Boekenliefhebbers zijn kritisch over het beleid van de Koninklijke Bibliotheek (KB) – onze nationale bibliotheek – om van nieuwe uitgaven geen fysiek exemplaar meer in de collectie op te nemen als daarvan al een digitale versie bestaat. Zo ook Michel Krielaars (Digitalisering bedreigt de bibliotheek: waarom papieren boeken nog broodnodig zijn, 29/12) die schrijft over de teruggang in het lezen van boeken. De KB lijkt „alvast vooruit te lopen op het creëren van een boekvrije omgeving” en zou de fysieke exemplaren moeten bewaren in plaats van de digitale. De vraag is of het voortbestaan van de geschreven en gedrukte collectie-Nederland hiermee het beste is gediend.
Allereerst: de wereld en de bibliotheek worden niet boekloos. De KB blijft de thans 121 kilometer aan boeken, kranten en tijdschriften in haar collectie conserveren en indien nodig restaureren. Verder hebben boekenkopers en -lezers anno 2024 nog altijd een sterke voorkeur voor papieren boeken boven e-books. Bovendien zijn leesbevordering en behoud gespecialiseerde bibliotheekfuncties met elk hun eigen infrastructuur.
Zeldzame exemplaren
Leesbevordering is primair een opgave voor ouders, scholen en openbare bibliotheken. Het bewaren en conserveren van geschreven en gedrukte media als cultuurdragers is de taak van de nationale bibliotheek en andere bibliotheken met historisch waardevolle collecties. Die bevinden zich in universiteits-, regionale (Tresoar, Leeuwarden), stadsbibliotheken (Athenaeumbibliotheek, Deventer) en in gespecialiseerde private bibliotheken als de Librije in de Walburgiskerk te Zutphen, Ets Haim en de Bibliotheca Philosophica Hermetica in Amsterdam.
De cultuurhistorische waarde is gelegen in zeldzame exemplaren binnen de collectie, in de collectie als geheel – hoe die zich in de loop der tijd heeft ontwikkeld – en/of in de combinatie van bibliotheek-, archief- en museale collecties én interieur en exterieur van het gebouw.
In veel landen hebben nationale bibliotheken de taak het geschreven en gedrukte erfgoed te bewaren. Daarnaast is er vaak een depotplicht. Uitgeverijen zijn wettelijk verplicht om van elke uitgave een of enkele exemplaren aan te leveren. In Nederland hebben we zo’n plicht niet. De praktijk heeft uitgewezen dat die in feite overbodig is. Vrijwel alle uitgaven worden uit eigener beweging aan de KB verstrekt. Ook de digitale, omdat voor het duurzaam toegankelijk houden ervan specialistische kennis nodig is over onder meer bestandsformaten en -conversie. Dit laten uitgevers vanwege de kosten graag over aan de nationale bibliotheek.
Lees ook
Miljoenen euro’s extra naar gemeenten om bibliotheken voor iedereen bereikbaar te houden
Maar of het bewaren van het nationale geschreven en gedrukte erfgoed in één instituut op één locatie verstandig is? Interessant genoeg heeft juist de digitalisering aanzet gegeven tot een verandering in het denken. Het bewaren van een kopie van digital-only (met name wetenschappelijke artikelen) en gedigitaliseerde werken op een server elders is relatief eenvoudig en goedkoop. Zo heb je altijd een of meerdere backups achter de hand en is je collectie minder kwetsbaar voor technisch malheur of ransomware.
Dit principe, ‘lots of copies keep stuff safe’ (LOCKSS), is inmiddels gemeengoed. Bibliotheken, uitgevers en overheden werken samen aan het veiligstellen van hun digitale collecties. Door goede afstemming van wie wat bewaart, blijven digitale bestanden voor alle partijen toegankelijk terwijl op geheugencapaciteit, personeelsuren en energie kan worden bespaard.
Maar ook fysieke collecties varen wel bij LOCKSS. Neem de bibliotheek van Alexandrië. De papyrusrollen in deze belangrijkste bibliotheek van de Klassieke Oudheid gingen in opeenvolgende oorlogen verloren. Nog maar drie decennia geleden ging negentig procent van de historisch waardevolle collectie van de nationale en universiteitsbibliotheek in Sarajevo bij een bombardement in vlammen op. Spreiding kan onherstelbaar verlies helpen voorkomen.
Zo bleken bij het digitaliseren van de Nederlandse kranten de oudste bewaard gebleven titels van begin 17de eeuw zich in niet in onze Koninklijke Bibliotheek te bevinden maar in die van Zweden; een late erfenis van de Noord-Europese Hanze.
Cultuurschatten
Vlammen, water, schimmels, papiervisjes, zuurhoudend papier, inktvraat: de bedreigingen zijn talrijk. Voor het behoud van de papieren collecties is het daarom verstandig om een soortgelijke spreiding en samenwerking te hebben als voor de digitale. In zo’n verdeling van verantwoordelijkheden is het goed denkbaar dat de nationale bibliotheek zich bij de nieuwe uitgaven toelegt op de digitale conservering vanwege de benodigde expertise en internationale samenwerking. Digitale contextualisering en presentatie zorgen daarbij voor een verrijking en een grotere toegankelijkheid van de collecties (Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren, dbnl.org). Andere bibliotheken en uitgeverijen bewaren dan de fysieke exemplaren; van elke titel of herdruk een exemplaar op een beperkt maar voldoende aantal locaties.
Vlak tot slot de rol van privécollecties niet uit. De depotcollectie van de KB dateert van 1974. De laatste halve eeuw is dus min of meer compleet, maar dat geldt zeker niet voor alles wat daarvóór is gepubliceerd. De KB probeert voor de nationale collectie belangrijke werken alsnog te verwerven. Soms lukt dat. In andere gevallen schiet het collectioneringsbudget tekort. Zelfs wanneer collecties ver onder de marktprijs wordt aangeboden en externe geldgevers bereid zijn om bij te springen.
Maar daarmee zijn die cultuurschatten nog niet van de aardbodem verdwenen. Collectioneurs springen er vanwege de emotionele en financiële waarde zeer zorgvuldig mee om. Ook daarom is samenwerking tussen publieke en private partijen, in combinatie met spreiding van fysieke én digitale bewaarplaatsen, de beste garantie voor behoud van de geschreven en gedrukte collectie-Nederland.