Opinie | Leveranties F-35-onderdelen aan Israël strijdig met het Wapenhandelsverdrag

Het Internationaal Gerechtshof bepaalde vrijdag dat Israël zijn militaire beleid in Gaza moet aanpassen omdat er een reëel en direct risico is dat de rechten van het Palestijnse volk onder de Genocideconventie worden geschonden. Algemeen wordt aangenomen dat Nederland nu niet kan doorgaan met het leveren van onderdelen voor F-35-gevechtsvliegtuigen, ook wel bekend als Joint Strike Fighters (JSF), nu dit mogelijk leidt tot medeplichtigheid aan genocide.

Wat tot dusverre onderbelicht blijft, is dat de Nederlandse overdracht van militaire goederen binnen het F-35-programma juridisch gezien sowieso niet door de beugel kan. Die overdracht wordt namelijk niet vooraf gecontroleerd door de Nederlandse overheid. Daarmee is de uitvoer en doorvoer van onderdelen vanuit Nederland naar de F-35-partnerlanden, ook zonder dat er sprake is van mogelijke genocide, in strijd met internationale regelgeving die de wapenhandel aan banden legt.

De regulering van de handel in wapens is tamelijk recent tot stand gekomen. Lange tijd werd de internationale handel in bananen gedetailleerder en diepgaander gereguleerd dan die in wapens. Dat veranderde met de inwerkingtreding van het Wapenhandelsverdrag in 2015, waar Nederland partij bij is.

Dat verdrag verbiedt de overdracht van wapens en onderdelen, als ten tijde van de overdracht bekend is dat deze gebruikt zullen worden bij het plegen van genocide, misdaden tegen de menselijkheid of oorlogsmisdaden. Verder bepaalt het verdrag dat landen, voordat ze overgaan tot het autoriseren van de export van wapens en onderdelen, moeten beoordelen of deze mogelijk worden gebruikt voor het ondermijnen van internationale vrede en stabiliteit of bij ernstige schendingen van internationaal recht. Om aan deze verplichtingen te voldoen, zijn staten gehouden om een nationaal systeem van exportcontroles in te stellen.

Belangenverstrengeling

In Nederland bepaalde de minister van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking in 2016 dat bedrijven, na eenmalige registratie, F-35-goederen voor onbepaalde tijd mogen doorvoeren of uitvoeren aan de partners binnen het F-35-programma. Dat gebeurt vanuit vliegbasis Woensdrecht, in samenwerking met de lokale industrie. De minister heeft geen direct zicht op dergelijke leveringen. Die worden pas inzichtelijk na de export, in een rapportage over de gerealiseerde transacties.

In reactie op Kamervragen over de leveringen naar Israël gaven de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Buitenlandse Handel onlangs aan dat zij niet willen ingrijpen in de werking van deze algemene regeling. Dit zou volgens hen afbreuk doen aan de verwachtingen van de F-35-partners en het belang om een betrouwbare bondgenoot te zijn. Verder zou het negatieve gevolgen hebben voor de deelname van Nederlandse bedrijven in het F-35-programma.


Lees ook
Wat gebeurt er als het Internationaal Gerechtshof een onmiddellijk staakt-het-vuren oplegt aan Israël?

<strong>Advocaat Tembeka Ngcukaitobi</strong> (midden), van het Zuid-Afrikaanse juridische team, praat met journalisten op het vliegveld bij terugkeer in Ekurhuleni.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/02/opinie-leveranties-f-35-onderdelen-aan-israal-strijdig-met-het-wapenhandelsverdrag.jpg”><br />
</a> </p>
<p>Met deze twee argumenten tekent de minister kraakhelder uit hoe de belangen van de defensie-industrie onlosmakelijk verbonden zijn met nationale militaire belangen. Maar het Wapenhandelsverdrag is nu juist tot stand gekomen met de bedoeling paal en perk te stellen aan precies deze belangenverstrengeling. </p>
<p>Dat doet het Verdrag door staten te verplichten een toets uit te voeren voordat zij de uitvoer van wapens of onderdelen daarvan toestaan. Op die verplichting bestaat geen uitzondering als het gaat om de uitvoer naar bondgenoten of naar andere staten met wie een overeenkomst is gesloten. Zelfs als de leveringen binnen het F-35-programma materieel betreffen dat in Amerikaans eigendom is, moet Nederland zich houden aan het Wapenhandelsverdrag.</p>
<p><dmt-quote type=Lange tijd werd de internationale handel in bananen gedetailleerder gereguleerd dan die in wapens

Dat is eens te meer zo omdat de Nederlandse industrie een bijdrage levert aan het F-35-programma en daarmee aan de leveringen van onderdelen vanuit Woensdrecht. De verplichtingen uit het Wapenhandelsverdrag mogen niet omzeild worden door een spitsvondige transnationale constructie. Dat zou het onrechtmatige gevolg hebben dat Nederlandse bedrijven verdienen aan wapenhandel zonder dat de Nederlandse overheid zich hoeft te houden aan de bijbehorende verplichtingen. Het argument dat Nederland geen controles hoeft uit te voeren omdat het om Amerikaanse spullen zou gaan is een redenering die eerder past bij een brievenbusfirma dan bij een land dat zich in zijn grondwet committeert aan het bevorderen van de internationale rechtsorde.

Toetsing

Het JSF-programma was vanaf het begin politiek omstreden. Het wekt daarom verbazing dat de minister de uitvoer en doorvoer van F-35-onderdelen zo slordig heeft geregeld. Op 12 februari doet het Hof Den Haag uitspraak in hoger beroep in het kort geding tegen de Nederlandse staat over de leveringen naar Israël. Het Hof doet er goed aan om de algemene regeling die de basis vormt voor de levering van de F-35-onderdelen te toetsen aan het Wapenhandelsverdrag. Het zal me verbazen als het die toets kan doorstaan. De minister kan in de tussentijd alvast gaan nadenken over een nieuwe regeling. Eentje die nu wel zeker stelt dat de uitvoer en doorvoer van onderdelen in het F-35-programma naar de partnerlanden conform de verplichtingen uit het Wapenhandelsverdrag geschiedt.