N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Column Mariska Kret
De mens is uniek, aldus de mens. Uniek, vooral, in de grote waarde die we hechten aan ons uniek-zijn. Het doet velen dan ook pijn als er een wetenschapper, meestal een primatoloog, met irritant bewijs komt dat de bijna heilige status van onze soort van tafel veegt. Tot halverwege de 20ste eeuw werd aangenomen dat cultuur – gedrag geleerd van anderen – specifiek was voor mensen. Twijfels over deze aanname werden gezaaid door een aantal bijzondere observaties.
In Japan zagen wetenschappers een groep makaken aardappelen wassen alvorens ze op te eten, terwijl andere groepen dat niet deden. Jane Goodall beschreef hoe chimpansees stokjes bewerkten tot een handig stuk gereedschap voordat ze er smakelijke termieten mee vingen. Rond de jaren vijftig ontstond een kettingreactie van publicaties over lokale tradities in allerlei soorten.
Het gebruik van gereedschap wordt als belangrijk gezien door de link met cultuur. Alleen mensen zouden in staat zijn om vooruit te denken, met hun opponeerbare duim en verfijnde handen werktuigen te fabriceren en deze kennis door te geven aan hun kroost. Goodall’s observatie deed stof opwaaien. Later bleek dat ook dieren zónder handen gereedschap gebruiken. Raven manipuleren stokjes om bij voedsel te komen waar ze met hun snavel niet bij kunnen en een bepaalde groep dolfijnen gebruikt sponzen als neusbeschermers als ze op de zeebodem naar voedsel zoeken.
Ook taal is een uiting van cultuur. Voor ‘dierentalen’ hebben wij mensen geen goed oor ontwikkeld. Zeker dieren die ver van ons af staan en een andere leefomgeving hebben, zijn voor ons moeilijk in te schatten. Het weinige dat we weten is fascinerend: mannelijke bultruggen die vrouwtjes aantrekken met hun gezang dat honderden zo niet duizenden kilometers ver reikt, verschillende groepen orka’s met unieke dialecten en dolfijnen die elkaar ‘bij naam’ noemen. Recent onderzoek suggereert dat ook de uitgestorven mensensoort Homo neanderthalensis taal kende. Ze maakten tevens vuur, kunst en begroeven hun doden, activiteiten die, je raadt het al, lange tijd uitsluitend toegeschreven werden aan onze soort. Het bewijs dat dieren gedrag kunnen leren en overdragen hoopt zich in steeds hoger tempo op en tegenwoordig lijdt het geen twijfel dat cultuur wijdverspreid is onder diersoorten, zowel gewervelde als ongewervelde land- en zeedieren.
En toch blijven mensen na elk onderzoek terugkomen op de vraag: maar wat is het dán, dat mensen uniek maakt? Filmpjes van een rechtop lopende apen gaan viral op sociale media, maar we vergeten dat ook kippen op twee pootjes rondstappen. Als ik vertel over mijn onderzoek, dan is de verbazing groot als ik mensen laat weten dat apen met computers kunnen omgaan en soms uit overenthousiasme de taak al opstarten terwijl ik nog niet zo ver ben. Ook in de wetenschap worden uniek menselijke eigenschappen vaak als uitgangspunt genomen om vervolgens de vraag te stellen of andere dieren daar ook toe in staat zijn.
Kunnen apen mensentaal leren? De conclusie is dat ze dat minder goed kunnen dan mensen. Dit zegt niet zoveel want wij zijn waarschijnlijk ook slechter in het leren van ‘apentaal’ dan apen zelf. Door onze tunnelvisie onderschatten we andere dieren. Ik heb een voorstel: laten we vóór we de vraag stellen ‘wat uniek menselijk is’, onze menselijke bril afzetten en eerst naar andere dieren kijken om onszelf daarna opnieuw te bekijken. Het soort vragen dat belangrijke inzichten kan opleveren: Hoe communiceren apen? Wat zijn de verschillen en overeenkomsten met andere soorten (mens incluis)? Kunnen we die evolutionair gezien verklaren?
Zonder onze menselijke bril op zien we gedrag dat alleen bij andere diersoorten voorkomt, of we komen erachter dat andere dieren ergens beter in zijn dan wij (slik). We zouden daar zo veel van kunnen leren! Bonobo’s bijvoorbeeld staan open voor contact met onbekende soortgenoten en gaan graag een band met hen aan. In onderzoek met voormalig promovendus Evy van Berlo lieten we zien dat waar de aandacht van de mens uitging naar emoties van familie en vrienden, de bonobo juist lette op de emoties van onbekende soortgenoten. Hoe zou onze wereld er uit zien als we meer oog hadden voor het leed van vreemdelingen?
Charles Darwins evolutietheorie bood een krachtig tegenverhaal tegen de traditionele ‘scala naturæ’ met de mens direct onder de goden aan de top, opgevolgd door alle andere dieren, daaronder de planten en helemaal onderaan de wezens uit de hel. Door te stellen dat mensen dieren zijn, herdefinieerde hij de plaats van de mens in de natuurlijke wereld. Ik omarm de les die we hieruit kunnen trekken en citeer een andere wijze meneer behorende tot de orde Strigiformes: „Want dieren zijn precies als mensen / Met dezelfde mensenwensen / En dezelfde mensen streken / Dat komt allemaal in de krant.”