Charles van Commenée: ‘Coaches durven niet meer te zeggen wat nodig is’

Charles van Commenée: „Ik wil een debat creëren. Maar van de buitenwereld kan ik moeilijk inschatten hoe naar de positie en rol van coaches wordt gekeken.”

Charles van Commenée: „Ik wil een debat creëren. Maar van de buitenwereld kan ik moeilijk inschatten hoe naar de positie en rol van coaches wordt gekeken.”

Interview

Topsport Na zijn vertrek vorig jaar bij de Atletiekunie dacht Charles van Commenée (65) na over de rol van topsport in de huidige maatschappij. Het resulteerde in het Handboek Topsport. „Dit is niet het geluid van alleen maar een oude, witte man.”

Charles van Commenée (65) bestelt een koude chocolademelk en legt het boek op tafel dat hij kortgeleden publiceerde: het Handboek Topsport. Restaurant De Veranda in zijn woonplaats Amstelveen. Hij heeft een goede vriend meegenomen, de oud-rugbyer en vakbondsman Yves Kummer. Die zal het gesprek stil aanhoren, maar zegt bij binnenkomst: „Ik kom op voor de onderdrukten, daarom help ik Charles.”

Van Commenée is een van de succesvolste sportbestuurders en -coaches die Nederland heeft gekend. Onder zijn leiding wonnen Nederlandse en Britse atleten een berg medailles op Olympische Spelen. In 2012 was hij hoofdcoach van de Britse atletiekploeg toen die tijdens de Spelen van Londen in drie kwartier drie gouden medailles won. Vanaf 2018 was hij werkzaam bij de Nederlandse atletiekploeg als hoofdcoach. Die ploeg beleefde sindsdien een internationale doorbraak en won bij de Spelen van Tokio (2021) acht medailles.

Zijn afscheid van de sport was vorig jaar nog feestelijk – Van Commenée ging met pensioen en kreeg veel lof toegezwaaid. Maar dat veranderde snel. Enkele weken nadat hij was gestopt publiceerden NRC en Trouw een onderzoek naar de topsportcultuur bij de Atletiekunie waarvoor werd gesproken met 25 sporters en coaches. Sommigen van hen hadden een onveilige omgeving ervaren waarin ethische en morele grenzen werden overschreden, door onder meer intimiderend- en pestgedrag door Van Commenée en technisch directeur Ad Roskam.

Van Commenée vond de strekking van dat artikel eenzijdig. Hij dreigde met een kort geding tegen atleet Tony van Diepen, die had verteld dat Van Commenée in een gesprek met hem was begonnen over het mogelijk prestatiebevorderende schildkliermedicijn Thyrax. Dat staat niet op de dopinglijst, maar is wel omstreden. Sportkoepel NOC-NSF concludeerde vervolgens dat van aanzetten tot medicijngebruik geen sprake was. Van Commenée en Van Diepen gingen in mediation en kwamen „na stevige gesprekken” met een verklaring waarin Van Diepen stelt dat hij „ten onrechte het gevoel heeft gekregen dat Charles het gebruik van Thyrax aanmoedigde”. Wel hebben de twee „hun eigen visie op prestatiecultuur”.

Daarna werd het een tijdje stiller rond Van Commenée, die nog enkele topatleten op persoonlijke titel begeleidt en veel lezingen geeft. In de tussenliggende periode heeft Van Commenée „gereflecteerd”, zegt hij, en nagedacht over de rol van topsport in de huidige maatschappij. Over de grenzen die coaches en atleten opzoeken, en of die veranderen. Over de vraag of híj is veranderd.

Ik denk dat we nu een andere generatie jonge sporters krijgen dan tien jaar terug

Het Handboek Topsport is de weerslag van die overpeinzingen. Twee weken geleden werd het gepresenteerd in Amsterdam, voor een volle zaal gevuld met prominente Nederlandse (oud-)topsporters en coaches. ‘Topsport is niet woke’ stond op het affiche, en dat is inderdaad een van de belangrijkste punten die Van Commenée in zijn boek maakt. Hij vindt dat er tegenwoordig „veel vraagtekens bij topsport gezet worden”, ziet en hoort dat coaches zo bang zijn om beschuldigd te worden van grensoverschrijdend gedrag dat ze hun werk niet meer goed kunnen doen.

