In Nederland zijn veel mensen rijk, en een flink deel van hen schenkt geld aan cultuur – net als overigens veel mensen die niet in conventionele zin rijk zijn. En dat vindt de overheid een goed idee: al decennia geldt in Nederland dat giften aan goede doelen fiscaal worden ondersteund. Wel veranderen de regels en de voorwaarden soms flink, en dat kan voor de schenkers en de ontvangers nogal wat uitmaken. De laatste anderhalf jaar is de recente maximering van een bepaald soort giftenaftrek onderwerp van intensieve lobby en Kamerdebat.
Om eenvoudig te beginnen: wie nu opzoekt of giften aan culturele instellingen aftrekbaar zijn, krijgt in eerste instantie een eenvoudige mededeling op de site van de Rijksoverheid: ja, zolang de instelling, zoals een museum of theatergroep, door de fiscus is geaccepteerd als zogenoemde ANBI; een algemeen nut beogende instelling. Dat geldt overigens voor giften aan alle goede doelen, niet alleen culturele instellingen: schenkers mogen giften als aftrekpost opnemen voor betaling van hun inkomstenbelasting (particulier) of vennootschapsbelasting.
Dat is al heel lang zo, zegt Maiko van Bakel, die gespecialiseerd is in de fiscale behandeling van ANBI’s en culturele instellingen. Hij is fiscalist bij PWC, en promoveert aan de Universiteit van Tilburg. „De giftenaftrek bestaat in deze vorm al sinds 1952, en daarvoor hadden we ook al iets van een giftenaftrek. De wetgever wil zo het geven aan goede doelen aanmoedigen: doordat je een aftrekpost krijgt, betaalt de fiscus een deel mee aan de gift, en geeft de schenker mogelijk meer.” Er zit nog een diepere gedachte achter de giftenaftrek, zegt Van Bakel. De overheid zou immers ook alle goede doelen kunnen financieren uit de rijksmiddelen, de schatkist waar we allemaal aan bijdragen. „Je creëert met die giftenaftrek een vorm van directe democratie, omdat je burgers zelf laat bepalen waar het geld op die momenten het hardst nodig is. En dat stimuleert de particuliere betrokkenheid bij de samenleving, de civil society.”
Incidenteel of periodiek
Voor particulieren is er een groot verschil tussen de fiscale behandeling van éénmalige of incidentele giften en periodieke giften: de verplichting voor tenminste vijf jaar om jaarlijks bedragen aan een bepaald goed doel uit te keren. Die verplichting heeft de vorm van een overeenkomst, die veel goede doelen al op hun website hebben staan, inclusief instructies.
Voor de éénmalige gift geldt een drempel én een plafond. Die is pas aftrekbaar als hij meer is dan 1 procent van je verzamelinkomen (je opgetelde belastbaar inkomen in box 1, 2 en 3) en tot maximaal 10 procent van dat verzamelinkomen. Je mag, met andere woorden, in beginsel een tiende van wat je aan inkomstenbelasting verschuldigd bent aan een goed doel geven in plaats van aan de fiscus. Er is wel nog een beperking: giften zijn onderdeel van persoonsgebonden aftrekposten, en die zijn al enige tijd slechts aftrekbaar tegen het tarief van de eerste schijf van de inkomstenbelasting, afgerond 37 procent. Als je ook (veel) in hogere schijven belasting betaalt, wordt (veel) schenken uiteindelijk minder gunstig.
Steviger stimuleert de wetgever de periodieke giften: dat mensen toezeggen structureel, meerjarig te geven aan een bepaald goed doel – dat moet wel contractueel vastgelegd zijn, de meeste goede doelen hebben daarvoor standaardovereenkomsten. Een vaste inkomensstroom is voor maatschappelijke organisaties prettig, omdat hun begroting dan voorspelbaarder is, en ze makkelijker langjarige plannen kunnen maken.
