Column | Haagse meerstemmigheid

Column

Het zou goed zijn als er meer bèta’s naar Den Haag gingen, schrijft

Margriet van der Heijden

Ooit had de zeventiende-eeuwse wiskundige Leibniz een droom. Demissionair minister Robbert Dijkgraaf verwees ernaar in zijn lezing voor de Raad voor het Openbaar Bestuur. Leibniz hoopte dat mensen zouden leren om debatten en conflicten te beslechten door net zo ‘tastbaar’ te redeneren als ‘wiskundigen’. Op die manier zouden ‘we onze fouten in één oogopslag kunnen ontdekken’. En waren er meningsverschillen, dan ‘kunnen we eenvoudigweg zeggen: laten we het berekenen — calculemus — om te zien wie gelijk heeft.’

Van die droom is weinig terechtgekomen. Anderzijds: een wereld waarin elke discussie en alle beleid tot een som te reduceren valt, zou vreselijk saai zijn. Haast even saai als een hypothetische toekomstige wereld waarin kunstmatige intelligentie het denkwerk heeft overgenomen. Wat moeten we nog als er niets wezenlijks meer te ontdekken en bevragen valt? Erop hopen dat we wat mogen ‘ravotten’, zoals Nobelprijswinnaar Gerard ’t Hooft dat ooit in deze krant noemde. Erg opwekkend klinkt dat niet.

Het is dus eigenlijk wel fijn dat we over de wereld kunnen en moeten nadenken. Zelfs al kunnen we die wereld nooit helemaal in formules en redeneringen vangen, of met technologie naar onze hand zetten. En ook al bieden resultaten uit het verleden geen garantie voor de toekomst.

Door innovaties opgedreven

Makkelijk is het niet. Tot nu toe maakten kennis en technologie mensen gemiddeld steeds welvarender. De levensverwachting steeg en vondsten als vliegtuigen, smart tools en communicatiemiddelen gaven mensen haast letterlijk en in elk geval figuurlijk vleugels. Dat kwam mede doordat politici en beleidsmakers koersten op de, door zulke innovaties opgedreven, uitkomst van een uitgebreide som: het bbp oftewel bruto binnenlands product, dat decennialang gold als een maatstaf voor welvaart.

Minder waarde werd daarbij gehecht aan de waarschuwingen van de ‘peetvader’ van dat bbp, Simon Kuznets. Hij vertelde in 1934 al dat de som zoveel buiten beschouwing laat, dat het bbp helemaal geen maat is voor wat vaak als welvaart wordt gezien. Zo telt onbetaald huishoudelijk werk niet mee. De waarde van schone lucht net zo min. En ook niet hoe welvaart over arm en rijk verdeeld wordt. Of dat een boom al waarde heeft voordat hij in planken gezaagd bij de houthandel ligt.

Nu zitten we opgescheept met PFAS, een atmosfeer vol broeikasgassen en kaalgeslagen oerwouden. En ligt er het akelige gegeven dat zulke keerzijden te vaak juist die groepen raken die (nog) het minst van vooruitgang profiteren.

Besef dat alles samenhangt

Moeten we dus iets minder naar Leibniz en iets meer naar Leonardo da Vinci luisteren? ‘Leer om goed te kijken’, schreef die uitvinder, kunstenaar en voorloper-ingenieur in zijn aantekenboek. ‘Besef dat alles samenhangt met al het andere’. En is dat niet precies wat nodig is bij veel van onze problemen, waarin zaken verknoopt zijn van menselijk gedrag tot oceaanstromen? Dat schreeuwt om een aanpak via ‘een waaier’ aan perspectieven. Om ‘meerstemmigheid’.

En zo bezien is het best gek dat sommige stemmen zo zachtjes meezingen op de departementen waar beleid wordt uitgestippeld en over de toekomst wordt gewikt en gewogen. De bètastemmen, inderdaad. Bij het directoraat-generaal Klimaat en Energie heeft één op de tien beleidsmedewerkers een bèta-achtergrond. Bij de meeste andere departementen ligt hun aandeel lager, leerde ik deze zomer. Nogal verrassend, gezien de rol die natuurwetenschap en technologie in de maatschappij spelen.

Willen de bèta’s zelf niet? Of zijn anderen bang dat bèta’s het beleid technocratisch maken, zonder oog voor samenhang en subtiliteiten in een samenleving? Vooral fysici staan nog vaak te boek als mensen die via snelle berekeningen ‘op de achterkant van een envelop’ wel even samenvatten hoe een probleem in elkaar zit – of als het moet de hele wereld.

De schoonheid van verlaten uraniummijnen

Maar: dat gold níet voor de ongeveer twintig jonge deelnemers aan een zomerschool over wetenschapscommunicatie in Eindhoven deze zomer. Vrouwen en mannen, Nederlanders en buitenlanders, promovendi en postdocs én allemaal fysici. Ze lieten me met nieuwe boeken kennismaken, en leerden me nieuwe dingen over de schoonheid van verlaten uraniummijnen, wushu, bierbrouwen, de islam, de katholieke kerk en meer. En ze benadrukten dat onder wetenschapscommunicatie juist óók goede communicatie met collega’s uit andere disciplines valt.

Ik was ervan onder de indruk. Net als van de in Eindhoven afgestudeerde, bevlogen ingenieur die bij zo’n Haags departement was gaan werken. Tijdens een door Bèta in Bestuur en Beleid georganiseerd interview stelde hij dat het aandeel bèta’s daar nooit boven de veertig procent zou moeten komen. De mix, die was belangrijk. En ik kon het alleen maar beamen: het zou goed zijn als meer bèta’s, net als die ingenieur én als trouwens Rosanne Hertzberger, naar Den Haag zouden gaan.

Margriet van der Heijden is natuurkundige en hoogleraar wetenschapscommunicatie aan de TU Eindhoven.