Blauwtong: geen vaccin, geen medicijn

Dierziekte Nederland was blauwtongvrij, maar sinds de zomer is deze dierziekte in een nieuwe gedaante teruggekomen.

Foto Sander Koning/ANP

De dierziekte blauwtong raast in rap tempo door de Nederlandse schapen- en rundveehouderij. Het aantal besmette bedrijven naderde deze week de 600, en het einde is nog niet in zicht: het virus lijkt sneller om zich heen te grijpen dan tijdens de eerdere uitbraak in ons land, tussen 2006 en 2008. Om welk virus gaat het, hoe wordt het overgebracht, is er al een vaccin en wat zijn de vooruitzichten?

De basics

Blauwtong is een ernstige virusziekte van herkauwers. Vooral schapen, geiten en runderen zijn vatbaar, maar ook kameelachtigen, herten, giraffen en okapi’s. Bij schapen is de ziekte vaak dodelijk. Het virus verspreidt zich via knutten: piepkleine, bloeddrinkende vliegjes. Van oorsprong is het vooral een ziekte van warmere streken, waaronder het Middellandse Zeegebied. Nu en dan steekt blauwtong ook noordelijker de kop op. In Nederland ging het tussen 2006 en 2008 om vele honderden bedrijven. Daarna verdween blauwtong uit ons land dankzij een combinatie van natuurlijke immuniteit en een vaccin, dat beschikbaar kwam in 2008.

De ziekte

„Dieren worden echt heel ziek”, vertelt René van den Brom, dierenarts en manager bij Royal GD, voorheen de Gezondheidsdienst voor Dieren. Dit bedrijf is door de overheid belast met de monitoring van dierziekten in Nederland en vormt een belangrijke schakel tussen veehouders, dierenartsen, sectorpartijen, overheid en wetenschappers. „Als je nu in het midden van het land langs een schapenwei loopt, dan zie je heel veel schapen die niet fit zijn. Ze zonderen zich af, ze liggen veel, ze zijn mager of kreupel.”

Als je dichterbij kijkt, zo vervolgt Van den Brom, dan zie je ronduit akelige symptomen. „De dieren zijn lethargisch, ze hebben koorts en vaak veel slijm rondom de bek”, vertelt hij. „Ze hebben zweren en bloederige wonden op hun lippen en in hun mond, waardoor ze niet meer goed kunnen eten. In uitzonderlijke gevallen hebben ze ook echt een blauwe tong. Runderen hebben vaak ook kapotte neuzen en wonden aan de spenen.”

Het blauwtongvirus tast de wanden van bloedvaten aan. Slijmvliezen gaan kapot en haarvaten gaan lekken. „Daardoor ontstaat overal vochtophoping”, zegt Van den Brom. „Bij secties zien we dat ze ook vanbinnen veel schade hebben: aan de nieren, longen, het maagdarmkanaal. Ze krijgen diarree en secundaire infecties. Soms laten de hoeven los en worden de dieren kreupel.”

De sterfte onder besmette dieren is heel hoog. „We schatten nu zo’n 30 tot 50 procent, veel meer dan in 2006-2008, maar harde cijfers hebben we nog niet. Veel dieren gaan binnen een paar dagen vanzelf dood, maar soms is het beter ze uit hun lijden te verlossen.”

Het virus

Het blauwtongvirus behoort tot de Orbivirussen: dubbelstrengs RNA-virussen die zoogdieren besmetten en worden overgebracht door teken, muggen of knutten. Deze virussen worden onderverdeeld in zogeheten serotypen. Van het blauwtongvirus zijn nu ruim 30 serotypen bekend. De uitbraak in Nederland in 2006 was van het serotype 8, dat toen nog niet eerder in Europa was vastgesteld. „Wat daarvan de oorsprong was en hoe het in Nederland is terechtgekomen, is nooit opgehelderd”, vertelt Van den Brom. „Sinds 2015 circuleert het opnieuw in Frankrijk, Duitsland, België en Luxemburg, maar veel minder ziekmakend. We weten nog niet waarom.”

De huidige Nederlandse uitbraak is van het serotype 3. Dat was tot nu toe vooral bekend uit Zuid-Afrika, maar werd in 2017 ook vastgesteld op Sicilië. En nu dan voor het eerst in Noordwest-Europa – maar wel van een andere variant dan het serotype 3 op Sicilië. „Ook nu hebben we geen idee waar het vandaan komt en hoe het hier is terechtgekomen”, zegt Melle Holwerda, hoofd van het Nationaal Referentielaboratorium voor Vector-overdraagbare en Zoönotische Virusdierziekten van Wageningen Bioveterinary Research. „Via een besmet dier, of knutten in een vliegtuig of auto. Daar zullen we nooit achter komen. Het is echt koffiedik kijken.”

