werkdruk, voor het afvlakken van hiërarchieën en het verantwoordelijk houden van de verantwoordelijken?

Backlash

Voor veel van de aanbevelingen zijn de medewerkers nu afhankelijk van de goede wil van de presentatoren en bestuurders; het is voor hen maar hopen dat ze „voorbeeldgedrag” gaan vertonen, dat hun „perspectief verbreed” wordt, dat men ‘normaal’ tegen elkaar gaat doen. Als we kijken naar de backlash die dit rapport heeft veroorzaakt in de vorm van bagatellisering en soms pure ontkenning van de ervaringen van slachtoffers door bekende presentatoren en omroepbazen, hebben wij hier weinig vertrouwen in.

Er moet iets fundamenteels veranderen in de hele structuur en de cultuur van de publieke omroep voordat we mogen verwachten dat grensoverschrijdend gedrag gestopt kan worden. De commissie-Van Rijn heeft de kans gehad hier een belangrijke aanzet toe te geven, maar heeft deze kans laten liggen.