Defensie kan aanmeldingen voor proefproject vrijwillig dienjaar niet bijhouden

Personeelstekort Het dienjaar dat in het najaar naar het voorbeeld van Scandinavische landen werd aangekondigd, is een groot succes.

Zeker 3.600 plekken zouden op dit moment bij de landmacht niet ingevuld raken.
Zeker 3.600 plekken zouden op dit moment bij de landmacht niet ingevuld raken.

Foto Robin van Lonkhuijsen/ANP

De aanmeldingen voor de nieuwe Nederlandse proef met een vrijwillig, betaald dienjaar bij de krijgsmacht overtreffen ruim de beschikbare plekken. Dat bevestigt het ministerie van Defensie dinsdag na berichtgeving van De Telegraaf. In de huidige lichting is plaats voor 125 mensen. Er waren meer dan 300 aanmeldingen. Door het succes ziet defensie zich genoodzaakt een aanmeldstop in te stellen.

Het dienjaar dat in het najaar naar het voorbeeld van Scandinavische landen werd aangekondigd, heeft als doel het grote personeelstekort bij defensie het hoofd te bieden. Zeker 3.600 plekken zouden op dit moment niet ingevuld raken. Ze hoopt bovendien om de vrijwilligers, die op die manier van de krijgsmacht kunnen proeven, langdurig aan zich te binden.

Defensie, dat al van plan was om vanaf 2025 duizend vrijwilligers per jaar aan te nemen, overweegt ondanks de grote vraag niet om de huidige capaciteit van het project op te schalen. De beperkte faciliteiten en begeleiders laten dat niet toe, aldus een woordvoerder aan NRC. In februari volgend jaar komen de volgende 125 plekken vrij. Vanaf april opent ze een nieuwe aanmeldingsronde.

Het is onduidelijk wat de reden voor het grote aantal aanmeldingen is. Volgens een woordvoerder werd vanuit defensie amper reclame gemaakt voor het project. „Misschien”, zo zegt hij, „appelleert het aan een maatschappelijke plicht om iets aan onze veiligheid te doen. Het beroep roept ook veel waardering op binnen de samenleving. Bovendien misstaan de vaardigheden die je er opdoet niet op je cv. Ook als je niet blijft hangen, kunnen ze je in je verdere loopbaan ten goede komen.”


Lees ook: Defensieminister Henk Kamp: ‘De handen zijn ons op de rug gebonden’