„Coaches worden gegijzeld”, zegt hij al aan het begin van het gesprek in De Veranda. En dat komt door „beeldvorming van buiten”. De media, sportbestuurders, bureaus die onderzoek doen naar grensoverschrijdend gedrag – ze weten volgens Van Commenée vaak niet precies wat topsport betekent. En dat moet maar eens veranderen. Want als dat niet gebeurt, vindt hij, dan is er nooit een goed debat mogelijk over de grenzen die gelden voor topsporters en hun coaches.

U schrijft dat misverstanden over topsport kunnen leiden tot onterechte kritiek. Kunt u een voorbeeld noemen?

„Als teleurgestelde sporters hun onvrede uiten bij bestuurders of in de pers, dan wordt dat al snel geïnterpreteerd alsof er niet zorgvuldig is omgegaan met hen. Ik verwacht dan dat media en bestuurders zich afvragen: waar komt deze onvrede vandaan? Is dat echt omdat er een onveilig klimaat is geschapen of er grenzen zijn overschreden? Of omdat je niet geselecteerd of ontslagen bent? Maar in deze tijd wordt het heel snel naar het ethische domein getrokken. Dat leidt tot eenzijdige beeldvorming.”

Er zijn in de sport grote kwesties geweest over grensoverschrijdend gedrag, in het turnen bijvoorbeeld, maar ook bij de vrouwenhockeyploeg en de triatlonselectie. Mensen zijn beschadigd door coaches. Dat zijn toch niet allemaal teleurgestelde sporters?

„Laat ik vooropstellen: waar misstanden zijn, moeten schuldigen worden aangepakt. Maar het resultaat is wel een eenzijdig beeld over topsport. En coaches die niet meer durven te zeggen wat nodig is.”

Wat bedoelt u?

„Ik weet van een tiental bondscoaches uit verschillende sporten dat ze niet meer de vinger op de zere plek durven te leggen. Niet benoemen waarin een sporter tekortschiet. Ik kan de sporten niet noemen, want dan geef ik direct weg om wie het gaat. Maar ze durven zelfs niet bij het bestuur aan te geven: ik kan op deze manier niet meer coachen.”

In uw boek schrijft u dat coaches de ‘erfdragers’ zijn van de sport. Sporters, en ook bestuurders en journalisten, zijn slechts ‘passanten’. Wat wilt u daarmee zeggen?

„Een sporter denkt vaak dat hij weet wat goed voor hem is, maar hij weet vooral wat hij wil. En niet altijd wat nodig is. Dat weet de coach, die zijn vaak een jaar of dertig werkzaam, met uitschieters naar boven. Die doorgronden het metier. Coaches zijn mensen die de topsportcultuur doorgeven.”

In die opvatting is de sporter wel heel afhankelijk van de coach. Ook als een situatie onveilig is, heeft de sporter dan geen keuze.

„Ik zeg niet dat je als coach niet in overleg moet met sporters. De coach is geen dictator. Maar hij bepaalt wel welke trainingen je doet, hoe vaak per week, zoveel weken achter elkaar, op welke locatie. Het zou raar zijn als het anders is.”

Wat is er mis met beslissingen die in samenspraak worden genomen? Ook daarmee zijn moderne sportteams succesvol.

„Dat kan werken, maar uiteindelijk bepaalt de coach. Die is verantwoordelijk en verliest z’n baan als er niet wordt gepresteerd. Succesvolle coaches kunnen samenwerken met heel verschillende teams en individuen. Die hebben meer dan één kaart te spelen. Neem bondscoach Laurent Meuwly van de groep 400-meterlopers. Ze zijn daar met acht sporters en hebben vijf verschillende programma’s.”

In uw boek schrijft u dat de samenleving gevoeliger is geworden, dat u bij jongere generaties een „lagere toleratie tegen ongemak” waarneemt. Dat zou een gevaar zijn voor de topsport. Vindt u de huidige generatie minder geschikt voor topsport?