Het insect

Het blauwtongvirus heeft voor zijn verspreiding een zogeheten vector nodig: een insect dat het virus naar een nieuwe gastheer brengt. De vector in het blauwtongverhaal zijn knutten van het geslacht Culicoides. Knutten zijn vliegjes van 1 tot 2 millimeter groot. Het zijn de bloedirritante, piepkleine beestjes die kampeerders tot waanzin drijven, vooral in Schotland en Scandinavië, maar ook in Nederland kunnen ze je flink bijten in de schemering en bij vochtig weer.

„Het blauwtongvirus kan mensen niet besmetten”, zegt viroloog Holwerda. „Het is dus geen zoönose.” Mensenziekten brengen de knutjes voor zover bekend niet over. Waarom insecten alleen specifieke virussen overbrengen, is nog onopgehelderd. Het is ook nog onduidelijk welke knuttensoort precies verantwoordelijk is voor de verspreiding van blauwtong serotype 3.

Het vaccin

Tegen serotype 8 is vanaf 2006 een vaccin ontwikkeld. Dat kwam in 2008 op de markt en liet toen de epidemie snel uitdoven. „Maar tegen serotype 3 is er nog geen vaccin”, zegt Holwerda. De serotypen van blauwtong zijn onderling zo verschillend dat het vaccin tegen serotype 8 nu geen enkele bescherming biedt, benadrukt hij. „Er bestaan in Afrika wel vaccins tegen andere serotypen, maar die zijn onveilig en kunnen juist ziekte veroorzaken.”

Bij wie ligt dan nu de bal? „Ik denk dat de farmaceutische industrie vol moet inzetten op de ontwikkeling van nieuwe vaccins, met nieuwe technieken”, antwoordt Holwerda. „Samenwerking met het ministerie van LNV is heel belangrijk voor de snelle toelating van vaccins.”

In 2006 kostte dat alles twee jaar, maar de vaccinontwikkeling startte pas toen duidelijk werd dat het virus na de winter terugkwam. En vaccinontwikkeling kan nu sneller, weten we sinds corona. „Wij hebben de faciliteiten om vaccins te testen, maar nog geen kandidaat-vaccin. En vervolgens is het weer aan de overheid om te zorgen voor versnelde toelating. Maar daar zal zeker enige tijd overheen gaan. Maanden? Minstens. Misschien wel een jaar.”

De vooruitzichten

Knutten zijn in onze warmere najaren langer actief dan vroeger. Maar zelfs als het buiten kouder wordt dan 8 graden en de knutten in winterrust gaan, is het gevaar niet geweken. „Knutten kunnen in de stal misschien wel gewoon actief blijven, al zal de verspreiding dan op een laag pitje staan”, zegt Holwerda. „In elk geval lijkt het me niet waarschijnlijk dat we hier snel vanaf komen.”

Wat dan nu te doen? Van den Brom van Royal GD: „Waar mogelijk zouden veehouders hun dieren kunnen opstallen wanneer de knutten het meest actief zijn, zo rond de schemering. Goede ventilatie van de stal kan ook helpen. Maar dan nog kun je niet alle infecties voorkomen.” Voor zieke dieren is er geen medicijn; dierenartsen kunnen wel ontstekingsremmers voorschrijven. „Die behandeling is ondersteunend, maar vaak weinig effectief. Verder is het een kwestie van tender loving care. Zorgen dat vers drinkwater en eten binnen handbereik zijn voor dieren die niet mobiel zijn.”

De veehouder

Wilko Kemp, biologisch schapen- en rundveehouder in Kortenhoef, was een van de eersten die begin september alarm sloegen. „Dat was op een zondag”, vertelt hij. „Ik had twee zieke schapen en de dierenarts dacht aan blauwtong. We belden de NVWA. Daar gingen op maandagochtend alle alarmbellen af. De NVWA en Royal GD stonden meteen op de stoep om bloedmonsters te nemen. Op woensdag kwam de uitslag: blauwtong. Het bedrijf ging direct op slot.”

Op hetzelfde moment kwamen ook meldingen binnen van vier andere bedrijven rond de Loosdrechtse Plassen. Wie precies ‘bedrijf 0’ was, is niet te achterhalen. Kemp: „De eerste dag waren er drie schapen dood, de volgende dag vijf, toen negen, toen vijftien. Pas in het weekend daarna explodeerde het echt. Nu is de helft van mijn 350 schapen dood. Het is afschuwelijk. Het gaat door merg en been. Ik heb nachten liggen malen: waar ging het fout? Wat had ik anders kunnen doen?”

Kemp heeft een natuurinclusieve biologische boerderij, waar de schapen wandelpaden en een groene dijk onderhouden en ook belangrijk zijn in de beweidingscyclus van zijn runderen. „Nu heb ik opeens heel veel gras dat ik niet kwijt kan”, zegt hij. „Dit is een klap voor mijn bedrijfsvoering. Je kunt je er niet tegen verzekeren. Of ik komend jaar nieuwe ooien ga kopen? Niet als dit nog niet voorbij is. Ja, het is wachten tot er een vaccin is. Hopelijk voordat alle schapen dood zijn.”