Column | Wat als de tijdmachine ons terug kon zetten

Een tijdmachine, dat zou nu niet zo gek zijn. Het lijkt wel alsof de halve wereld dolgraag terug wil naar een andere tijd en eerlijk gezegd kan ik me daar wel in vinden. In de nieuwe roman van Rob van Essen, Ik kom daar nog op terug komt zijn hoofdpersoon bij een oud-studiegenoot terecht die een soort van teletransporter heeft waarmee je – de hoofdpersoon stribbelt net als de lezer ongelovig tegen maar wat heeft dat voor zin – overgezet kunt worden.

Als ik wel eens over een tijdmachine fantaseer, wat niet zo vaak voorkomt, dan stel ik me meestal voor dat ik een kijkje zou kunnen nemen in Constantinopel omstreeks 1903, of in het Den Haag van Couperus. Of, nu we toch bezig zijn: in Athene rond 450 v. Chr. Eens zien hoe het er écht uitzag, hoe het rook, hoe het voelde – een enorme uitbreiding van je ervaring zou het zijn.

Zo niet bij Rob van Essen. Bij hem krijgen personages de gelegenheid om naar een punt in het eigen leven terug te keren, om iets goed te maken, maar aan de toekomst verandert dat niets. Zuiver therapeutisch dus.

En daar gaat de hoofdpersoon, terug naar Amsterdam op een dag in 1993.

Maar dát is heerlijk! Hij is gewoon weer in een vertrouwde omgeving, allerlei dingen die hij min of meer vergeten was zijn er nu weer en ze voelen doodgewoon en zoals ze horen te zijn. De gele trams, de fietsen zonder elektrische aandrijving, niemand die in een telefoon loopt te kijken, halflege cafés waar je koffie verkeerd drinkt.

Meteen krijg ik er enorme zin in, in zo maar eens een dagje rondslenteren in Amsterdam begin jaren negentig. Het Rokin zou nog een slordige parkeerplaats zijn en het gebouw waar de redactie van NRC in zit was er nog helemaal niet. Op de grachten liepen geen toeristen en in de negen straatjes, die nog niet zo heetten, zaten echt leuke kleine winkels in plaats van ketens en onzin. Agenten hadden nog een broek en een bollig jack met veel zakken aan, niet zo’n gevechtspak met strepen.

En bovenal zag de toekomst er nog zo prettig uit in 1993. De wereld werd almaar beter of zou dat kunnen worden, de eerste tucht-van-de-markt-denkers begonnen weliswaar hun idealen uiteen te zetten maar dat leek nog onschuldige onzin, de muur was weg, de democratie rukte op, internet had nog zo goed als niemand. Ik in ieder geval niet. Er was natuurlijk wel de oorlog in Joegoslavië. Ook in de jaren negentig is het paradijs niet op aarde te vinden geweest.

Maar eigenlijk ga ik nu al te ver. Bij Van Essen gebeurt precies wat je je eigenlijk voorstelt: je ‘ik’ van nu kijkt rond in de wereld van toen. Je wordt natuurlijk niet weer je vroegere zelf, dus je hebt ook geen vroegere gevoelens over de toekomst.

Ik weet wel zeker dat het genoegen van je terugdenken naar een plaats in die verleden tijd, niet te maken heeft met de toestand in de wereld maar met iets dat veel moeilijker vast te pakken is. Met waarom iedereen verrukt ‘oh ja!’ roept bij het zien van de stof van de bank in de huiskamer van opa en oma, of een foto van een verdwenen gelegenheid waar je vaak zat. Het terugvinden van kleine onderdelen van het ooit vertrouwde.

Die verrukking zou waarschijnlijk van korte duur zijn als je echt even een kijkje zou kunnen nemen in de wereld van toen, om te voelen hoe vanzelfsprekend die was. Je zou voelen dat je er, met je huidige bewustzijn, je hele geschiedenis sindsdien, niet meer in thuishoort, niet meer in thuis kan zijn. Al zou je willen.