„Ik wil niet een generatie wegzetten, dus ik zeg er direct bij: de sporters die nu in de bovenlaag zitten, die goed presteren, die hebben geen last van dat fenomeen, die zijn resistent voor ongemak.”

Maar …?

„Ja, ik denk dat we nu een andere generatie jonge sporters krijgen dan tien jaar terug. En dat vraagt een intensievere manier van selecteren en begeleiden. Als coach moet je een uitgebreidere uitleg geven dan twintig of dertig jaar geleden.”

Waarom is dat nodig?

„Dat weet ik niet, maar het is een gegeven.”

Tijdens de boekpresentatie vertelde u dat u in de jaren negentig verspringer Sharon Jaklofsky trainde en dat als zij volgens u iets te zwaar was, u tegen haar zei: ‘Fat doesn’t fly’.

„Dat kan nu niet meer.”

Zou dat nog moeten kunnen in uw ogen?

„Nee, maar er zijn soms een-op-een-gevallen waarbij mensen elkaar al vijftien jaar kennen, die hebben hun eigen regels. Dan is er een veilige omgeving waarin je zulke dingen tegen elkaar kunt zeggen. Ik zou het nu ook niet meer zeggen tegen atleten, en destijds ook niet tegen atleten die ik niet goed kende. Maar tegen Sharon zou ik het opnieuw zeggen.”

Wie bepaalt die regels van wat wel en niet kan in zo’n relatie tussen coach en atleet?

„Daar is geen politie voor. Het is lastig te bepalen, daarom moet je nu altijd de veilige marge in acht nemen.”

Is dat een verkeerde ontwikkeling?

„Nee, op zich niet. Tenzij je de marge te breed neemt, dan blijven er dingen onbesproken. Ik ken echt coaches die het gewichtsissue niet bespreken, want dan hebben ze ook geen probleem.”

Er zijn heel veel coaches die dat wel bespreken. In bijvoorbeeld de Eredivisie zijn gewichtsmetingen heel normaal.

„Ik sluit niet uit dat heel veel coaches het wel doen, ik zeg alleen dat het ook niet gebeurt.”

Het gaat vooral om de manier waarop, toch? Hoe kom je erachter dat je het als coach op de juiste manier doet?

Van Commenée laat een korte stilte vallen. „Ik heb geen antwoord op die vraag. Maar het moet geadresseerd kunnen worden. Alles wat het welzijn en de prestatie van de sporter bepaalt, moet besproken kunnen worden. Dat is mijn punt.”

Er zijn meerdere momenten geweest in uw carrière dat mensen vonden dat u te ver ging. In 2012 zeiden twee Britse atleten bijvoorbeeld in de media dat u ze dik had genoemd. U reageerde onder meer door te zeggen dat uw stijl nou eenmaal scherper was dan de Britten gewend waren, en dat u daaraan trouw wilde blijven.

„Kijk, in de arena heerst een meedogenloze omgeving. Daarop moet je voorbereid zijn. Je moet een zekere stevigheid hebben opgebouwd, niet alleen fysiek, maar ook qua emoties. Anders ben je weerloos.”

En het is aan de coach om sporters daarop voor te bereiden door scherp en confronterend te zijn?

„Ja, om de sporter in het algemeen robuust te krijgen. Veerkracht hebben, tegen een stootje kunnen, niet snel uit evenwicht raken.”

Horen scherpe opmerkingen over gewicht daar ook bij?

„Nou, nee, dat staat er los van. Die opmerking in Groot-Brittannië, ik herinner me de situatie precies, was met een atlete die op de hometrainer zat. Dat ging goed, dus ik zei dat ze net zo goed wat langer kon doorfietsen. Dat was een vrij volumineuze atlete voor de sport die zij beoefende, maar ik dacht bij mijn aansporing helemaal niet aan haar gewicht. Zo werd het wel door haar uitgelegd.”

