‘Hé Witte!’, roept de ene na de andere FC Utrecht-supporter richting Robert Junier (47). De ‘manager participatie’ van de club schudt aan een stuk door handen en deelt knuffels uit. Als de avond valt, het is eind vorig seizoen, komt de spelersbus van FC Utrecht voor de play-off wedstrijd tegen Sparta aangereden bij Stadion Galgenwaard. De bus wordt omringd door honderden supporters die hun ploeg extra willen motiveren. Met zijn imposante postuur en luide stem is Junier, oud-militair, moeilijk te missen. Iedereen kent hem, hij kent iedereen.
De politie is buiten het stadion verantwoordelijk voor de openbare orde, de club erbinnen. In Utrecht hebben beide partijen „korte lijntjes”. De straat is in goed overleg afgezet en de bus wordt begeleid door enkele honderden supporters en hun vuurwerk. Het team van Junier loopt ertussen en de politie ernaast. Jongerenwerker Manon Galesloot dolt met de jonge garde en supporterscoördinator Toby Rijk praat met de fanatieke aanhang. Als een politieagent een jonge fan vraagt zijn gezichtsbedekkende muts naar beneden te trekken, geeft die daar prompt gehoor aan. Te midden van alle knallen is het haast een gemoedelijk tafereel.
Jarenlang relaties opbouwen
Robert Junier slaat het van een afstandje tevreden gade. De manier waarop de mars plaatsvindt, is het resultaat van het jarenlang relaties opbouwen tussen club, supporters én politie, vertelt hij. Hij behoorde zelf jarenlang tot de fanatieke aanhang en heeft in het verleden ook „veel rotzooi uitgehaald”. Sinds 2009 werkt hij voor FC Utrecht, om supporters te „verbinden” met andere geledingen van de club – een werkwoord dat hij iedere zoveel minuten in de mond neemt.
Het afgelopen jaar kwamen voetbalsupporters vaak negatief in het nieuws. Een Feyenoord-supporter raakte Ajax-speler Davy Klaassen met een aansteker op zijn hoofd, supporters van AZ en FC Twente vielen Engels en Zweeds uitpubliek aan, Ajax-supporters lieten de wedstrijd tegen Feyenoord staken door vuurwerk op het veld te gooien, en bij FC Groningen kreeg verdediger Jetro Willems een klap van een eigen fan.
Ook FC Utrecht kreeg met excessen te maken. Na de verloren thuiswedstrijd tegen Feyenoord (1-5) in september bijvoorbeeld, toen hun supporters door een deur braken en fans van de uitclub aanvielen. In de Utrechtse gemeenteraad werd boos gereageerd en de deur werd dichtgelast. Vlak voor een uitwedstrijd tegen FC Volendam besloot de gemeente Edam-Volendam– zeer tegen de wens van FC Utrecht in – bussen met Utrecht-fans terug te sturen, uit angst voor ongeregeldheden.
Het is slechts een kleine greep uit de incidenten die het voetbal recent ontsierden, al waren er dit jaar minder incidenten dan vorig seizoen. Clubs worstelen met de vraag hoe om te gaan met supporters die over de schreef gaan. Keihard aanpakken, of juist met fluwelen handschoenen benaderen? FC Utrecht zoekt het in een mix: optreden waar nodig, maar altijd in gesprek blijven met alle mensen die bij de club komen. Het is een balanceeract, weten de medewerkers. Ze willen graag laten zien hoe ze het aanpakken, want ze zijn ervan overtuigd dat hun ingrijpen veel problemen voorkomt. En ook dat de beeldvorming rond voetbalsupporters vaak niet klopt.
Junier vindt het „makkelijk” om steeds „met het vingertje te wijzen” naar supporters die zich misdragen. „Zolang je in verbinding bent met elkaar, kun je de problemen nog oplossen. Zo niet, dan lukt dat niet meer. Eén procent snapt het niet, gaat het niet snappen en heeft er schijt aan. Een ander deel snapt het wel, maar kan niet. Dan komen wij in beeld.”
Lees ook
Op bezoek bij West Ham United – zijn hooligans in Engeland echt goed aangepakt?
