Het is een ijkpunt in elke campagne: de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s door het Centraal Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving. Beloftes over extra geld of juist bezuinigingen (bij het CPB) en klimaat (bij het PBL) worden concreet gemaakt. Voor politieke partijen levert het rekenwerk volop munitie om het eigen partijprogramma aan te prijzen en dat van de ander aan te vallen.
Het CPB berekent wat de plannen van partijen voor consequenties hebben voor zaken als armoede, koopkracht en staatsschuld. Het PBL berekent de gevolgen van de programma’s voor het klimaat, natuur, milieu en mobiliteit.
Een totaalbeeld van het politieke landschap is dit jaar moeilijker te vormen, omdat een groot aantal partijen is afgehaakt. PVV, SP, PvdD , BBB, Denk, BIJ1 en NSC zijn kritisch over de ‘modellenwerkelijkheid’ van het CPB en leverden hun plannen niet in. VVD, D66, GroenLinks-PvdA, CDA, ChristenUnie, Volt, JA21 en SGP deden dat wel.
Zes lessen uit de doorrekening.
les 1 Niemand wil nu hard bezuinigen
Gaat het nieuwe kabinet fors bezuinigen? Daar ziet het niet naar uit, afgaand op de rekensommen van het Centraal Planbureau. Het afgelopen jaar viel onder economen her en der te horen dat het tijd werd in de gegroeide overheidsuitgaven te snoeien.
Onlangs stelden hoge ambtenaren in de Studiegroep Begrotingsruimte een flinke bezuinigingsronde voor: een nieuw kabinet zou in 2028 wel 17 miljard euro kunnen bezuinigen, of ophalen met extra belastingen.
Daar is in de doorrekening weinig van terug te zien. Bij ongewijzigd beleid geeft de overheid over vijf jaar 40 miljard euro extra uit, verwacht het CPB. Alleen de VVD-plannen duiken daar door bezuinigingen echt onder, die komen 10 miljard euro lager uit. Het uitgavenplaatje van CDA, JA21 en SGP verschilt nauwelijks van de status quo. Er wordt bezuinigd noch meer uitgegeven.
Bij D66 en GroenLinks-PvdA komt er respectievelijk 16 en 20 miljard euro bij. Bij Volt gaat het zelfs om 60 miljard euro aan extra uitgaven bovenop de verwachte uitgavengroei. Dat komt doordat Volt het hele toeslagenstelsel wil afschaffen en het geld met minder aftrekposten wil verdelen: ook de verwachte inkomsten gaan bij Volt met tientallen miljarden omhoog.
Over sommige begrotingsposten zijn de acht partijen het eens. Allemaal verhogen ze bijvoorbeeld de defensie-uitgaven. Minder overeenstemming is er over onderwijs. D66, GL-PvdA en met name Volt geven daar fors meer aan uit, CDA en VVD kiezen juist voor bezuinigingen. Aan het beteugelen van de snelle stijging van de zorgkosten brandt eigenlijk niemand zich.
Rampzalige gevolgen voor de schatkist heeft deze mildheid van de partijen vooralsnog niet: de staatsschuld loopt in de prognoses van het CPB de komende jaren amper op of daalt zelfs.
Een aantal bezuinigingen valt wel op. Zo schrappen bijna alle partijen de rest van het Nationaal Groeifonds. Dat fonds werd in 2020 bedacht door ministers Wopke Hoekstra (CDA) en Eric Wiebes (VVD) om de innovatie en groei aan te jagen, maar zelfs hun eigen partijen hebben er nu genoeg van. Ook in het stikstof- en klimaatfonds wordt door sommige partijen gesneden. Nieuw Sociaal Contract (NSC), niet meegenomen in de doorrekening, zegt alle drie de fondsen geheel te schrappen.
Verder zet de VVD een streep door alle ontwikkelingssamenwerking, met uitzondering van noodhulp. Daarmee bespaart de partij ongeveer 5 miljard. In het programma klonk dat nog anders: daarin wilde de VVD enkel „ontwikkelingsrelaties met derde landen onder een vergrootglas houden en indien nodig afbouwen” en „stoppen met goedbedoelde maar weinig effectieve projecten”.
Les 2 Iedereen legt de rekening ergens anders
In de campagne klinken de partijen eensgezind: werkenden en middeninkomens moeten minder belasting betalen. Toch laat de doorrekening heel wat verschillen zien. Daarin valt vooral de gigantische lastenverschuiving op die GroenLinks-PvdA voor ogen heeft.
Zonder beleid stijgen de lasten op arbeid en inkomen volgens het CPB met 6 miljard euro in 2028. Bij GroenLinks-PvdA vallen die lasten 24 miljard euro lager uit. Die gunst betaalt het linkse verbond door de lasten op vermogen en winst met 26 miljard euro te verhogen. Een van de ingrediënten van die verhoging is een miljonairsbelasting: die zou miljarden opleveren.
