Wie anders dan een Nederlandse wordt wereldkampioen veldrijden?

De Belgische omroeper heeft zondag moeite om niet in herhaling te vallen. Bij de wereldbekerwedstrijd veldrijden in Hoogerheide starten de beste acht vrouwen in het klassement vooraan en ze worden één voor één aangekondigd. Het begint met Manon Bakker, dan Inge van der Heijden, Leonie Bentveld, Puck Pieterse – „Óók zij komt uit Nederland”, klinkt het – en dan moeten Nederlands kampioen Lucinda Brand, regerend wereld- en Europees kampioen Fem van Empel – „Nog een Nederlandse dame” – en winnaar van de wereldbeker Ceylin del Carmen Alvarado nog volgen.

Zeven Nederlandse rensters op de eerste startrij op de Brabantse Wal; het is exemplarisch voor de sport. Het veldrijden bij de vrouwen is al jaren een Nederlands feestje: de laatste zes EK’s en laatste vier WK’s werden gewonnen door een Nederlandse, en dat geldt ook voor alle wereldbekerwedstrijden dit jaar. Bij het WK, zaterdagmiddag in het Tsjechische Tabor, is de Oranje-equipe torenhoog favoriet.

Bondscoach Gerben de Knegt wil een wereldtitel niet vanzelfsprekend noemen, maar geeft toe: „Als we niet winnen, zou er iets niet goed gaan.” Hij ziet de Nederlandse dominantie als resultaat van de inspanningen van de nationale wielerbond. „Wij zetten al heel lang vol in op het veldrijden bij de dames. Daardoor zijn er goede faciliteiten, veel trainingspunten waar je terecht kan. Er is een goede basis.”

Dat beaamt Sven Nys, de Belgische oud-wereldkampioen en teammanager van de Vlaamse ploeg Baloise-Trek Lions waar onder meer Lucinda Brand voor rijdt. „De Nederlanders lopen een paar jaar voor. Er is daar heel veel aandacht geweest voor meisjes op de fiets. Ze hebben in Nederland de afgelopen jaren veel meer kansen gehad om zich te ontwikkelen dan in België.”

In België is veldrijden een stuk populairder dan in Nederland, maar qua prestaties blijven de Belgische vrouwen achter. Waar het de laatste jaren aan ontbrak, zegt Nys, waren aansprekende kampioenen die als voorbeeld dienen voor een nieuwe generatie. België heeft er nu eindelijk weer een, zegt Nys. Lotte Kopecky, regerend wereldkampioen op de weg en de baan. „Stilaan zijn de Belgen met een inhaalmanoeuvre bezig, maar dat heeft tijd nodig.”

In Hoogerheide is niet te missen dat het veldrijden een Belgisch-Nederlandse aangelegenheid is. Het is uit een reeks van veertien de achtste wedstrijd die in een van beide landen wordt georganiseerd. De omroepers en vips spreken Nederlands, de sponsoren op de boarding komen uit Vlaanderen of Noord-Brabant, en dat geldt ook voor de meeste commerciële ploegen.

Alle Nederlandse en Belgische deelneemsters staan onder contract bij een van deze merkenteams. Dat geldt niet voor de meeste coureurs uit landen als de Verenigde Staten, Duitsland, Tsjechië of Canada. Veel van hen zijn naar Nederland gekomen met hun nationale federatie.

Mountainbiken

Veldrijden was lang een internationale sport, zegt Nys, ook Frankrijk, Zwitserland en Duitsland deden mee in de top. Dat veranderde toen het Internationaal Olympisch Comité (IOC) in 1996 besloot het mountainbiken olympisch te maken. „Toen zijn heel veel traditionele veldritlanden hun geld gaan investeren in de olympische discipline.”

Vanuit het buitenland wordt met ontzag gekeken naar de Nederlanders. „Ze zijn gewoon heel erg goed, good for them”, zegt de Canadese Maghalie Rochette. Volgens haar is het een groot voordeel voor de Nederlanders dat ze telkens tegen elkaar kunnen rijden. „Daardoor pushen ze elkaar continu om beter te worden.”

De Nederlandse vrouwen zien dat ook zo. „Je blijft tegen elkaar opboksen en je limiet opzoeken. Zo worden we ook steeds professioneler”, zegt Brand. Maar ze zijn niet bewust bezig met hun nationaliteit, zeggen ze. „Ik denk niet in landen, maar in personen die ik wil verslaan.”, zegt Pieterse. Van Empel: „Het is ieder voor zich.”

