Politici weten: geen jeugdzonde zo klein of hij wordt je op een gegeven moment voor de voeten geworpen. Dat dit een fenomeen van alle tijden is, blijkt wel uit het verhaal van de Oost-Romeinse keizer Constantijn V. Hij voerde een zeer radicale religiepolitiek en zijn tegenstanders zochten een stok om hem mee te slaan. Die vonden ze in een ‘ongelukje’ dat Constantijn als baby was overkomen.
Het moet een bijzonder onsmakelijke scène zijn geweest: de kleine Constantijn zou tijdens zijn doop in het water van de doopvont hebben gepoept. Dat gaf zijn vijanden decennia later de kans om hem de bijnaam op te plakken van Kopronymos, wat zoiets betekent als ‘de Mestnamige’.
Dat was niet het enige wat ze over hem te zeggen hadden. De monnik en historicus Theophanes de Belijder noemde Constantijn „een bloeddorstig monster”, een „wild beest” en „een onreine en bloedbesmeurde magiër die er plezier in schiep demonen op te roepen”.
Deze „voorloper van de Antichrist” was in 741 zijn vader Leo III opgevolgd als keizer in Constantinopel. Leo had een politiek van iconoclasme in gang gezet: hij was tegen het vereren van de afbeeldingen van Jezus, Maria en de heiligen zoals die de kerken en kloosters in zijn rijk versierden. Constantijn was vast van plan de strijd van zijn vader voort te zetten, maar had eerst andere dingen aan zijn hoofd.
Zijn zwager was namelijk in opstand gekomen nadat hij de troon bestegen had en zich opmaakte voor een veldtocht tegen de moslims aan zijn oostgrens. Constantijn versloeg deze familierivaal, liet hem de ogen uitsteken en paradeerde de patriarch van Constantinopel, die partij tegen hem had gekozen, op een ezel door de stad.
Nadat hij op deze manier orde op zaken had gesteld, ondernam de keizer alsnog een succesvolle campagne tegen het Kalifaat. Hij veroverde Cyprus en verschillende belangrijke steden in het huidige Turkije en Syrië. Daarnaast was hij in de Balkan actief tegen het koninkrijk Bulgarije, waarbij hij ook successen boekte. De economie van het Oost-Romeinse rijk draaide ondertussen op volle toeren. Constantijn was, kortom, een kundig heerser.
Dat hij toch een twijfelachtige reputatie heeft, komt door zijn iconoclasme. Constantijn organiseerde in 754 het Concilie van Hieria. De bisschoppen daar besloten dat mensen die iconen aanbaden ketters waren. Dat gaf de keizer de kans om keihard toe te slaan, maar hij wachtte daarmee tot 764, toen zijn positie dankzij zijn militaire successen onaantastbaar was geworden.
Constantijn liet kerken leeghalen en vervolgde iedereen die weigerde de iconen af te zweren. Hij trad extra hard op tegen de kloosters. Monniken en nonnen werden vermoord, gemarteld of vernederd. Of, zoals Theophanes het schreef: „de keizer tierde tegen allen die God vreesden”.
Constantijn V overleed in 775, tijdens weer een veldtocht tegen de Bulgaren. Onder zijn kleinzoon Constantijn VI werd de verering van iconen weer toegestaan. Dat was ook het moment dat de vijanden van de beeldenstormer hun kans schoon zagen hem met drek te besmeuren.