Dan ineens die vraag: wil ik mijn kinderen nog wel meenemen naar het voetbalstadion?

En weer waren er brand en rook en fluitconcerten en jonge mannen met agressieve gezichten en zuchtende spelers en een scheidsrechter die met een bedrukte-maar-gedecideerde blik naar de spelerstunnel wees. En bange kinderen die door vaders naar buiten werden gedragen. En die ene treurige fan die nog heel lang voor zich uit bleef staren op zijn stoeltje. En daarna buiten de Mobiele Eenheid en kapotte ruiten en losgewrikte stoeptegels en charges en geschreeuw en traangas. En mannen die het nodig hadden gevonden om een bivakmuts van huis mee te nemen om niet te worden herkend. Een bivakmuts.

En ergens op die dag van Ajax – Feyenoord, 24 september van dit jaar, had ik een gedachte die nooit bij me was opgekomen. Hoe leuk is deze sport nog?

Hij was er ineens, die vraag. Maar veel tijd om er echt bij stil te staan was er niet. Ik zat op de sportredactie van NRC te kijken naar de twee grote televisieschermen die er hangen, was druk met het online publiceren van artikelen die onze verslaggevers schreven, en het samenstellen van een sportkatern dat de volgende dag op de deurmat van abonnee’s zou vallen.

En dit was, hoe dan ook, groot nieuws.

De politie gebruikt traangas bij rellen buiten de Johan Cruijff Arena.
Foto Olaf Kraak/ANP

Zijn de verslaggevers veilig?

Twee verslaggevers waren in de Johan Cruijff Arena: Steven Verseput en Tan Tunali. Eerst de belangrijkste vraag: zijn ze veilig? Dat bleek zo te zijn, hoewel Verseput en Tunali een tijdje op de tribune ‘vast’ zaten, en uiteindelijk via nooduitgangen naar buiten moesten. Verseput schreef, nog grotendeels op de tribune, zo snel mogelijk een analyse over deze krankzinnige (voetbal)middag die Ajax nog verder het moeras in dreef waarin de club toch al lag te spartelen.

Tunali keek, op veilige afstand, naar de schermutselingen tussen de Mobiele Eenheid en Ajax-fans en kwam toen met de metro naar de redactie. Wij hadden ons allebei eerder verdiept in voetbalgeweld en besloten om samen een verhaal te schrijven waarin we zouden proberen te duiden waarom de supportersproblemen – al veel langer aan de gang – maar niet met succes aangepakt konden worden. Een paar uur later stonden beide verhalen op nrc.nl, en was de papieren editie klaar om naar de drukker te gaan.

Twintig jaar heb ik met mijn vader een seizoenkaart gehad, gingen we samen naar het voetbal. Onveilig voelden we ons nooit

’s Avonds, op weg naar huis, weer die vraag. Hoe leuk is dit nog? Een competitie waarin de ene na de andere wedstrijd wordt stilgelegd omdat ‘fans’ zich niet kunnen gedragen. Waarin stadions zowat in brand worden gezet. Waarna rechters zich buigen over de begane misdaden en straffen uitdelen. In Groningen, Nijmegen, Amsterdam, waar eigenlijk niet? En dat bij een sport waar de bal sowieso al lang geen negentig minuten meer rolt, omdat spelers op de grond liggen, zeuren over beslissingen van de scheidsrechter, moeilijk doen – Marco van Basten begon er dit jaar niet voor niets over in een interview met NRC.

Twintig jaar heb ik met mijn vader een seizoenkaart gehad, gingen we samen naar het voetbal. Onveilig voelden we ons nooit. Legendarische wedstrijden hebben we gezien – we genieten er nog altijd van om er herinneringen aan op te halen. Maar zou ik zelf nog met mijn kinderen naar het stadion willen als ze er oud genoeg voor zijn?

Ik vroeg het me die septemberavond af en neigde naar ‘nee’. Behalve bij wedstrijden van vrouwen dan. Want daar heb je al dat idiote gedrag niet, op en om het veld. Bij het Nederlands elftal zijn wedstrijden een familiefeest. En bovendien: veruit de meest spectaculaire voetbalwedstrijd van het jaar was die tussen Nederland en België (4-0), op een koude winteravond in Tilburg, toen Oranje deelname aan de finaleronde van de Nations League veiligstelde door in blessuretijd nog twee keer te scoren.

Of misschien neem ik ze wel liever mee naar tennis, wielrennen, atletiek. Had ik dit jaar eigenlijk niet veel meer genoten van de Wimbledon-finale die Carlos Alcaraz won van Novak Djokovic? Van de beul die Wout van Aert in de Tour de France was en de strijd tussen zijn ploeggenoot Jonas Vingegaard en Tadej Pogacar? Van de gouden estafetteploeg bij de WK atletiek in Boedapest?

Je wisselt niet zomaar van sport

Maar zo makkelijk is het niet. Als je zo lang op een tribune zit, zélf zo lang hebt gevoetbald, als je vriendschappen hebt gesloten op groene velden en in bruine kantines, dan ‘wissel’ je niet zomaar even van favoriete sport.

In de week na Ajax – Feyenoord vroeg ik aan onze lezers wat zij meemaakten in voetbalstadions. Hun verhalen gaven ruimte. Zoals dat van Johan Visscher, fan van PEC Zwolle, die merkt dat meningsverschillen op de tribune „verbleken”, want iedereen is daar één. Of Elisa Kuster, die de tribune van FC Dordrecht beschouwt als een „openluchtcafé” en wedstrijden soms ook als een sessie (nette) „schreeuwtherapie”. Frank Besemer die met zijn zoon Teun altijd naar Feyenoord gaat – „iets moois delen met iemand die je ziet opgroeien van jonge tiener tot puber tot jongvolwassene”, zo ziet hij het. En Marcel Wijnands die elke wedstrijd van VVV-Venlo zijn vader van 84 ophaalt. Ze hebben zitplaatsen, maar staan eigenlijk altijd. „Dat blijft toch het mooiste”, zei hij.

Een tijdje later was ik bij de Champions League-wedstrijd PSV – Sevilla. Drie doelpunten in de laatste tien minuten. De gelijkmaker van PSV in de vijfde minuut van de blessuretijd. Spectaculair.

Ik zag mensen die elkaar in de armen vielen. Vaders en zonen, vriendinnen, en twee oude mannen die elkaar een bijna plechtige handdruk gaven. En toen, op die avond, vervloog de gedachte aan andere sporten die me meer zouden doen dan voetbal.

Deze mensen waren de stille meerderheid. Deze mensen genieten simpelweg van voetbal, omdat het ze samenbrengt. Deze mensen houden van deze sport. Bij deze mensen hoor ik, en blijf ik horen.



Leeslijst