N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Tolkien-expositie Als fan van ‘In de ban van de ring’ wilde Gemma Venhuizen elfenschrift leren bij de Tolkien-expositie in Maastricht, maar het lot besliste anders.
Niet alle queestes slagen. Daarvan was hobbit Bilbo zich pijnlijk bewust toen hij met dertien dwergen en één tovenaar vanuit de comfortabele Gouw vertrok, op weg naar de Eenzame Berg en de vuurspuwende draak Smaug. Zijn neefje Frodo had tientallen jaren later – op weg naar die ándere berg, de Doemberg, om de ring te vernietigen die Bilbo destijds gevonden had – hetzelfde besef: de kans dat hij zijn einddoel zou bereiken was verwaarloosbaar klein. Maar beide hobbits zetten door, en volbrachten hun queeste. Zij wel.
Eerder dit jaar kreeg ik van het Belgische fantasygenootschap Elanor een uitnodiging: of ik op 2 september naar de Sint Janskerk Maastricht wilde komen voor de opening van een expositie over John Ronald Reuel Tolkien, die zij samen met het Nederlandse Unquendor organiseerden. Het zou die dag zijn vijftigste sterfdag zijn, en dat zou gevierd worden – niet alleen met de tentoonstelling, maar ook met onder andere een cursus elfentaal, een levensechte Smaug en een voorlezende Gandalf. Niet lang daarvoor had ik met twee collega’s een aflevering van de NRC-podcast Onbehaarde Apen volgepraat over onze liefde voor The Lord of the Rings.
Luister naar de NRC-podcast Onbehaarde Apen over de mytische wereld van Tolkien
Ik kon als zelfverklaard Tolkien-adept niet wegblijven.
Hobbitfan vanaf mijn zevende
Zeven jaar oud was ik toen ik voor het eerst De Hobbit las; op mijn tiende volgde In de ban van de ring. Ik was zó’n fan van het werk van John Ronald Reuel Tolkien dat ik te pas en te onpas weetjes deelde (22 september is de verjaardag van Bilbo en Frodo! Elanor is de naam van een bloem in Lothlorien!), lid werd van Unquendor (een elfennaam die je zou kunnen vertalen als ‘Holland’) en gedichten instuurde naar het ledenblad Lembas (elfenbrood). Pas toen in mijn puberteit de films verschenen stopte ik met het jaarlijks herlezen van de boeken, en zegde ik mijn lidmaatschap op. Opeens was Tolkien van iederéén.
Nu was er dus die uitnodiging. Als kind was het mijn vurige wens om Tengwar te leren, het elfenschrift dat op de Ene Ring te lezen is Dit zou eindelijk mijn kans zijn… Maar op de dag zelf was ik ziek. Als troost stuurde de secretaris van Elanor me een schriftelijke cursus Tengwar, en de geruststellende mededeling dat de tentoonstelling nog de hele maand te bezoeken zou zijn.
Joints op Tolkiens graf
De week erna waagde ik opnieuw een poging. Twee uur en zesenvijftig minuten enkele reis met de trein vanuit Amsterdam, dat was slechts een mini-queeste. In de woorden van Bilbo: „Daarheen en weer terug.” In het verleden was ik zelfs naar Tolkiens graf in Oxford afgereisd (waar andere fans niet alleen brieven maar ook opvallend veel joints hadden achtergelaten), daarbij vergeleken was de afstand tussen mij en de torenkamer van de Sint Janskerk nihil. Maar ik had buiten de NS gerekend. De dag van mijn tocht viel precies samen met de septemberhittegolf, en in het treinstel waarin ik me bevond was de airco kapot. Toen ik ook nog hoorde dat er vanaf Sittard vervangbussen zouden worden ingezet, en ik hoorde dat juist die dag de opening van het protestantse kerkjaar was (waardoor het de vraag was of ik de torenkamer überhaupt in zou mogen) besloot ik ter hoogte van Utrecht om te keren. Tot op heden heb ik geen nieuwe poging gewaagd.
Het moge duidelijk zijn: het doorzettingsvermogen van de hobbits heb ik niet. Hooguit hun eetlust – vandaag ga ik op queeste naar de bakker, voor een taartje ter ere van de jarige Bilbo en Frodo.