D66, ChristenUnie en Volt hebben een soortgelijke lastenverschuiving voor ogen: minder belasting op arbeid en inkomen, meer op grote vermogens en bedrijfswinsten. Deze vier partijen kunnen elkaar op een aantal terreinen vinden: ze beperken bijvoorbeeld de hypotheekrenteaftrek. Ook worden bij deze partijen de lasten op klimaat en milieu het hoogst: de vervuiler betaalt.
Bij VVD, CDA, JA21 en SGP blijft de belasting op inkomen en arbeid de komende jaren wél stijgen, vooral omdat ze relatief weinig aan het beleid wijzigen. Vermogens en winsten blijven bij de VVD ongemoeid, en gaan er bij JA21 en SGP zelfs op vooruit.
Opmerkelijk genoeg stelt het CPB vast dat zelfs in het VVD-pakket de laagste inkomens en uitkeringsgerechtigden het meest profiteren van de voorgestelde plannen. Daarmee lijkt de trend eenduidig: de meeste doorgerekende verkiezingsprogramma’s leiden tot beleid dat de inkomensverschillen verkleint.
Campagnebeeld van NSC, VVD, SP en de BBB
les 3 Vaagheid loont: volop vraagtekens
De partijen die hun huiswerk bij het CPB inleverden, zullen elkaar de komende weken om de oren slaan met hun beste cijfers. Banenkampioen! Koopkrachtsprong! Armoede gehalveerd! En ze zullen elkaar confronteren met de nadelen van andermans programma.
Zo ontspringen de partijen die afhaakten en niets lieten doorrekenen de dans. Toch ontkomen zij niet helemaal aan de tucht van de rekenmeesters. Voormalig CPB-econoom Wim Suyker berekende de afgelopen weken op eigen houtje de gevolgen van hun programma’s.
Suyker beschikte bij zijn rekenwerk niet over een belangrijke luxe die het CPB wel heeft. Het Planbureau voert namelijk maandenlang uitvoerige gesprekken met de financieel specialisten van partijen om precies te begrijpen hoe ze hun plannen willen uitvoeren en bekostigen. Suyker moest afgaan op de formulering in het programma.
De resultaten laten zien: vaagheid loont. De afgehaakte partijen laten in veel gevallen de tekorten verder oplopen dan de partijen die wél in de CPB-doorrekening zitten. En dan zit de optelsom vaak nog vol inconsistenties en vraagtekens. In sommige gevallen kon Suyker alleen een plusje of een minnetje noteren, om aan te geven of er geld wordt uitgegeven of bezuinigd.
Zo wil BBB de toeslagen afschaffen, zonder dat duidelijk is uitgewerkt welk stelsel daarvoor in de plaats komt. Ook NSC is in het verkiezingsprogramma weinig concreet over de financiële gevolgen van veel plannen, zoals het verhogen van het minimumloon zonder een bedrag te noemen. Bij beide partijen staan Suykers tabellen vol uitgaven die te vaag waren om mee te tellen.
Les 4 Veestapel krimpt bij alle partijen
De vijf partijen die hun klimaat- en milieuplannen lieten doorrekenen door het PBL denken heel anders over de toekomst van de landbouw en de natuur in Nederland, maar toch is er één rode draad: bij alle vijf krimpt de veestapel. Bij de VVD het minst, met ongeveer 10 procent in 2030. Bij D66, Groenlinks-PvdA en Volt het meest met 30 tot 35 procent. Zoals vaker zit de ChristenUnie er tussenin met 20 procent. NSC, de partij van Pieter Omtzigt, deed niet mee aan deze doorrekening, maar denkt overigens ook dat de veestapel zal moeten krimpen.
De VVD kiest voor intensieve landbouw met coulante regels, D66 voor kringlooplandbouw met strikte regels, Groenlinks-PvdA en Volt voor natuurinclusieve, kleinschalige landbouw met strikte regels en ChristenUnie voor landschapsbeheer door boeren met matige regulering.
De vijf partijen weten allemaal de uitstoot van stikstof meer te verlagen dan het gevallen kabinet. Maar D66 en Groenlinks-PvdA doen dat veel sneller dan VVD en ChristenUnie: grofweg weten de groene partijen de stikstofuitstoot in 2030 te halveren.
Dat komt niet alleen doordat die partijen de landbouw meer beperkingen opleggen. De VVD denkt heel anders over de ruimte voor autorijders en vliegen dan de andere vier. Die partijen maken autorijden en vliegen duurder en elektrisch rijden aantrekkelijker, waardoor de stikstofuitstoot fors daalt. De VVD stimuleert het gebruik van auto’s en schrapt een vrachtwagenbelasting waardoor de stikstofuitstoot van het verkeer licht stijgt.
