Verschillende scholen in België zijn uit voorzorg maandag gesloten vanwege een bommelding. Het gaat om 27 scholen voor basis-, speciaal en voortgezet onderwijs in Brussel en Waals-Brabant (Wallonië), meldt de getroffen scholenkoepel Wallonie-Bruxelles Enseignement. Het zou gaan om een bommelding van zondagavond, maar over de aard van deze melding is nog niets bekendgemaakt.
De schoolgebouwen werden zondagavond meteen door de politie geïnspecteerd en gaan niet open tot de inspectie is afgerond. In de loop van maandag wordt geëvalueerd of de scholen dinsdag weer open kunnen. Het hoofd van de scholenkoepel zei tegen de Vlaamse omroep VRT dat veel bedrijven de afgelopen weken zijn „getroffen door soortgelijke waarschuwingen” en dat de bommelding „geen reden voor paniek” is.
Vorige maand zijn onder meer een flatgebouw, een supermarkt, meerdere scholen en een luchthaven in België ontruimd geweest na dreigmails. Die meldingen zijn toegenomen sinds de oorlog tussen Israël en Hamas in het Midden-Oosten, schrijft VRT. In een persbericht schrijft de scholenkoepel maandag: „We kunnen de toename van dit soort waarschuwingen de afgelopen weken alleen maar betreuren.”
Meer bijgelovige hotelketens en ook vliegmaatschappijen mijden het nummer 13. Geen dertiende etage, geen stoelnummer dertien.
Niets van dat al bij de rederij die me naar Engeland brengt. En dat niet alleen: als ik voor afvaart neerplof in de bar, speelt over de speakers keihard ‘My Heart Will Go On’ van Celine Dion.
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Dat de verpaupering van de wetgevende macht in Nederland ooit zou worden belichaamd door minister David van Weel (Justitie, VVD), was tot vorige week onvoorstelbaar. Hij was afgelopen jaar een lichtpuntje in het kabinet. Anders dan veel collega’s binnen de (radicaal-)rechtse coalitie, besefte Van Weel dat de macht in Nederland niet uit de loop van een geweer komt maar dat recht en orde hier van oudsher een gedeeld belang zijn.
Vorige week bleek dat ook voor Van Weel het hemd nader dan de rok is. Met het reces in zicht werkte hij er aan mee dat een nieuwe wet, die hulp aan illegale vreemdelingen strafbaar stelt, met allerlei procedurele ongerijmdheden en verbale trucjes door de Tweede Kamer werd geloodst. Het leek hem amper te deren. De besluitvorming verdiende weliswaar geen „schoonheidsprijs”, maar het „resultaat telt”, zei Van Weel naderhand.
Het gaat me hier even niet om de alom bediscussieerde vraag of „onderduiken” (dixit PVV) een misdrijf is dat desnoods met een celstraf moet worden bestreden, ook al is dat zeker geen bijzaak. Hoofdzaak is het feit dat Van Weel op het kritieke moment in de Tweede Kamer zijn rug niet durfde te rechten of er met heldere compromissen op de proppen kwam, maar dat hij het parlement dubbelhartig naar de mond bleef praten om koste wat kost een meerderheid bij elkaar te sprokkelen. Aan een ordentelijk wetgevingsproces had hij kennelijk lak. Zo zei de minister voor de stemmingen eerst dat de wetstekst van weinig waarde was, omdat hij die wet wegens capaciteitsproblemen bij politie en justitie toch niet zou kunnen uitvoeren, en beloofde hij vervolgens ineens om het gewraakte wetsartikel tijdelijk in de ijskast te leggen zodat hij achteraf nog even de Raad van State om advies kon vragen.
Dat Van Weel zich hiertoe verlaagde – nota bene samen met een meerderheid van de Tweede Kamer – getuigt niet alleen van politiek opportunisme. Door bij de behandeling van een langjarige wetswijziging het wetgevingsproces ondergeschikt te maken aan een kortstondige electorale tactiek – de wet moest en zou voor de verkiezingen worden afgerond – heeft hij de scheiding der machten, die hoeksteen van ons bestel, een slechte dienst bewezen. In een parlementaire democratie zijn vorm en inhoud immers twee zijden van een en dezelfde medaille. Wie daar een „modderpoel” van maakt, zoals CU-fractievoorzitter Mirjam Bikker de werkwijze van de regeringscoalitie typeerde, draagt bij aan verdere verloedering van de rechtsstatelijke mores in Nederland, mede omdat het einde nog niet in zicht is.
