Rechters geven mensen die al eerder veroordeeld zijn voor ernstige gewelds- of zedendelicten hogere straffen dan ze aan daders geven die voor het eerst voor de rechter staan. Zo wordt er vaker voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gekozen, en is ook de duur van die gevangenisstraf langer. Aan first offenders wordt gemiddeld 2,8 jaar gevangenisstraf opgelegd, voor recidivisten is dat gemiddeld 3,7 jaar. Hoewel rechters gemiddeld gezien zwaarder straffen bij recidivisten, zijn er ook uitzonderingen waar lagere straf wordt opgelegd. Dat blijkt uit onderzoek van de Radboud Universiteit, in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC).
Het onderzoek werd uitgevoerd op verzoek van toenmalig minister Sander Dekker (Rechtsbescherming, VVD) naar aanleiding van een aangenomen motie van Kamerleden Joost Eerdmans en Caroline van der Plas in 2021. Zij wilden dat in kaart zou worden gebracht wat de mogelijkheden zijn voor „langdurige detentie” na drie ernstige geweldsmisdrijven en welke wetswijzigingen daarvoor nodig zouden zijn. Dekker reageerde op de motie door te stellen dat er eerst onderzoek nodig is om te kijken welke rol recidive nu al speelt in het opleggen van een straf.
Voor het onderzoek werden 766 rechterlijke uitspraken geanalyseerd, van geweldsdelicten als moord, verkrachting, zware mishandeling en openlijke geweldpleging. Daarnaast werd gesproken met rechters, advocaten, officieren van justitie en reclasseringsmedewerkers en werden 32 strafdossiers opgevraagd en bestudeerd.
Volgens onderzoekster Sonja Meijer, hoogleraar penitentiair recht aan de Radboud Universiteit, gaat het rapport in zekere zin ook over het vertrouwen in de rechter. „We hebben geconcludeerd dat rechters in algemene zin hoger straffen als er sprake is van recidive. Rechters zeggen nu van de wet voldoende ruimte te ervaren om hoger te kunnen straffen.” Maar, zegt Meijer, dat betekent niet dat recidivisten automatisch een hogere straf krijgen. „Rechters maken gebruik van de ruimte die er is voor uitzonderingen. Bij nieuwe wetgeving zou die ruimte kunnen verdwijnen.”
Een beperking in het onderzoek was dat rechters in vonnissen niet altijd motiveren waarom de aanwezigheid of het ontbreken van een strafblad een rol speelt in het opleggen van de straf. De onderzoekers stellen dat rechters beter zouden moeten aangeven of recidive een rol heeft gespeeld bij het vaststellen van de hoogte van de straf, omdat dit meer duidelijkheid kan geven voor verdachten en het publiek.
In hoeverre een rechter aangeeft of een strafblad negatief meeweegt, wisselt erg per delict. Bij moord en doodslag werd het strafblad in ruim de helft van de zaken door de rechter genoemd in de motivering voor de straf. Bij verkrachtingszaken lag dat veel lager: zo’n een op de vijf zaken.
Lees ook
Het lukt rechter niet meer om op tijd goed te vonnissen
Wet onjuist interpreteren
Een andere constatering van de onderzoekers is dat rechters soms de wet onjuist interpreteren. Volgens de wet mogen rechters nu de maximumstraf die voor sommige delicten geldt, overschrijden. Maar dat mag alleen als er sprake is van recidive binnen vijf jaar. Alleen, zo constateerden de onderzoekers, in het hoofd van veel rechters zit dat die verjaringstermijn altijd geldt, ook als ze helemaal niet van plan zijn een maximale straf op te leggen maar een lagere straf. Dat is niet zo.