Eigen beveiligingsteam
Onder de steile tribune lopen de generaties door elkaar: de harde kern van weleer staat zij aan zij met de jonge generatie fans. Vaak zijn ze ooit aan de hand van een ouder familielid meegekomen, en daarna, rond de puberteit, met een eigen vriendenkring. De tieners in het home kijken met bewondering om zich heen. Niet alleen de ambiance, met shirtjes uit een roemrucht verleden aan de muur, imponeert. Ook de oude garde en het beveiligingsteam van Bob Ockhuizen worden met respect bekeken.
Ockhuizen is een bekende portier in de Utrechtse binnenstad en nam de beveiliging van het home in 2011 over met een team lange, sterke mannen, waaronder een aantal vechtsporters en ook verschillende (oud-)supporters. Maar bovenal: met duidelijke regels. „Drugs zijn verboden en als we je zien gebruiken, dan ga je eruit. Zwart is zwart en wit is wit, grijs ken ik niet, en er valt niet te onderhandelen”, zegt Ockhuizen.
Vroeger ging dat anders, herinnert Junier zich. Toen was er altijd nog wel een dealtje te sluiten. „We hadden [als supporters] grip op de beveiliging, het was deurtje-open-deurtje-dicht.”
De duidelijkheid van nu werpt volgens de mannen z’n vruchten af: het supportershome is altijd vol en de sfeer is goed. Zelfs agenten komen op wedstrijddagen aan de bar wel eens een kop koffie drinken om te horen wat er speelt. Een deel van de supporters voelt zich niet prettig bij deze nieuwe, gecontroleerde setting. Zij verzamelen liever op andere plekken in de stad, of in een café vlakbij het stadion – op wat daar gebeurt heeft FC Utrecht minder zicht, al gaan medewerkers van de club ook daar regelmatig langs.
Zicht hebben en houden op fans is cruciaal. De afgelopen jaren kwamen groepen zogenoemde ultra’s op, die veel aan sfeeracties deden. De drempel om daarbij aan te sluiten, was veel lager dan bij de oude harde kern, zag Junier. „De harde kern, daar kom je niet zomaar bij. Dat is anders bij de ultra’s: als je meer sfeer wil maken dan een gemiddelde supporter, ben je welkom.” Voor de supportersorganisatie betekent dat: constant de vinger aan de pols houden en altijd contact maken en meegaan met de nieuwe aanwas. „Je wil niet óver de nieuwe aanwas praten, maar mét ze,” zegt Junier.
Toby Rijk is „op de tribune opgegroeid”, vertelt hij bij de koffieautomaat op kantoor in de Galgenwaard. Als negenjarige ging hij mee aan de hand van zijn vader. Als zestienjarige nam hij een seizoenkaart met vrienden, hij dronk zijn eerste biertjes in het supportershome en reisde zijn club bij nationale en Europese wedstrijden achterna. Door al die jaren op de tribune, maar ook met vrijwilligerswerk, deelname aan ‘klankbordgroepen’ en het verspreiden van wedstrijdposters, bouwde hij een breed netwerk op onder de supporters van de club.
Toen Junier vier jaar geleden iemand zocht om meer aansluiting te krijgen bij de jeugdige fans, kwam hij uit bij Rijk. Sindsdien vormt de inmiddels 32-jarige Rijk de brug tussen de club en de fans als ‘supporter liaison officer’ – een functie die voetbalbond KNVB voor clubs in het betaald voetbal in 2017 verplicht stelde als onderdeel van een pakket maatregelen om de veiligheid in stadions te verbeteren. „Het is niet echt een functie waar je op kan solliciteren”, legt Rijk uit. „Je moet draagvlak hebben in de achterban en met jongens die hoog in de hiërarchie staan om de tafel kunnen.”
Bij wedstrijden staat hij links onderin het staanvak op de Bunnikside, waar supporters hun club luidruchtig aanmoedigen. ‘D’r is geen mooier ple-he-kie, als U-te-reg m’n stad’, zingen ze. Rijk loopt vaak even naar boven, om contact te maken met verschillende supportersgroepen. Onderaan de tribune ziet hij immers niet wat er boven gebeurt. „Ik ben constant aan het netwerken tijdens een wedstrijd, het aanvoelen van het sentiment is heel belangrijk”, vertelt Rijk. Zo kan hij mogelijke escalatie twee stappen voor zijn, al heeft het wedstrijdverloop ook altijd een grote invloed.