Sterker nog: tot dit jaar was er geen maximum aan de bedragen die je als periodieke gift mocht aftrekken. Maar het kabinet vond het onwenselijk dat vermogende particulieren met behulp van de giftenaftrek hun belastbare inkomen zouden kunnen reduceren tot helemaal nul, zegt Van Bakel. „Ook al verdwijnt het geld echt uit hun vermogen, naar een goed doel, en gaat het om een relatief kleine groep belastingplichtigen.” Dus sinds januari is die periodieke giftenaftrek gemaximeerd tot 250.000 euro, zowel voor particulieren als bedrijven (bij bedrijven is er fiscaal geen onderscheid tussen incidentele en periodieke giften). Dat stuit op behoorlijk wat weerstand. „De goede doelen die grote giften krijgen maakten zich zorgen: wat betekent dit voor mijn begroting, voor mijn voorbestaan. Toen is inderdaad de SBF [Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie, Red.] een lobby gestart met onder meer praktijkvoorbeelden van instellingen waar dit echt voorkomt en die benadeeld worden.” Bijvoorbeeld werden tijdens een rondleiding door het Kunstmuseum in Den Haag aan staatssecretarissen Van Rij (Financiën, CDA) en Uslu (Cultuur en Media, D66) de grote werken aangewezen die niet geschonken hadden kunnen worden als indertijd de recente aftopping al had gegolden.
Maximering
De Eerste Kamer heeft er toen op aangedrongen dat het Kabinet het effect van die maximering op ANBI’s nader ging onderzoeken. Daaruit bleek dat de grote giften aan ANBI’s vaak afkomstig zijn uit vennootschappen waarin kapitaal is opgebouwd. Als een grootaandeelhouder uit zo’n vennootschap wilden schenken, zou hij het kapitaal eerst aan zichzelf moeten uitkeren, waardoor de aandeelhouder daar (veel) belasting over moet betalen voordat hij het kan schenken. Het belastingplan is nog niet aangenomen, maar het ziet ernaar uit dat het straks mogelijk wordt om rechtstreeks vanuit de vennootschap te schenken, zonder aftopping. Voor particulieren blijft de aftopping van 250.000 euro bestaan.
Het bovenstaande geldt voor giften aan alle goede doelen. Daarnaast mag je sinds 2012 voor giften aan specifiek culturele goede doelen meer geld aftrekken dan je daadwerkelijk geschonken hebt: in de zogeheten Geefwet is op deze giften een zogeheten multiplier, of opslag gekomen, om het geven aan culturele goede doelen aantrekkelijker te maken. Het bedrag dat particulieren van hun inkomstenbelasting mogen aftrekken is de gift, zeg voor het gemak 100, vermenigvuldigd met 1,25: 125 dus. Voor vennootschappen is die opslag 1,5, die mogen bij een gift van 100, 150 aftrekken van hun te betalen vpb.
Deze opslag in de Geefwet kwam er als doekje voor het bloeden in de tijd dat onder Rutte II onder cultuurminister Halbe Zijlstra fors werd bezuinigd op cultuur. Het maakte het voor culturele instellingen wat makkelijker om fondsen te werven, omdat burgers en bedrijven voor hetzelfde geld meer konden geven.
De opslag van de geefwet heeft wel een maximum: 1.250 euro. Je mag de opslag van 1,25 toepassen tot een bedrag van 5.000 euro, dus 1.250 euro extra aftrek. Als je meer geeft, geef je dat zonder opslag. Voor ondernemingen die onder de vennootschapsbelasting vallen is de opslag van 1,5 beperkt tot een bedrag van 2.500 euro. Met andere woorden, ook voor deze ondernemingen geldt de opslag alleen voor giften tot een bedrag van 5.000 euro per jaar.
Mocht er een rechts kabinet worden gevormd met de PVV en de BBB, dan is overigens denkbaar dat deze opslag verdwijnt: de PVV heeft weinig met cultuur (en wil alle cultuursubsidies afschaffen) en de BBB noemt nadrukkelijk het afschaffen van deze opslag voor culturele goede doelen. Ze willen die gelijk trekken met giften aan andere ANBI’s, omdat ze vinden dat cultuurgiften vaak naar ‘elitaire’ bestemmingen gaan, en je voor een gift aan de lokale fanfarevereniging mogelijk geen opslag krijgt.