N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
U was er aanvankelijk ook een beetje beduusd van. Berichtgeving over het Israëlisch-Palestijnse conflict leidt doorgaans tot een snelle stroom brieven aan de ombudsman, maar na het door Hamas aangerichte bloedbad en het daaropvolgende Israëlische geweld in Gaza bleef het stil. Op zondag riep een lezer om Carolien Roelants, maandagochtend om een minuut voor elf beklaagde een ander zich over het gebruik van ‘militanten’ waar hij ‘terroristen’ passender achtte. Over die kwestie, ook aangesneden in de later aanzwellende post, verderop meer.
Eerst hoe NRC verslag deed van de gebeurtenissen, die begonnen. Afgelopen zaterdagochtend werd de nieuwsdienst bemenst door één redacteur, al kwamen daar snel mensen bij. Een complicerende factor in de verslaggeving is dat NRC op het moment geen correspondent Midden-Oosten heeft; Lucia Admiraal begint volgende maand en vestigt zich dan in Jeruzalem. Buitenlandredacteur Floris van Straaten vloog zaterdag naar Amman en reisde zondag over land door naar Israël.
Hoewel die zaterdagochtend op sociale media de afschuwelijke beelden van de gevolgen van de Hamas-aanval over elkaar buitelden, was het moeilijk om betrouwbare informatie te krijgen. Veel beelden waren te naar om te verspreiden, ook waren echtheid en herkomst vaak niet vast te stellen. „We besloten om, naast het liveblog voor de actuele ontwikkelingen, ons in die fase vooral op duiding en achtergrondinformatie te richten”, zegt chef Buitenland Stéphane Alonso. Er kwamen artikelen over het falen van de Israëlische veiligheidspolitiek, de geopolitieke consequenties in de regio, reacties in Nederland en in de VS. Die landden met verhalen over Palestijnse vluchtelingen in Libanon en bedreigde Gazanen en Israëliers allemaal in de maandagkrant. Die helde nogal over naar het analytische. Dat was volgens Alonso onvermijdelijk, bij gebrek aan betrouwbare informatie ‘op de grond’. Maandagmiddag kwam een eerste reportage van Van Straaten online, net als een aangrijpende reconstructie van hoe Hamas-strijders 260 mensen vermoordden op een dancefestival in de Negev-woestijn.
In de loop van de week volgden tientallen producties, zoals een helder portret van Hamas. Ook eerder werk betaalde zich uit. Het in zijn uitzichtloosheid aangrijpende artikel over de uitputting van de inwoners van Gaza, van Leonie van Nierop, was overigens een aangevulde versie van een verhaal dat al weken geleden werd geschreven. Het was wegens ‘tijdloosheid’ (een even wrange als ware aanduiding) niet eerder gepubliceerd.
Vierduizend kilometer noordwestelijk van het bloedvergieten viel het conflict in woorden uiteen: een groot deel van de aanmerkingen die NRC de afgelopen week kreeg, draaiden om woorden en zinnen – en om de morele lading die er aan die woorden wordt gegeven. Kleine en snel herstelde fouten werden gezien als bewijs dat de redactie overhelde naar, tamelijk gelijkelijk verdeeld, de ene of de andere kant.
Ook buiten de krant leek het debat zich te verengen tot symbolische kwesties als VVD-lijsttrekker Yesilgöz die zei geen ‘ja, maar’ te willen horen (meer dan ‘maar’ lijkt mij ‘en’ het voegwoord waar we dezer dagen naar op zoek zijn) of de periodieke oprisping van het provocatie-verdienmodel Johan Derksen (die adequaat werd afgehandeld in één alinea tv-recensie.)
De meeste controverse veroorzaakte, ik noemde het al, het gebruik en niet-gebruik van de woorden ‘terreur’ en ‘terroristisch’. NRC is, zo werd ook uitgelegd in een artikel in de woensdagkrant, terughoudend met het gebruik van die woorden omdat het „vaak wordt gebruikt om tegenstanders buiten de politieke orde te plaatsen”. In het uitgebreide lemma over terrorisme in de NRC Code staat onder meer: „We prefereren concrete, feitelijke, beschrijvende termen in de dagelijkse berichtgeving, zeker wanneer nog maar weinig bekend is over achtergronden of motieven van een aanslag.” De Code stelt ook dat er geen reden is om ‘terreur’ of ‘terrorist’ volledig te mijden. Die dubbelheid was ook te zien in de woordkeuze van de krant de afgelopen dagen. In de maandagse artikelen van de buitenlandredactie stonden feitelijke beschrijvingen, maar kwam ‘terreur’ alleen in citaten voor. In het hoofdredactioneel commentaar van diezelfde dag stond het liefst zeven maal.
Nogal wat lezers vonden de krant té voorzichtig waar het gaat om Hamas. Zij schrijven het gebruik van ‘militanten’ of ‘strijders’ een onacceptabel eufemisme te vinden voor mensen die een bloedbad onder burgers aanrichten. Hamas zou wat hen betreft steeds als ‘terroristisch’ moeten worden aangeduid. Voor anderen geldt juist dat Israëls beleid om Gaza af te sluiten, de toevoer van water en elektriciteit aan banden te leggen en burgers te bombarderen consequent benoemd moet worden als (staats)terrorisme. Tussen die twee vuren is terughoudendheid verstandig.
Dat werd intern benadrukt in een bericht aan alle redacteuren met de aanbeveling om Hamas aan te duiden als „een fundamentalistische Palestijnse organisatie die een bestuurlijke tak heeft en terreurdaden pleegt” (iets wat voorlopig wel als bekend verondersteld mag worden) en aan te geven dat de organisatie door de EU al jaren als terroristisch wordt beschouwd. Bij al die voorzichtigheid lijkt het mij dat de aanvallen op Israëlische burgers van vorig weekend zonder meer terreur genoemd kunnen worden, zoals in het commentaar ook gebeurde.
En, met wat er met een aangekondigd Israëlisch grondoffensief in Gaza allemaal nog aan geweld in het verschiet ligt, is het goed om een zekere beduusdheid in stand te houden.
Arjen Fortuin
Reacties: [email protected]