Ook bij de landbouw is de mogelijke consequentie van strenger beleid dat agrarische bedrijvigheid zich naar het buitenland verplaatst en daar de biodiversiteit onder druk zet, – zeker als niet tegelijkertijd de consumptie van zuivel en vlees in Nederland vermindert. Alleen D66, ChristenUnie en Volt willen zuivel en vlees duurder maken en ontmoedigen. Maar die zal daardoor met maar 5 procent dalen, raamt PBL. Groenlinks-PvdA maakt vlees en zuivel niet duurder. Daardoor is het risico groter dat de productie zich naar het buitenland verplaatst.
les 5 Ambitieus klimaatbeleid stuit op grenzen
Hoe snel kan Nederland de uitstoot van broeikasgassen verminderen? Die vraag leidt steevast tot onenigheid tussen linkse partijen die sneller willen gaan en rechtse partijen die waarschuwen voor de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven in Europa. Die tweestrijd is terug te vinden in de doorrekening door de klimaatdeskundigen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Slechts vijf partijen lieten hun plannen doorrekenen door deze klimaatdeskundigen: VVD, Groenlinks-PvdA, D66, de ChristenUnie en Volt. Anders dan in 2021 deed het CDA niet mee, volgens de partij door een gebrek aan mankracht.
De VVD blijft heel dicht bij het beleid van het gevallen kabinet-Rutte IV. Door dat beleid is het klimaatdoel van 55 procent minder uitstoot van broeikasgassen in 2030 ten opzichte van 1990 voor het eerst in zicht, ook al moet dan alles meezitten.
Groenlinks-PvdA, D66 en Volt willen veel sneller gaan. Ze verhogen belastingen op vervuiling, leggen strengere normen op, investeren in het openbaar vervoer, maken autorijden duurder, laten de veestapel fors krimpen, leggen de industrie meer heffingen op. Dat heeft effect: bij deze drie partijen is het „zeer waarschijnlijk” dat de uitstoot in 2030 al met 60 procent daalt. Dat Groenlinks-PvdA geen kerncentrales wil bouwen speelt hierbij geen rol: die centrales zijn er in 2030 nog niet.
Maar er is volgens het PBL ook een prijs. Het planbureau waarschuwt dat bij de partijen die de uitstoot van broeikasgassen het meest terugdringen (D66, Groenlinks-PvdA en Volt) het risico ook het grootst is dat bedrijvigheid zich verplaatst naar het buitenland. Als dat naar buiten Europa is, zou de uitstoot wereldwijd zelfs kunnen stijgen, omdat daar minder strenge klimaatregels gelden.
En ook al verminderen D66, Groenlinks-PvdA en Volt de uitstoot van broeikasgassen als CO2 aanzienlijk, het is niet waarschijnlijk dat ze hun eigen hoge klimaatdoel halen. De drie partijen willen dat Nederland in 2040 al klimaatneutraal is en dus per saldo geen broeikasgassen meer uitstoot. In de Klimaatwet staat nu: 2050. Ondanks deze ambitie stelden de partijen niet genoeg maatregelen voor om dat doel te halen.
les 6 Uitvoering wordt een uitdaging
Nergens wordt zoveel aan gesleuteld als aan de belastingen en toeslagen. Een aantal partijen wil het toeslagensysteem op zijn kop zetten: voortaan zou iedereen direct of via de belastingen een soort basisinkomen moeten krijgen. D66 en ChristenUnie doen dat met een verzilverbare heffingskorting, Volt en JA21 met een zogeheten huishoudtoelage.
Vooral Volt valt op. Die partij schaft alle toeslagen af, net als alle heffingskortingen, premies voor volks- en werknemersverzekeringen en een groot aantal aftrekposten op de belastingaangifte. Naar eigen zeggen wil Volt zo afrekenen met het ‘rondpompen’ van geld via toeslagen en aftrekposten. Een aantal opvallende bezuinigingen, zoals het schrappen van de studiebeurs voor thuiswonende studenten, wordt volgens de partij ook opgevangen door de nieuwe toeslag.
Deze versimpeling, in combinatie met de invoering van een huishoudtoelage voor iedere Nederlander, ziet er in de grafieken extreem uit. Zowel de uitgaven als de inkomsten lopen gigantisch op. Toch leidt dat niet tot een financiële tragedie: het CPB verwacht dat de economie goed draait en nog een zetje krijgt van deze plannen, waardoor de overheidsfinanciën er over vijf jaar rooskleuriger voor staan.
Een groter probleem voor deze grote hervormingen is de staat van de uitvoeringsorganisaties. Over de Belastingdienst zei demissionair staatssecretaris Marnix van Rij (CDA) al dat de dienst de komende jaren geen grote wijzigingen aan kan. Ook andere uitvoeringsorganisaties kampen met problemen en personeelstekorten.
Dit maakt de uitvoering van ambitieuze plannen „weerbarstig”, schrijft het CPB. „Het zal uitdagend en in sommige gevallen onmogelijk zijn om de plannen binnen vier jaar te realiseren.” Om de plannen te kunnen vergelijken, heeft het Planbureau ze desalniettemin doorgerekend.