Met regelmaat vroeg trainen of niet altijd in een vijfsterrenhotel slapen, daar ben ik wel voor

Van Commenée begint over Lisanne de Witte, een Nederlandse atlete die de 400 en 800 meter loopt. In het artikel dat vorig jaar verscheen in NRC en Trouw vertelde zij over opmerkingen van Charles van Commenée vlak voor haar olympische debuut bij de Spelen van Tokio (2021). „Dat vind je fijn toch, in het middelpunt van de belangstelling staan?” En: „Daarom post je toch ook foto’s van jezelf op Instagram? Om aandacht te vragen?” De Witte vertelde dat ze daar erg van schrok, ook omdat Van Commenée volgens haar vaker opmerkingen maakte over haar lichaam en gewicht.

„Ik maakte daar gewoon een praatje voor de vaak”, zegt Van Commenée in De Veranda. „Zij was gespannen voor haar olympische debuut en ik wilde die spanning uit de lucht halen. Het was Covid en ik zeg iets als: er zitten maar twintig man in dat stadion, waar maak je je druk om? Op Instagram kijken veel meer mensen mee. Dat is de context en dat was mijn intentie.”

Ook andere mensen die erbij waren vonden wat u zei te ver gaan.

„Ik heb nooit gewild om haar uit haar concentratie te halen, of om haar te beledigen. Dat het zo ervaren werd, vind ik erg spijtig. Het heeft zonder meer een ander effect gehad dat ik beoogde.”

Heeft u er spijt van dat u het heeft gezegd?

„Ik heb er meer dan een jaar geen weet van gehad. De enige bij wie ze het gemeld heeft, is een journalist. Dat vind ik spijtig. Het waren geen opmerkingen die ik me anders herinnerd zou hebben.”

De Witte heeft onlangs in een interview met Trouw gezegd dat ze blij is dat ze zich destijds uitsprak. Er is volgens haar veel veranderd. Er zijn bijvoorbeeld meer gesprekken over een veiliger topsportklimaat, ook met coaches en workshops op Papendal waar sporters en coaches veel van leren. Wat vindt u daarvan?

„Ik vind dat prima. Ik kan geen bezwaar bedenken.”

Zijn dit soort incidenten aanleiding geweest om te reflecteren op hoe u uw vak beoefende?

„Dat van Lisanne is een week nadat ik gestopt was verschenen. Ik heb natuurlijk wel bij het schrijven van dit boek erover nagedacht. Ik zag ineens mijn gezicht op televisie, het kwam voor mij uit de blauwe lucht vallen, dat stemt tot nadenken.

„Tegelijkertijd: als je met duizend sporters interactie hebt door de jaren heen, dan kan het niet anders dan dat je sporen nalaat bij mensen die boos zijn geworden of beschadigd zijn geraakt.”

Zijn er momenten geweest dat u het niet goed heeft gedaan?

„Van Lisanne vind ik het heel vervelend wat er is gebeurd. En uhm … wil je meer namen en rugnummers?”

Ja, graag.

„Toen Kelly Sotherton in 2004 in Athene een bronzen medaille won op de zevenkamp, had ik het idee dat ze niet gestreden had voor zilver. Mijn feedback daarop had ik twee weken later moeten geven, niet op het moment zelf. Ik heb toen mijn teleurstelling zo laten blijken dat anderen het konden horen. Daarmee heb ik haar medaille en haar geluksbeleving van enige glans ontnomen. Dus heb ik fouten begaan in veertig jaar coachen? Ja.”

Heeft dat ertoe geleid dat u daarna uw stijl van coachen aanpaste?

„Dat doe ik continu. Omdat ik kijk wie ik voor me hebt. Om bij mezelf te blijven: ik spreek Churandy Martina anders aan dan Anouk Vetter, en dat geldt voor elke sporter. Want er zitten jaren verschil tussen hen, en qua persoonlijkheden is de een gevoelig en de ander bulletproof.”

Wat mag een coach verwachten van topsporters in hun wil om fysiek en mentaal de grens op te zoeken en eroverheen te gaan?

„Eroverheen gaan is nooit een bewuste keuze. Dat doet niemand. Je gaat eroverheen nadat je begonnen bent met de intentie om het maximale eruit te halen terwijl je erbinnen blijft. Maar het overkomt je soms.”

