Drie olympische zwembaden vol goud

De elementen Ieder scheikundig element heeft zijn eigen plek in het Periodiek Systeem. Ieder element heeft ook een bijzonder verhaal. Deze week:

Goud


Illustratie Lynne Brouwer

Goud is overal om ons heen, maar het komt van heel ver weg. Hoewel bijna alle elementen te herleiden zijn tot de dood of het leven van sterren, wordt het element goud gevormd bij iets extreems en unieks: botsende neutronensterren. Dat zijn extreem massieve overblijfselen van opgebrande zware sterren. Twee neutronensterren die om elkaar wentelen trillen. De energie van die trillingen gaat ten koste van de baanenergie. Daardoor bewegen de neutronensterren steeds dichter naar elkaar en botsen ze. In de Melkweg, ‘ons’ sterrenstelsel, gebeurt dat slechts ééns per 100.000 jaar. Bij zo’n botsing wordt een deel van de massa van de neutronensterren omgezet in zware elementen als goud en lood.

Dat materiaal wordt vervolgens in rap tempo het heelal in geslingerd door de energie die bij de botsing vrijkomt. Vincent Icke, hoogleraar theoretische sterrenkunde aan de Universiteit Leiden: „Dat goud ook op aarde voorkomt betekent dat de oer-nevel waaruit het zonnestelsel ontstond, een veeg daarvan heeft meegekregen.”

Goud staat op nummer 79 in het periodiek systeem, tussen platina en kwik. Het symbool, Au, stamt af van het Latijnse woord aurum. Dat betekent naast ‘goud’ ook ‘glanzend ochtendrood’, waarnaar het gelige glimmende materiaal werd vernoemd.

Hoe komt goud aan die gelige kleur? De meeste metalen zijn zilverwit of grijzig. De kleur van een materiaal wordt bepaald door de manier waarop licht erdoor gereflecteerd of geabsorbeerd wordt. De meeste metalen reflecteren bijna al het zichtbare licht dat erop valt, waardoor ze er wittig glimmend uitzien. Maar de elektronen die rondom goudatomen cirkelen absorberen blauw licht. De andere kleuren in het spectrum, rood en groen, gaan daardoor overheersen.

Het oudste bewerkte goud werd in 1972 gevonden op een groot grafveld in de Bulgaarse stad Varna, gedateerd op 4200 à 4600 v.Chr. In de graven lagen veel kleine gouden sieraden, zoals armbanden en bolvormige kralen. De oudst bekende kaart van een goudmijn werd getekend in Egypte ergens tussen 1320-1200 v.Chr.

Al het goud dat sindsdien wereldwijd verzameld is, past in grofweg drie olympische zwembaden. Dat is niet veel, maar ook niet zo weinig dat goud onvindbaar is. Dat maakte goud ideaal materiaal als betaalmiddel. Bovendien reageert goud nauwelijks met andere stoffen en het heeft een relatief laag smeltpunt (ongeveer 1.000 graden Celsius), waardoor het vroeger al zonder moderne technieken relatief eenvoudig kon worden omgesmolten. Al in 600 v.Chr. maakten mensen munten van een mengsel van goud en zilver in Lydië, een gebied in het huidige Turkije.

Nog steeds staat goud symbool voor rijkdom, maar elke (gouden) medaille heeft een keerzijde. Voor het delven van goud worden bossen gekapt. En er is (giftig) kwik nodig om goud te zuiveren. Dat kwik komt in de omgeving terecht, bijvoorbeeld in drinkwater. In 2013 werd het Minamata-verdrag van de VN opgesteld om het gebruik van kwik wereldwijd terug te dringen. Maar er vindt veel illegale goudmijnbouw plaats, vooral sinds de coronacrisis.

Vanuit de lucht, met radarsatellieten, kunnen illegale goudmijnen worden opgespoord. Hoe ruwer een terrein is, hoe meer signaal de satelliet terug ontvangt.