Als de Raad van State zich laat lenen voor een achteraf-advies doet ze mee aan de ondermijning. Weigert dit college om de wetgeving met terugwerkende kracht wit te wassen, dan zal radicaal-rechts betogen dat dit ongekozen adviesorgaan moet worden opgeheven. In beide gevallen trekken de populisten, die de ‘trias politica’ niet erkennen omdat hét volk via dé leider met één stem spreekt, aan het langste eind. Zonder er zelf iets voor te hebben gedaan, heeft Wilders deze dubbele winst op een presenteerblaadje aangereikt gekregen.
Ooit leverde de VVD steevast vaklui voor Justitie die, ook als ze stonden voor pure law and order, steeds oog bleven houden voor het noodzakelijke evenwicht tussen doel en middel. Minister Carel Polak (1967-1971), die het uitgangspunt „democratie is niet voor bange mensen” muntte, was de eerste en beste liberaal in die reeks.
Als Van Weel niet op zijn schreden terugkeert, breekt de VVD met haar eigen traditie dat het doel niet alle middelen heiligt. Dat zou niet alleen de partij van Dilan Yesilgöz raken, maar heel Nederland.
Hubert Smeets is journalist en historicus. Hij schrijft om de week op deze plaats een column.
Normaal staat het water wel een halve meter of een metertje hoger”. De dode bomen zijn door het laagstaande water goed zichtbaar in het meertje in buitenpolder Heerewaarden. Ze liggen, botwit van kleur, dwars over het landschap. Aan de overkant staat een beverburcht. Normaal zou die deels onder het water verborgen zijn en beschut onder het hoge gras waartussen munt, zuring en vergeetmenietjes groeien.
„Het gebied is door de bever helemaal verruigd”, zegt bevermanager Kees Schep. „De bevers zorgen voor onderwaterbossen, die fantastisch zijn voor jonge vissen en insecten. Dat is voor de biodiversiteit heel fijn.” Schep staat met zijn laarzen in de modderige oever, leunend op de stok die hij zonet gebruikte om prikkeldraad mee over te stappen.
De bever was lange tijd uitgestorven in Nederland, maar wordt om zijn bijdrage aan de Nederlandse biodiversiteit sinds de jaren tachtig in verschillende natuurgebieden uitgezet. In 2012, toen dat in de Flevopolder gebeurde, werd daar niet gedacht dat ze ooit zoveel schade zouden veroorzaken dat ‘beverbeleid’ nodig zou zijn. Tien jaar geleden waren er nog 1.450 bevers in Nederland. Nu zijn het er zo’n zevenduizend, naar een schatting uit 2023 – en de populatie groeit. Bovendien blijkt het beestje ook buiten grote natuurgebieden te kunnen bivakkeren.
Het Rijk, provincies, Rijkswaterstaat, Waterschappen en ProRail presenteerden dinsdag dan ook een ‘Landelijke aanpak voor duurzaam beverbeheer’. De strekking: de bever is in het Nederlandse landschap een blijvertje, dus vereist een gestructureerde aanpak.
De bever veroorzaakt namelijk ook steeds vaker overlast. Vorige week schreef de Limburger over bevers die in de buitenwijken van Gulpen aan de bomen knagen. In 2022 velde een beverfamilie eeuwenoude beukenbomen op landgoed Amerongen. Het jaar daarvoor kon ProRail de trein van Groningen naar Assen niet laten rijden na een spoorwegverzakking door een beverhol in de talud.
Een beverburcht. Foto Merlin Daleman
Waterschappen ondervinden de meeste last, want bevers willen nog wel eens in dijken of sloten graven. In 2023 richtten ze in Limburg en waterschap Aa en Maas op respectievelijk 396 en 297 plekken in het watersysteem schade aan, volgens data van de Unie van Waterschappen. De kosten voor herstel na beverschade zijn voor de waterschappen in vier jaar meer dan verdrievoudigd, van 251.000 euro in 2019 naar 836.089 euro in 2023.
