Een dobberend kurkje in zee: de kleine alk

In de luwte van het lichtbaken borg ik mijn verrekijker diep in mijn jas en zette me schrap. Toch kon ik niet voorkomen dat de enorme golf die over het havenhoofd sloeg, me doorweekte en het water over mijn laarzen liep. Werd het niet te gevaarlijk? Kwamen we nog wel zonder problemen hier vandaan?

Met enkele vogelaars stond ik op de kop van het Scheveningse zuiderhavenhoofd, uitkijkend naar vogels die door de aantrekkende noordwesterstorm van ver op zee de branding in geblazen werden. Jan van Genten, enkele pijlstormvogels en een jager hadden we al voorbij zien trekken toen plots een zwart-wit getint vogeltje, maatje spreeuw, met snelle vleugelslag in een golfdal langs ons vloog; een zeldzame kleine alk (Alle alle). Het beestje zocht tussen de strekdammen beschutting voor het natuurgeweld en werd als een kurkje, dobberend op de golven, de haven in geblazen.

Dit kleinduimpje onder de zeevogels broedt op de arctische berghellingen van Groenland, Spitsbergen, Nova Zembla en Frans Jozefland, voedt zich met zoöplankton (minuscule kreeftachtigen) en overwintert op de Atlantische oceaan.

Met een geschatte wereldpopulatie van 37 miljoen paar –– een overvloed ontstaan na het beschikbaar komen van grote hoeveelheden zoöplankton door de bijna-uitroeiing van de Groenlandse walvis in de Kleine IJstijd (1650-1850) – speelt dit vogeltje, zo klein als hij is, een grote rol in polaire ecosystemen.

De miljoenen kleine alken transporteren immers gezamenlijk een enorme biomassa vanuit zee naar land, door gedurende de broedperiode de opgedoken zoöplankton als vogelpoep (direct of via hun jongen) op de berghellingen en toendra achter te laten.

Aldus stimuleren zij de plantengroei; dé voedselbron voor ganzen, rendieren en muskusossen.

De kleine alk is hiermee een aanjager van ecosystemen op de circumpolaire archipel én een indicator van de gezondheid van deze systemen in een opwarmende wereld waarvan de impact juist aan de polen het meest voelbaar is.

De lokale bevolking ziet de kleine alken vooral als aanvulling op hun eerste levensbehoeften; zij vangen de vogels en verwerken deze in kleding en gerechten. Voor het traditionele Inuit-gerecht Kiviak bijvoorbeeld, wordt een zeehondenhuid volgestopt met honderden alken, dichtgenaaid en enkele maanden buiten te fermenteren gelegd.

Na opening worden de kleine alken van hun veren ontdaan en rauw gegeten. Een lekkernij bij feesten en partijen!

Gelukkig schuilde deze kleine alk veilig in de Scheveningse haven.

Na het overwaaien van de storm koos hij weer het ruime sop, terug in zijn element in de golven ver op zee.