‘We willen naar de kleedkamer’
Het is een slechts een klein deel van de supporters, een ‘hoogbetrokken’ groep, waar de supportersorganisatie van FC Utrecht dagelijks mee in contact staat: „80 procent, misschien wel 85 procent, koopt een kaartje, kijkt naar voetbal en gaat weer naar huis. Die hoeven niet met de directeur om de tafel”, zegt Rijk. „De mensen waar ik mee te maken heb, vragen om aandacht en die krijgen ze ook”. Voor hen moet Rijk „een filter” zijn voor de club, legt hij uit. „Als we hebben verloren, komen er wel eens supporters naar me toe die zeggen: ‘Toby, ik wil naar de kleedkamer!’ Dan zeg ik: kom maar even bij mij.” Via dat filter, dat gevormd wordt door de hele afdeling supporterszaken, wil de club de rust bewaren en kan er, als de emoties zijn gaan liggen, oprecht geluisterd worden naar opmerkingen en ervaringen van betrokken supporters.
Lees ook
Van een sabbatical naar een ‘riskant avontuur’ bij FC Utrecht: wat zit er achter de keuze van trainer Ron Jans?
Gesloopte bussen
Om die acties ‘beheersbaar te houden’, moet je supporters, en ook de harde kern, op z’n tijd betrekken, weet hij. Maar dat werpt wel het dilemma op: maak je ze betrokken omdat ze druk opbouwen of omdat ze simpelweg bij de club horen? Volgens Van der Weide is het een illusie te denken dat je alles 100 procent onder controle op kunt houden, of je moet als club keihard de confrontatie met je eigen supporters willen aangaan. Maar FC Utrecht ziet de supporters júíst ook als onderdeel van de club. „Wat in ieder geval niet werkt, is doen alsof het er niet is”, zegt Van der Weide.
„Soms zetten we ze wel aan tafel”, zegt Junier over supporters uit de harde kern die zich roeren. „Dan houden we elkaar even een spiegel voor, en daarna is het weer een tijdje rustig.” Als ze bijvoorbeeld zeggen dat ze een eigen bus willen voor uitwedstrijden, dan vragen we ze: ‘oh, wat gebeurde er vorige keer dan met die bus?’ Een tijdlang kwamen de bussen waarin FC Utrecht-supporters naar uitwedstrijden werden vervoerd, kort en klein geslagen terug.
Dat er een dun lijntje loopt tussen supporters laten meepraten en regie uit handen geven, bleek afgelopen seizoen bijvoorbeeld bij FC Groningen. Daar wist een groep harde kern-supporters met bedreigingen de veiligheidsorganisatie naar zijn hand te zetten, zo berichtte het Dagblad van het Noorden.
Rond wedstrijden staan bij FC Utrecht de afdelingen supporterszaken en veiligheid veelvuldig in contact. Ze overleggen over „de temperatuur” in het vak en kunnen snel ingrijpen, mocht er iets gebeuren. Naast Rijk, die dicht bij de supporters staat, zijn er ook nog stewards aanwezig, die vallen onder Van der Weide. Stadions zijn de afgelopen jaren zeer gecontroleerde plekken geworden. Vanuit de controlekamer van Van der Weide staan er camera’s op alle tribunes. Waar je vroeger als supporter met een hoop kon wegkomen, kan je tegenwoordig bij de minste of geringste misdraging rekenen op een stadionverbod. Gooi je als supporter een bierbekertje op het veld waardoor de wedstrijd wordt stilgelegd, dan is dat geregistreerd, word je het stadion uitgezet en later bestraft met een stadionverbod. Beledigende spreekkoren? Idem dito.
FC Utrecht-supporters die een stadionverbod hebben – momenteel zo’n tachtig – verdwijnen niet uit beeld. Sommigen komen doordeweeks een kop koffie drinken op de club. „Je haalt de club niet uit de supporter,” vertelt jongerenwerker Manon Galesloot, die supporters van FC Utrecht individueel begeleidt. „Dus als iemand in de stad bij een vechtpartij betrokken is, en ‘Utrecht hooligans’ roept, straalt dat alsnog op de club af.”
Lees ook
De harde kern uitroeien is geen optie
Zulke zaken hebben invloed op de beeldvorming waar voetbalclubs mee te maken hebben. „We snappen dat normen veranderen in de samenleving. Dat geeft ons als club een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid en die nemen we ook,” zegt Junier. „Maar in het stadion zie je diezelfde problematiek als elders in het land. Dan voelt het soms oneerlijk als supporters enorm hard worden gestraft, omdat er veel aandacht aan wordt besteed in de politiek en media.” Uiteindelijk is wat er in het stadion gebeurt ook een afspiegeling van wat er in de maatschappij speelt, zegt Junier.