Muskusratten
Samen met collega Robin Lamers houdt bevermanager Schep de bevers in de gaten voor het Waterschap Rivierenland. De bever wekte zijn interesse. „Niet alleen het dier zelf, maar ook hoe wij als gestructureerd Nederland daarmee omgaan.” En ermee omgaan moeten we: anders dan bijvoorbeeld de muskusrat mag de beschermde bever doorgaans niet worden afgeschoten.
Schep was vroeger net als Lamers muskusratbestrijder. Die krijgen steeds vaker de taak te ‘polderen’ met de bever. „We zijn altijd op zoek naar een tussenoplossing: wat wil de bever? Wat willen wij?”
Schep verwelkomt de landelijke beveraanpak, want voor hem zal het flink wat papierwerk schelen. Muskusrattenbeheer Rivierenland werkt voor vijf provincies, en allemaal hanteren die eigen regels. „Voordat we een hol mogen uitgraven, zetten we stokken voor het hol. Maar welke stok je daarvoor mag gebruiken, verschilt weer per provincie.”
De bureaucratie is al minder geworden, zegt Schep. „In het verleden kon het maanden duren om een vergunning aan te vragen, tegenwoordig gaat het vaker over dagen of weken.” Zo richtten de aandragers van de landelijke aanpak in 2021 het Kenniscentrum Bever op om inniger samen te werken. Daarvoor waren partijen het wiel zelf aan het uitvinden, zegt Schep. „Wij hebben al redelijk wat expertise bij de Waterschappen, maar organisaties als Prorail of Rijkswaterstaat moesten bij nul beginnen.”
Bevermanager van Waterschap Rivierenlan Kees Schep (in het zwart). Foto Merlin Daleman
Met de nationale beveraanpak moet ook bepaald worden wie gaat betalen voor preventieve maatregelen. „Voorheen werd er nog wel gekissebist”, zegt Schep. „Ligt dat bij het Rijk of bij het Waterschap? Dat moet allemaal nog uitgewerkt worden, maar die duidelijkheid gaat er in ieder geval nu komen.” Het gaat over grote bedragen: sinds 2022 gaf Waterschap Rivierenland volgens eigen data meer dan 400.000 euro uit aan bevermaatregelen, zoals beverwerend gaas dat wordt aangelegd bij dijkversterkingsprojecten.
Volgens Schep zit er voorlopig nog geen eind aan de groei van de Nederlandse beverpopulatie. Dat betekent vooral verdere verspreiding over nieuwe gebieden, want bevers zijn erg territoriaal. In Limburg en tussen de Maas en de Nederrijn zitten er al veel, maar ook andere provincies kunnen op de opmars van de bever rekenen. „In Friesland alleen al schatten ze dat als je de populatie niet zou sturen, daar ruimte is voor zevenduizend exemplaren.”
In het nationale plan moet nog uitgewerkt worden waar bevers voorrang krijgen, en waar de mens ze niet wil hebben. Ook voor gebieden met nu nog weinig bevers.
Toch blijft de aanpak zelf „maatwerk”, zegt Schep. Geen enkele rivier is hetzelfde, en daardoor gedraagt geen bever zich hetzelfde. „Als we een dam weghalen, gaat hij ’m dan terugbouwen? Of probeert hij een voedselvoorraad te bereiken? Soms zien we dat een bever een dam bouwt in een sloot om het water op te stuwen, zodat hij bij een maïsveld kan.”
Hout dat is aangeknauwd door bevers. Foto Merlin Daleman
Een beverburcht. Foto Merlin Daleman
Klimaatbestendig
De bouwgrage bever brengt niet alleen schade aan, zegt Schep. In Nederland kunnen de beverbouwwerken helpen met het tegengaan van verdroging door klimaatverandering. „Door de beverdammen ontstaan meertjes, en dan heeft het water meer tijd om in de grond te zakken. Bijvoorbeeld bij de flanken van de Veluwe kan dat heel waardevol zijn, daar komen de bevers nu net aan.”
„We zullen ons hele land klimaatbestendig moeten maken, dus de bever kunnen we in de toekomst hopelijk meenemen in die projecten.”
Toch blijft het lastig om bevers naar de hand van de mens te zetten, denkt hij. „Ik denk vooral dat we in Nederland wel wat meer ruimte zouden kunnen laten aan onvoorspelbaarheid, de grillen van de natuur. Dat we daar rekening mee houden wanneer we bouwen.”
Lees ook
Onder het spoor is het voor de beschermde das goed toeven, maar hoe bescherm je het spoor tegen de das?