N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De cao-lonen zijn in het derde kwartaal van dit jaar met ruim zes procent gestegen ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Dat blijkt uit berekeningen die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) donderdag heeft gepubliceerd. Doordat het inflatiepercentage voor het derde kwartaal is geraamd op 2,6 komt de reële loonstijging uit op 3,4 procent. Dat is de hoogste stijging van deze eeuw.
Deze reële loonstijgingen vallen nog steeds in het niet bij de dalingen die in 2022 golden. In het eerste kwartaal van dat jaar daalden de reële lonen met 4,4 procent, in de daaropvolgende kwartalen was die daling nog sterker. Met inflatie meegenomen compenseren de stijgingen van dit kwartaal dus maar deels voor de dalingen van afgelopen jaar.
Opvallend is dat de lonen in het onderwijs net als in hetzelfde kwartaal vorig jaar het sterkst stegen met bijna 9 procent. Ook in de vervoer en opslag (ruim 8 procent) en de waterbedrijven en afvalbeheer (ruim 7,3 procent) en energievoorzieningen (ruim 7 procent) gingen de lonen de hoogte in. In de verhuur en handel van onroerend goed groeien de lonen het langzaamst met 2,5 procent.
Ambtenaren
De landbouw-, bosbouw- en visserijsector maakte als sector met ruim 6 procent de grootste sprong ten opzichte van afgelopen jaar, toen de stijging op twee procent uitkwam. Vooral mensen die in de overheidssector werken, zagen hun cao-lonen flink omhoog gaan, bijna 7 procent. Particuliere en gesubsidieerde bedrijven blijven ietsje achter.
Tegelijk ziet het CBS dat de contractuele loonkosten — de cao-lonen en de werkgeverspremies samengevoegd — minder hard stijgen: 5,8 procent in het afgelopen kwartaal. Dat de stijging van de lonen en de contractuele loonkosten niet gelijk lopen, komt volgens het CBS doordat werkgevers die bij ABP, het pensioenfonds van de overheid, zijn aangesloten geen premie meer hoeven te betalen.
Lees ook: Is de inflatie in september gestopt? Het beeld is vertekend