Een ‘buddy’ op de tribune
Om supporters ‘erbij’ te houden, kunnen clubs de KNVB verzoeken een stadionverbod om te zetten in een (deels) voorwaardelijk stadionverbod. Supporters, die daarvoor volgens de club en de politie in aanmerking komen, kunnen meedoen aan reïntegratietrajecten. Sommigen nemen deel aan een door de ggz begeleide emotieregulatietraining, anderen gaan, nog tijdens hun verbod, met een ‘buddy’ naar het stadion. Dat doen ze dan niet in hun eigen vak, zodat ze langzaam kunnen wennen én zodat de club via de buddy kan inschatten of ze klaar zijn om in het stadion terug te keren. „Ze moeten dan laten zien dat ze een fanatieke supporter kunnen zijn zonder over grenzen heen te gaan”, zegt Galesloot.
Een ander traject is het Zij aan Zij-project, dat FC Utrecht, net als een aantal andere clubs, heeft opgezet in samenwerking met de Anne Frank Stichting. Supporters die zich schuldig hebben gemaakt aan antisemitische uitingen, of die zich vrijwillig hebben aangemeld, maken een stadstour langs plekken die belangrijk zijn voor de Joodse geschiedenis in Utrecht.
Niet iedereen komt voor zo’n tour in aanmerking, vertelt Junier. „Heb je met hardcore neo-nazi’s te maken, dan zeg ik: wegwezen. Dat kunnen wij ook niet.” Maar er is ook een categorie supporters die uit onwetendheid en groepsdruk over de schreef gaat. Die groep is in plaats van de „strafrechtelijke molen” meer gebaat bij een activiteit die tot begrip en uiteindelijk gedragsverandering kan leiden.
Dat vond ook een voetbalofficier binnen het Openbaar Ministerie, die deelname aan het project drie jaar geleden voor het eerst als taakstraf oplegde. Ze noemde het „een stuk leerzamer en zinvoller dan een reguliere taakstraf of boete.” Een van de deelnemers destijds was Stefan (zijn achternaam is bij de redactie bekend). Samen met twaalf anderen riep hij in maart 2020 voor de halve finale van de KNVB-beker tegen Ajax antisemitische leuzen richting Ajax-spelers. Hij wist dat ‘Joden’ door Ajax-fans ook als een geuzennaam werd gebruikt, en de rivaliteit en adrenaline waren groot. „Na een paar maanden kwam ik mezelf opeens tegen in het opsporingsprogramma van RTV Utrecht”, vertelt hij. „Toen heb ik me direct bij de politie gemeld.”
Nadat hij door de politie was verhoord en vingerafdrukken moest afgeven, had Stefan verwacht dat hij bij het project „wel even te horen zou krijgen wat hij allemaal fout had gedaan“. Maar ’s ochtends lagen er koekjes klaar en ging het eerst over de gezamenlijke liefde voor FC Utrecht. Bij een Joods monument voor het Spoorwegmuseum, met de namen van de zestienhonderd Joodse Utrechters die in 1942 en 1943 werden gedeporteerd, werd de deelnemers gevraagd een naam op te zoeken en legden ze – naar Joods gebruik – een steentje.
Later die dag vertelde een van de deelnemers dat de naam die ze hadden opgezocht, de naam van zijn opa was. Hij deed namens de club mee als onderdeel van het project. „Hij werd echt gezien als een medesupporter, en zijn opa is Joods”, zegt Stefan. Omdat hij de liefde voor FC Utrecht deelt en kan uitleggen hoezeer antisemitisme hem raakt, kwam het extra binnen.
„Dat is altijd wel een moment van kippenvel, dan valt het echt even stil”, vertelt Manon Galesloot. Ze heeft gezien hoe het project niet alleen individueel bewustzijn over discriminatoir taalgebruik heeft vergroot, maar ook het corrigerend vermogen onder supporters heeft versterkt. „Je kan het misschien niet helemaal uitbannen, maar dat we dat via de club hebben kunnen bereiken, is wel heel mooi om te zien”.
Leeslijst