Er klonk de nodige opluchting door in de tweet van Mark Rutte, nadat Israël en Hamas woensdag een tijdelijke wapenstilstand hadden afgekondigd. „Heel goed nieuws”, schreef de demissionair minister-president (VVD) op X. „De gevechtspauze moet gebruikt worden om heel veel hulp te leveren aan de onschuldige inwoners van Gaza.”
Afgelopen weken heeft het kabinet geworsteld met het Nederlandse standpunt over de oorlog in Gaza, die al aan meer dan 11.000 Palestijnen het leven heeft gekost. De beantwoording van Kamervragen over de oorlog moest worden uitgesteld, omdat het kabinet meer tijd nodig had. Een extra debat van de commissie van Buitenlandse Zaken werd over de verkiezingsdag heen getild. Slechts weinig Nederlanders zullen oog hebben voor dit extra debat, dat donderdagmiddag wordt gehouden.
Dat wil niet zeggen dat het overleg tussen de Kamer en de demissionair ministers Bruins Slot (Buitenlandse Zaken, CDA), Schreinemacher (Buitenlandse Handel, VVD) en Ollongren (Defensie, D66) niet van belang is. Sinds het begin van de oorlog in Gaza manoeuvreert de regering tussen het internationaal recht – een hoeksteen van het Nederlandse buitenlandbeleid – en realpolitik. Daarbij waren de coalitiepartijen het zelden eens. D66 wil dat Israël harder wordt aangesproken op mogelijke schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Rutte, die volgens ingewijden in Brussel op koers ligt om Jens Stoltenberg op te volgen als secretaris-generaal van de NAVO, kiest onomwonden voor de Amerikaanse lijn: Israël mag onder geen beding worden afgevallen.
Lees ook
Gevechtspauze in Gaza met dank aan Qatar en Biden
‘Onevenredig geweld’
Die lijn is niet onomstreden, zo blijkt uit interne documenten van het ministerie van Buitenlandse Zaken, waaruit NRC afgelopen weken publiceerde. De Directie Juridische Zaken van het ministerie waarschuwde voor het risico op schendingen van het oorlogsrecht door beide partijen – dus ook Israël. De Nederlandse ambassade in Tel Aviv meldde zelfs dat het Israëlische leger gebruikmaakte van „onevenredig geweld”.
Dergelijke waarschuwingen hebben het kabinet nog niet van koers doen veranderen: Nederland roept Israël op het oorlogsrecht te respecteren, maar wil nog geen conclusies verbinden aan de humanitaire noodtoestand. Hoe gevoelig het veroordelen van Israël ligt, valt op te maken uit een interne e-mailwisseling van het ministerie van Buitenlandse Zaken, die het kabinet heeft meegestuurd met de antwoorden aan de Kamer. Aanleiding daarvoor was een tweet van EU-buitenlandvertegenwoordiger Josep Borrell, die zich op 28 oktober uitsprak tegen het torenhoge aantal burgerslachtoffers in Gaza. „Dit is in strijd met het internationaal humanitaire recht”, twitterde Borrell.
Minister Bruins Slot vroeg meteen na waar de EU-commissaris die uitspraak op baseerde. „Kan Borrell dit zo zeggen?”, vroeg een ambtenaar namens de minister. De juridische experts vonden van wel. „Partijen hebben de plicht burgers te ontzien en te beschermen, waar dit in hun macht ligt”, schreef een ambtenaar terug. „De stelling van Borrell dat deze situatie indruist tegen het humanitair oorlogsrecht is juridisch zeker verdedigbaar.”
De regering wil daar niet aan. In de omstandig geformuleerde antwoorden op vragen uit de Kamer probeert het kabinet op alle mogelijke manieren geen harde veroordelingen uit te spreken. Zo druist de eerder door Israël afgekondigde blokkade van Gaza weliswaar „evident” tegen het humanitair oorlogsrecht in, maar zijn er sindsdien wel degelijk – mondjesmaat – hulpgoederen naar binnen gebracht. „De vaststelling of sprake is van een totale blokkade en daarmee een schending van het humanitair oorlogsrecht, kan alleen als het kabinet beschikt over alle relevante feiten”, zo schrijven de verantwoordelijke ministers. Hetzelfde geldt voor de massale luchtaanvallen van het Israëlische leger, waarbij zoveel slachtoffers vallen. Volgens het kabinet is het „zeer complex” om uitspraken te doen: „Gedegen en onafhankelijk onderzoek zal nodig zijn om de relevante feiten boven water te krijgen.”
Lees ook
Hoe Buitenlandse Zaken worstelt met het Israël-standpunt
Signalen van oorlogsmisdrijven
Dat klinkt heel redelijk, maar dat ís het niet, betoogt Marieke de Hoon, universitair hoofddocent internationaal strafrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Vorige week, tijdens een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer, benadrukte De Hoon dat het internationaal humanitair oorlogsrecht derde partijen verplicht om schendingen zo veel mogelijk tegen te gaan. De afwachtende houding van het kabinet past hier niet in. „Je niet uitspreken, is nooit in het voordeel van de burgerbevolking”, zo licht De Hoon toe. „En juridisch gezien geldt: zorgvuldigheid mag niet leiden tot nog grotere aantallen burgerslachtoffers. Nederland heeft de plicht om signalen van oorlogsmisdrijven door Israël een stuk serieuzer te nemen dan nu gebeurt.”
Het staat nog niet onomstotelijk vast dat Israël oorlogsmisdrijven heeft gepleegd, zei de juriste in de Kamer, maar het begint er wel meer op te lijken. „De aanvallende partij heeft de plicht om het aantal burgerslachtoffers zo veel mogelijk te beperken”, zegt De Hoon. „Israël schiet daarin ontegenzeggelijk tekort.”
Voorlopig kiest Nederland voor stille diplomatie. Deze week reisde Bruins Slot naar Israël en de Westelijke Jordaanoever voor een bezoek van twee dagen. Ze sprak met de Palestijnse premier Mohammad Shtayyeh en met de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Eli Cohen. Bij de laatste riep Bruins Slot op tot „humanitaire gevechtspauzes” – een staakt-het-vuren is volgens Den Haag in strijd met Israëls recht op zelfverdediging. Bruins Slot was getroffen door het leed dat ze aantrof. „Je wordt er stil van”, schreef ze op LinkedIn.