Wat vindt u van trainers als Philippe Lucas, de voormalige trainer van zwemster Sharon van Rouwendaal die erom bekendstond dat hij discomfort als trainingsmethode gebruikt? Héél vroeg beginnen met trainen, sporters uitputten …

„Ik wens me niet te associëren met hem, dat gaat me veel en veel te ver. Maar met regelmaat vroeg trainen of niet altijd in een vijfsterrenhotel slapen, daar ben ik wel voor.

„Wat je nu ziet, is het andere uiterste. Het voorbeeld van de Engelsman Jake Wightman, die in 2022 wereldkampioen werd op de 1.500 meter. Die geeft zijn coach tegenwoordig van tevoren toestemming om hem door de training heen te schreeuwen.”

En dat vindt u …?

„Een uitwas. Ik vind dat dat niet nodig zou moeten zijn.”

Hij heeft er blijkbaar wel succes mee.

„Ja, maar ik vind het een rare situatie dat je elke training permissie moet geven. Dan zou de volgende stap zijn dat je bij elk onderdeel tijdens de training als coach moet vragen: weet je wel zeker dat je nog één rondje wilt lopen, krijg ik daar dan geen last van? Dat lijkt me erg moeilijk werken.”

Onder leiding van Charles van Commenée wonnen Nederlandse en Britse atleten een berg medailles op Olympische Spelen.
Foto Bart Maat

In het artikel van vorig jaar staat dat u een coach zou hebben aangeraden om te gaan kijken bij Alberto Salazar, een coach die erom bekendstond dat hij grenzen opzocht en soms overschreed. Later is hij levenslang geschorst vanwege emotioneel misbruik van atleten. Waarom raadde u dat bezoek aan?

„Daar op de trainingscampus in Portland had je een volledig geïntegreerd begeleidingsteam van wereldstandaard. Ik kan geen enkele reden bedenken waarom je daar geen kennis van zou willen nemen. Stel dat je in het tijdperk van de dominantie van de Oost-Duitsers had geleefd, dan had je daar ook kennis van het systeem moeten nemen.”

Ook als u weet dat er misschien dingen gebeuren waarmee u niet geassocieerd wil worden?

„Ja natuurlijk. Wat je niet wil overnemen, neem je niet over. Het gaat erom dat je kennis opdoet over wat de concurrentie doet. Winnen is toch ons doel? Ik zou die coach nu weer aansporen om bij Salazar een kijkje te gaan nemen, wat ze overigens uiteindelijk niet heeft gedaan.”

In hoeverre denkt u dat uw visie over coachen wordt gedeeld?

„Onder vakgenoten veel, niet voor niks staat er in het boek een lange lijst met mensen die het aanbevelen. Dit is niet het geluid van alleen maar een oude, witte man. Ik wil een geluid laten horen namens een groep mensen in de topsport.”

We hebben enkele van de mensen op de lijst met aanbevelingen gebeld, en zij zeggen: wij bevelen het aan omdat het Charles’ visie is en het boek bijdraagt aan het debat over topsportcultuur. Het is niet per se hun visie.

„Dat verrast me. Ik had dat graag van hen gehoord.”

Directeur Topsport van NOC-NSF André Cats schreef ook een aanbeveling, en zou het eerste exemplaar in ontvangst nemen. Dat deed hij uiteindelijk niet, omdat hij zich ‘niet wil verbinden aan één visie op topsport’, schreef hij in reactie op vragen van NRC.

Van Commenée is opnieuw even stil, weegt zijn woorden. „Kijk, dat verraste me ook. Ik ben gevraagd door André Cats om dit op papier te zetten, om het als document te gebruiken richting de sportbonden. [Cats ontkent bij navraag dat het boek in opdracht van NOC-NSF is geschreven, red.] André en anderen vanuit NOC-NSF hebben het hele proces meegelezen en hun fiat eraan gegeven. Ook na het artikel in NRC en Trouw zijn we op elkaars bagagedrager blijven zitten. Ze hebben een flinke hoeveelheid boeken afgenomen. En op het laatste moment trok hij zich terug. Dat vind ik jammer en verbijsterend, na het hele proces dat eraan vooraf is gegaan. Ik heb aan André gevraagd: als je voor de visie in mijn boek bent, waar ben je dan tégen? Ik wacht nog altijd op antwoord. [Cats zegt bij navraag per e-mail uitgelegd te hebben waarom hij het eerste boek niet in ontvangst wilde nemen, red.] Ik weet niet of zijn aanbeveling nog in de tweede druk zal staan.”

