Nadat eerder honderden medewerkers en studenten in een open brief stelden dat het bestuur van de Universiteit van Amsterdam (UvA) de „genocide door Israël” en het „koloniaal geweld” moesten veroordelen, eisten deze week ook negentien Joodse medewerkers en studenten van verschillende universiteiten dat universiteiten zich „tegen de vernietigende oorlog die Israël voert” zouden keren. Ze eisen onder meer dat samenwerkingen met Israëlische instituties worden stopgezet en dat besturen zich „actief in zetten tegen een klimaat van bedreigingen, polarisatie en discriminatie”.
Op zichzelf is het prijzenswaardig dat de briefschrijvers willen waken voor een klimaat van polarisatie, maar zelf geven ze niet het beste voorbeeld van een dialogische houding. Sterker nog, in de eerste brief staat dat zij opnames zullen maken van het gesprek omdat ze anderen ervan verdenken dat ze fout weergegeven zullen worden of onderbroken. Het bestuur van de UvA liet bij monde van de collegevoorzitter weten dat hun taak niet een politieke is, maar dat het de taak is „van onze wetenschappers om de historische context van dit conflict te schetsen”. Stelling nemen zou de polarisatie voeden, voegde Geert ten Dam daar in een interview met Folia aan toe. Deze houding lijkt me terecht.
Afgelopen week zag ik daar een prachtig voorbeeld van. Astrid Erll, hoogleraar aan de Goethe-Universiteit in Frankfurt, hield ter gelegenheid van een eredoctoraat een openbare lezing over het vakgebied waarvan zij een van de grondleggers is: cultural memory studies. Ze bestudeert hoe mensen op grond van ‘cultural core-events’, culturele sleutelmomenten, razendsnel tot hun morele posities komen. Onder verwijzing naar How Nations Remember (2021) van James Wertsch, vertelde ze hoe de Tweede Wereldoorlog de belangrijkste pijler voor het denken over moraal is in Europa. Boeken, verhalen, films en teksten in het onderwijs zijn vormend. Bij eigentijdse conflicten wordt deze culturele bagage geactiveerd en ingezet. Maar dit culturele geheugen wordt in tijden van oorlog en snelle media ook gemanipuleerd en ingezet als propaganda.
Ik dacht na over mijn eigen culturele bagage als het gaat om Israël en Palestina. Hoe is die gevormd? Van huis uit kreeg ik ‘neutraliteit’ als belangrijkste en onmiddellijke morele waarde. Wie de boel bij elkaar wil houden, kan het best zijn mening wat temperen. Zo bijzonder ben je nu ook weer niet en je mening al helemaal niet (Kierkegaard: „We hebben al de vrijheid van gedachten, waarom wil iedereen toch de vrijheid van meningsuiting?”). Deze Scandinavische vorming – gerelateerd aan overgeleverde verhalen over overleving door neutraliteit in wereldoorlogen – werd aangevuld met een compleet ander perspectief toen we naar Nederland verhuisden. Dat was een narratief van partij kiezen, je uitspreken, van verzet, met Jan Terlouws boek Oorlogswinter als sleuteltekst.
Het ‘eisen’ als uitingsvorm kreeg ik ook op vele andere manieren mee. Tijdens mijn eerste verenigingsdag van zeilvereniging het Y in Durgerdam vroeg iemand of er nog een toetje kwam. Dat was het signaal voor alle kinderen om met het bestek op tafel te slaan en te scanderen: „wij eisen ijs!”. Ik leerde die dag als vijfjarige een belangrijke les over Nederland: als je hier iets wilt, dan moet je dat luidkeels eisen. Want dat werkt (we kregen ijs).
Later ontdekte ik dat het eisen de Nederlanders met de culturele paplepel is ingegoten. Wij eisen ijs komt uit een vrolijk verhaal van Annie M.G. Schmidt dat al generaties meegaat. Het gaat over Floddertje die uit rebellie haar haren afknipt, en de andere kinderen zegt dat ze dat ook moeten doen. Daarna eisen ze ijs, en ze krijgen het!
Astrid Erll en haar collega’s laten met hun wetenschappelijke onderzoek zien hoe belangrijk culturele en nationale narratieven zijn bij het vormen van je morele positie tijdens conflict en oorlog. Daar politieke consequenties aan verbinden is niet háár taak. Maar ik concludeerde dat een rijk en veelzijdig aanbod aan cultuur(onderwijs) van groot belang is. Aan absolute moraal en hokjesdwang gaan we in deze tijd ten onder; cultuur, onderzoek en kennis zijn de zuurstof om met elkaar in gesprek te blijven.
Schrijver Abdelkader Benali startte onlangs een mooi initiatief op sociale media door te delen welke boeken en films zijn ideeën over Palestina en Israël hebben verrijkt. Hij noemde Waltz with Bashir, ik dacht aan de films van Hany Abu-Assad. Benali pleit voor meer kennis, en intellectuele en culturele rijkdom, die ontbreekt in het debat. Eens!
Ik bedacht me dat ik Benali eens moest polsen… moesten we niet vlak voor verkiezingstijd… een brief op hoge poten… aan alle politici…? Wij eisen intellectuele rijkdom! Wij eisen kennis! Wij eisen cultuur!
Stine Jensen is filosoof en schrijver. Ze schrijft om de week een column op deze plek.