Een doodgewone winkelstraat in Amsterdam-Oost. Het ruikt verleidelijk naar gegrilde kip. Amsterdammers weten: dit is een goede straat als je trek hebt, met sushi, pizza, shoarma, verse vis, broodjes, een Italiaanse traiteur – wat niet? Coosje Dijkstra en Wilma Waterlander, onderzoekers van het Amsterdam UMC, weten meer: in deze doorsneestraat kun je op 35 adressen eten kopen. Alleen de Turkse en Aziatische buurtsupers verkopen veel groente en fruit. 77 procent van het voedselaanbod in de straat valt buiten de Schijf van Vijf en is daarmee ongezond.
UvA en Amsterdam UMC schreven erover in een nieuw rapport, dat handvatten biedt om het voedselaanbod te reguleren. Deze straat, die ook in het rapport anoniem moest blijven om ondernemers over de streep te trekken, was de proefstraat.
„We wisten al best veel over de voedselomgeving”, zegt Dijkstra. In supermarkten is zo’n 80 procent van het aanbod niet gezond. Horecaketens: ruim 90 procent. Je kunt denken: hoeveel moet je meten? Een kwartiertje wandelen door deze straat en je weet óók dat dit geen broccoliboulevard is. „Ja, maar als gemeenten er iets aan willen doen, moeten ze de voedselomgeving kunnen meten en kwantificeren, zoals dat ook met luchtkwaliteit en geluid gebeurt. Dan pas kun je reguleren”, zegt Dijkstra.
Winkels komen en gaan. Telkens een ambtenaar sturen om te meten is ondoenlijk. Dan is het mooi als je met een druk op de knop gebieden kunt scoren aan de hand van bestaande data. En dat kan nu. Met een instrument dat meet hoe (on)gezond het totale voedselaanbod in een gebied is.
Een manier om voedselaanbieders te scoren van -5 (heel erg ongezond) tot +5 (heel erg gezond) was al eerder ontwikkeld. Deze methode bleek goed aan te sluiten bij data over winkelgebieden: Locatus, een bureau dat winkels per adres in beeld heeft, brengt aanbieders onder in 31 categorieën, van fastfood tot groentezaak. De onderzoekers plakten hier scores aan van -4,9 voor fastfood tot +4,8 voor groentezaken. Vervolgens zijn ze deur-tot-deur, elke vitrine, elk schap, elke menukaart gaan fotograferen. Hoe gezond waren de producten en het hele assortiment van winkel of restaurant? Paste dit bij de score en de Locatus-data? Dit om te kijken of de score klopte met de werkelijkheid in een willekeurige straat.
Gezondheidsschade
Dat bleek zo te zijn: de observaties kwamen grotendeels overeen met eerder ontwikkelde scores. Toen de scores waren opgeteld kwam de totale ‘voedselomgevingswaarde’ voor de straat uit op -77. Dat betekent, zo staat in het rapport, dat de voedselomgeving schade kan toebrengen aan de gezondheid, omdat mensen bijna alleen ongezonde keuzes hebben. Nul is neutraal: net zoveel gezond als ongezond aanbod.
Verderop in de straat stuiten we op een ‘bakker’, die een pita met shoarma staat te vullen. Vertekent zo’n verkapte grillroom de score niet? Waterlander: „Soms verkopen ondernemers net iets anders dan ze zeggen. Maar op een totaal van -77 maakt één verkeerde score weinig verschil.”
Het meetinstrument moest verfijnd zijn maar niet te complex. En grofmazig zonder de werkelijkheid geweld aan te doen. Het is gelukt, denken de onderzoekers, om iets te ontwikkelen waarmee het scoren van de omgeving misschien niet perfect, maar wel praktisch uitvoerbaar is.
Wat de score moet zijn in een gebied, dat bepalen politici en beleidsmakers. „Je kunt je voorstellen dat je rond scholen boven nul wilt uitkomen en in uitgaansgebieden onder nul kunt blijven”, zegt Waterlander.
Lees ook
Tegen ongezond eten kunnen gemeentes vrijwel niets doen
eerder ook al schreven: de overheid is verplicht burgers te beschermen tegen een ongezonde leefomgeving, waaronder een ongezonde voedselomgeving. In dit vervolgonderzoek zochten de juristen naar haakjes in het recht voor regulering. Simpel gezegd: om nieuwe patatzaken en pizzeria’s te kunnen weren, zonder de rechtszekerheid te schenden.
„Dat de overheid een beschermingsplicht heeft is duidelijk”, zegt UvA-hoogleraar gezondheidsrecht Anniek de Ruijter. „Maar zodra gemeenten burgers tegen ongezond aanbod willen beschermen, moet dat via het omgevingsrecht. Het gaat dan altijd om het reguleren van de relatie tussen burger en omgeving.” Dat draait om de vraag: dringt de omgeving zich op aan de burger? Als er voldoende aanwijzing is voor gezondheidsschade, moet de overheid gaan handelen. Dit voorzorgsbeginsel, samen met het meetinstrument, geeft gemeenten juridisch houvast.
De discussie gaat vaak over keuzevrijheid, kunnen burgers zelf kiezen wat ze willen eten? Niet in een straat waar het overgrote deel van het aanbod ongezond is, stelt De Ruijter. „Ik ben er heel erg voor dat mensen ongezonde keuzes kunnen maken”, zegt ze. „Maar dan moeten ze wel een keuze hebben.” Als je omringd wordt door shoarma en pizza en er is geen groenteboer te vinden, is ongezond voedsel als vuile lucht: niet meer te ontwijken.
In het rapport onderbouwen de onderzoekers nog maar eens dat de omgeving overgewicht en ziektes bezorgt. 16 procent van de kinderen is inmiddels te zwaar. Als gemeenten het meetinstrument en de juridische mogelijkheden gaan gebruiken, zegt De Ruijter, is dat niet in één klap opgelost. Bestaande ondernemers hoeven niet ineens weg, er gaan jaren overheen voordat het straatbeeld verandert. Eerst moet er weer wat gezonds te kiezen zijn, volgens De Ruijter: „Het zal veel langer duren voordat we de invloed op de gezondheid ziet. Maar dan doen we meer dan nu.”
Leeslijst