In uw boek gebruikt u een citaat van Volkskrant-journalist Michael Persson: ‘Ophef brengt geld in het laatje en de waarheid is bijzaak’. Hij zou het daar volgens u hebben over ‘andere mediabedrijven’.

„Ter illustratie natuurlijk.”

Persson schreef die zin in een commentaar over Fox News, een uitgesproken rechtse, Amerikaanse televisiezender dat toen net was veroordeeld voor het verspreiden van desinformatie. Die context is verdwenen in uw boek, waardoor het lijkt alsof hij het over de media in algemene zin heeft.

Van Commenée valt even stil, en zegt dan: „Ja, wat kan ik nu anders doen dan dat ter kennisgeving aannemen? Ik heb niet bewust de lezer op het verkeerde been willen zetten.”

Dat is wel het resultaat. Persson wist van niks, hij is er niet blij mee. In zijn ogen tast dit het toch al onder druk staande vertrouwen in de media aan.

„Je hebt gelijk. Context is belangrijk, daar heb ik net zelf een betoog over zitten houden. Dat moet beter in de tweede druk, of het moet eruit. Ik zal contact met hem opnemen, want ik vind het vervelend als mensen mij niet netjes vinden.”

Op de cover van het boek staat een foto van het 4×400 meter-estafetteteam, die vieren dat ze zilver hebben gepakt op de Olympische Spelen van Tokio. Prominent in beeld staat Tony van Diepen, de atleet tegen wie u vorig jaar dreigde een kort geding te beginnen. Waarom heeft u juist die foto gekozen?

„Omdat hier alles samenkomt. Het is succes, een onverwachts groot moment. Op een estafette goed presteren, dat is het resultaat van lang beleid. Dit was ongeveer mijn mooiste moment als hoofdcoach van het Nederlands team.”

Waarom staat Van Diepen er zo prominent op? Het lijkt toch alsof u een punt wil maken.

„Nee, ik heb die foto uitgekozen omdat het een geweldig moment is. Dat Tony en ik later in een situatie belandden waarbij we tegenover elkaar kwam te staan, dat was heel vervelend. Daarvoor begin je niet met coachen, of met hardlopen.

„Ik had Tony sinds vorig jaar niet meer gesproken, maar tijdens de boekpresentatie werd ik door hem gebeld. Ik belde hem na afloop terug, en hij zei: ik wil je bedanken dat die foto op de cover staat, want ik ben trots op dat moment. Dat vond ik mooi. Binnenkort spreken we af, en laten we de situatie achter ons.” [Bij navraag bevestigt Van Diepen het telefoontje en de inhoud daarvan, red.]

Vindt u het relevant wat de buitenwereld van uw boek vindt?

„Jawel, want er moet draagvlak voor topsport zijn, anders is het niet meer relevant. Het is ook de primaire reden dat ik het boek geschreven heb, want topsport staat niet los van de maatschappij. Die verbinding moet blijven. En daarom doe ik een poging om dingen uit te leggen.”

Wat hoopt u dat het boek veroorzaakt?

„Ik wil een debat creëren. Maar van de buitenwereld kan ik moeilijk inschatten hoe naar de positie en rol van coaches wordt gekeken. Ik heb niet de illusie dat ik de natie ga bekeren. Dit boek is niet het grote gelijk van Charles van Commenée.”

U nuanceert uw eigen boek?

Van Commenée pakt zijn boek erbij, dat al het hele gesprek op tafel ligt. Hij bladert even en draait het boek dan om en toont een pagina. „Kijk, hier schrijf ik dat topsport niet losstaat van de maatschappij. Topsport is geen sekte. Ik merk uit gesprekken echter dat weinig mensen deze pagina hebben gelezen. Dus het is te kort of het staat op de verkeerde plek. Maar ik neem nergens afstand van.”