Column | Wetenschappers, vlieg niet zo ver!

Ik vlieg vrijwel nooit meer voor werk. Dat was vroeger anders. In de afgelopen twintig jaar ben ik voor conferenties en werkbezoeken vier keer naar de Verenigde Staten gevlogen en een keer naar China. Ook vloog ik voor veldwerk een keer naar Antarctica, naar Groenland en een paar keer naar Spitsbergen. Dat is bescheiden voor een glacioloog, voor wie het interessantste studiemateriaal op duizenden kilometers afstand ligt. Toch ben ik vaker naar een ander continent gevlogen dan de gemiddelde Nederlander, en enorm veel vaker dan de gemiddelde wereldburger. Wetenschappers vliegen veel en ver, en dat is een probleem. Juist zij stellen vast dat de opwarming van de aarde een kolossaal probleem is. Ons vlieggedrag is op zijn minst ongemakkelijk. Oplossingen moeten van wetenschappers zelf komen, maar ook van subsidiegevers, werkgevers en organisatoren van conferenties.

Eerst de feiten. In een recente preprint lichtte een team wetenschappers 130.000 reizen van ruim 150 Franse onderzoeksgroepen door. Denk aan reizen voor conferenties, veldonderzoek, vergaderingen en gastbezoeken. Laten we aannemen dat Nederlandse onderzoekers vergelijkbare reisgewoontes hebben. Het onderzoek laat zien dat vliegen goed is voor circa 96 procent van alle broeikasuitstoot van academische dienstreizen. Niet dat wetenschappers nooit de auto of de trein pakken: dat doen ze best vaak. Maar het aantal vliegkilometers is veel groter, en per kilometer is het vliegtuig ook veel belastender. Daardoor blijken intercontinentale vluchten een buitengewoon groot stempel te drukken. Minder dan 10 procent van alle reizen gaat buiten Europa, maar zorgt voor 64 procent van alle uitstoot. Het laat maar weer eens zien hoe belastend het is om de hele wereld rond te vliegen. Om de drieduizend kilo CO2 van één retourtje San Francisco te compenseren moet je ruim vijf jaar vegetarisch eten, of bijna drie jaar met de fiets naar je werk als je daar 20 kilometer vandaan woont.

Beperkte winst

Doordat intercontinentale vluchten zo’n groot stempel drukken, halen maatregelen om op korte afstanden groener te reizen relatief weinig uit. Toch zijn die korte afstanden juist een speerpunt in het duurzaamheidsbeleid van veel Nederlandse universiteiten. Utrecht schrijft voor om niet te vliegen voor bestemmingen minder dan 700 kilometer enkele reis. Groningen houdt 900 kilometer aan, Leiden 500 km en niet meer dan zes uur reistijd. Dat is mooi, maar de klimaatwinst van deze maatregelen is beperkt. Het scheelt zo’n 15 procent van de huidige totale uitstoot als je alle vluchten van minder dan 1.000 km vervangt door treinreizen.

De conclusie is dus onvermijdelijk: om de voetafdruk van wetenschappelijk reizen flink te verminderen moeten onderzoekers veel minder intercontinentaal vliegen. Al het andere is klein bier.

De vraag is hoe. Wetenschap is internationaal, en een goed internationaal netwerk opbouwen en onderhouden is essentieel. Zelf heb ik makkelijk praten als ik pleit voor minder vliegen: ik heb al een fijn netwerk opgebouwd en kan tegenwoordig het meeste digitaal af. Maar voor jonge wetenschappers is niet vliegen simpelweg beperkend voor hun carrière. Persoonlijk contact blijft belangrijk bij het vormen van samenwerkingen. Toch zijn er wel degelijk genoeg ideeën om het langeafstandsvliegen te minderen zonder dat het afbreuk doet aan wetenschappelijke uitwisseling.

Geslaagd experiment

Vorig jaar heb ik deelgenomen aan een geslaagd experiment: een volledig online workshop met presentaties, discussies en brainstormsessies. Op basis van de uitkomsten daarvan hebben we het afgelopen jaar met ongeveer 30 wetenschappers een groot artikel geschreven. Ook helemaal online, er is geen kilometer voor gereisd. Ik heb er waardevolle contacten en kennis opgedaan, en er is een echte community ontstaan. Ik geloof dat zo’n opzet een blauwdruk kan zijn voor veel internationale samenwerking.

Een van de interessantste vingeroefeningen die ik tegenkwam gaat over het organiseren van een jaarlijkse aardwetenschappelijke conferentie in San Francisco. Ik ben er ooit twee keer geweest. Daar komen bijna dertigduizend wetenschappers uit de hele wereld op af. Met al hun vliegreizen zorgen zij voor net zo veel CO2-uitstoot als de hele stad Den Haag in een week tijd. Als de 5.000 verst weg wonende wetenschappers allemaal online zouden deelnemen, zou dat bijna 40 procent van alle uitstoot schelen. De meeting om het jaar digitaal organiseren scheelt 50 procent. Je zou de conferentie ook tegelijkertijd op drie plekken kunnen organiseren: in Parijs, Chicago en Tokio, met tussen de steden snelle videoverbindingen. Dat scheelt bijna 80 procent uitstoot. Het zijn dit soort oplossingen waarmee de wetenschap aan de slag moet. Dat vergt inspanningen van organisatoren van conferenties, softwareontwikkelaars, sturing van werkgevers en subsidieverstrekkers, en ook de wil van wetenschappers zelf. Zo is een sterke reductie van lange vliegreizen goed mogelijk. Het is simpelweg de enige manier om het bedrijven van wetenschap in lijn te brengen met de mondiale klimaatdoelen.

Peter Kuipers Munneke is glacioloog bij de Universiteit Utrecht en weerman bij de NOS