Van Empel heeft goed contact met buitenlandse rensters, zegt ze. Ze grappen samen wel eens over de Nederlandse dominantie. „Ze zien ons niveau en dat willen zij ook wel.” Maar dat is moeilijk haalbaar, zegt de Hongaarse Blanka Vas, die rijdt voor de Nederlandse ploeg SD Worx. „Hier is er een grote crosscultuur, in Hongarije kent niemand deze sport. Ik ben er door mijn vader mee begonnen.”

Precair evenwicht

Het veldrijden is continu op zoek naar een precair evenwicht: de sport wil dicht bij de Belgische en Nederlandse markt blijven, want daar zit het geld. Maar een internationaler imago is nodig om ooit een olympische status te verkrijgen. Het Nederlandse succes is leuk, maar er zit ook een keerzijde aan, zegt Brand. „Het is tricky, want zo lijkt het soms alsof het niet zo’n grote sport is en dat er niet op hoog niveau wordt rondgereden. Dat is een vertekend beeld.”

Nederlands kampioen Lucinda Brand.
Foto Iris van den Broek/ANP

Het veldrijden kan wel internationaler vinden de meesten. „Ik vraag me af hoe de Nederlanders zouden presteren als zij, net als ik, vier maanden per jaar van huis moeten zijn”, zegt de Canadese Rochette. „Ze hebben niet dezelfde emotionele, logistieke en financiële uitdagingen als ik.”

„Het lijkt soms wel korfbal”, zegt bondscoach De Knegt over de Nederlandse dominantie. Toch betwijfelt hij of er iets moet veranderen, wijzend op de spannende duels tussen de Nederlandse rensters. „Iedereen vindt die strijd mooi, dus ik vraag me af of het internationaler moet.”

De Belgische Laura Verdonschot sluit zich bij die woorden aan. „Het zou pas slecht zijn voor de sport als elke koers hetzelfde zou verlopen, zoals begin dit seizoen toen Fem [van Empel] steeds wegreed en met twee minuten voorsprong won. De laatste weken hebben we spannende koersen gezien.”

Je verandert de wedstrijdkalender ook niet zomaar, zegt De Knegt. „Veldrijden heeft financieel geen bestaansrecht om een brede sport te zijn.” Hij maakt zich eerder zorgen om de Nederlandse talenten die het niveau net niet aankunnen. „Voor hen is eigenlijk geen plek. Alleen de allerbeste coureurs kunnen leven van deze sport.”

Regelmatig kiezen talenten voor een carrière op de weg, daar zijn meer teams en betere contracten. De buitenlandse veldrijdsters die nu het beste mee kunnen, zoals Vas, de Britse Zoe Bäckstedt en de Luxemburgse Marie Schreiber, zijn multidisciplinair.

Ook in Nederland is er sprake van een vroege uittocht van talenten, zegt Brand. In combinatie met het afnemende aantal koersen, ziet ze dat het steeds lastiger wordt voor meisjes die willen gaan veldrijden. „We moeten ons niet door het huidige succes laten verblinden. Het zou anders zomaar kunnen dat we over een paar jaar zeggen: ‘Waar zijn de nieuwe talenten?’”

Niet samenwerken

In Hoogerheide slaan Van Empel en Brand halverwege de wedstrijd een gat met de concurrentie. Maar dan gaan ze naar elkaar kijken, daalt het tempo en kan de Hongaarse Vas erbij komen. In de laatste ronde pakt ze de leiding en lijkt een stunt in de maak, maar Van Empel stelt snel orde op zaken. „Ze rijden natuurlijk voor verschillende teams. Daardoor kreeg ik een kans”, zegt Vas na afloop.

Bij het WK staan negen Nederlandse rensters aan de start. Rochette herinnert zich het WK van 2022 in Fayetteville, waar ze in een groepje achter de koplopers reed. „We konden terugkomen, maar voor me zaten drie Nederlanders en in mijn groep ook. Ik mocht het zelf oplossen.” Ze werd zevende, ver achter winnaar Marianne Vos.

In Tsjechië zijn Van Empel en Brand favoriet, gevolgd door Pieterse en Del Carmen Alvarado. Van de bondscoach mogen ze het onderling uitvechten, er is geen kopvrouw aangewezen, zegt De Knegt. Wel heeft hij één ding met zijn rensters afgesproken: „Dat ze niet nadenken maar gas geven, dat het een harde wedstrijd wordt zodat de beste vanzelf komt bovendrijven.” Met het idee dat dat een Nederlandse zal zijn.