Onderzoek: deelname aan een extreme groep kan de stap naar geweld juist voorkomen

Terrorisme Wie deel uitmaakt van een extremistische groep, pleegt minder snel een aanslag, aldus onderzoeker Bart Schuurman.

Deelnemers aan een verboden demonstratie tegen het coronabeleid op het Museumplein in Amsterdam in januari 2022.
Deelnemers aan een verboden demonstratie tegen het coronabeleid op het Museumplein in Amsterdam in januari 2022. Foto ANP

Terwijl politici en opiniemakers vaker dan ooit worden bedreigd en de AIVD waarschuwt voor de groei van extremisme in de samenleving, komen aanslagen nog steeds zelden voor. Veruit de meeste mensen met extreme ideeën gaan dan ook niet over tot geweld. Maar hoe onderscheid je de ‘schreeuwers’ van de ‘doeners’? Over die vraag is een nieuwe studie verschenen, waaruit blijkt dat het deel uitmaken van een extremistische groepering juist kan voorkómen dat iemand overgaat tot terrorisme.

Tot die paradoxale conclusie komt terrorismewetenschapper Bart Schuurman van de Universiteit Leiden. Samen met de Canadese onderzoeker Sarah Carthy heeft hij de eigenschappen van 103 aanslagplegers vergeleken met die van 103 extremisten die géén aanslag pleegden. Wat blijkt het geval: de niet-plegers zaten vaak in een extremistische groep, in tegenstelling tot de échte terroristen.

Geweld uitstellen

„Het betekent dat het minder waarschijnlijk is dat een extremist een aanslag pleegt wanneer die deel uitmaakt van een groep”, zegt Schuurman. „Dat klinkt tegenstrijdig omdat deze groepen geweld legitiem vinden om hun doelen te verwezenlijken. Maar in de praktijk zie je dat veel groepen juist dat geweld uitstellen. Ze zeggen: ‘Die aanslagen komen later wel, daar zijn we nu nog te zwak voor. Pas als we in de toekomst meer macht hebben gaan we geweld gebruiken’.” 

Ze voeren hun strijd met alternatieve middelen, zegt Schuurman, bijvoorbeeld door het winnen van zieltjes voor hun beweging. „Dat zag je bijvoorbeeld bij de Haagse groep rond Azzedine C., die in 2013 Syriëgangers ronselde. Zij praatten het geweld in Syrië goed, maar waren zelf niet bezig met een aanslag in Nederland. Ze wilden hier vooral zorgen voor meer aanwas.” Ook verschillende Duitse neonazigroepen die Schuurman onderzocht, droomden van een rassenoorlog – maar wachtten daar zelf nog even mee. „Eerst wilden zij via de politiek aan de macht te komen, door zich gematigder voor te doen dan ze daadwerkelijk waren.”

Zo kunnen radicale groepen of partijen een alternatief bieden voor mensen die terroristisch geweld overwegen, zegt Schuurman. „Op die manier kunnen ze doorgaan met hun strijd, zonder de gevangenis in te draaien. Vergeet niet dat extremisme voor veel mensen vooral draait om kameraadschap: het gevoel dat je bij een gemeenschap hoort die voor de ‘goede’ zaak strijdt tegen een gezamenlijke vijand. Het is sociaal gezien heel fijn om daarvan deel uit te maken. Een aanslag zou betekenen dat je dat allemaal kwijtraakt. Dat willen de meeste mensen uiteindelijk niet.” 

Lees ook: Hoe gevaarlijk zijn complotdenkers nu werkelijk voor de democratie?

Dreigingsinschattingen

Schuurmans onderzoek zou de politie en AIVD kunnen helpen bij het maken van dreigingsinschattingen. Deze diensten staan dagelijks voor het dilemma waaraan ze hun schaarse capaciteit moeten besteden. Welke extremist méént het, en wie roept alleen maar? Het belang van zulke inschattingen is alleen maar toegenomen met de opkomst van ‘anti-institutionele’ extremisten waar de AIVD zich zorgen over maakt. Deze relatief ‘nieuwe’ extremisten plegen vooralsnog geen echte aanslagen, maar houden het bij bedreigende en opruiende acties. Zoals de corona-extremist die vorig jaar met een brandende fakkel voor de deur stond bij minister Sigrid Kaag.

„Ons onderzoek laat zien dat er beschermende factoren zijn waardoor een extremist zijn dreigementen minder snel zal waarmaken”, zegt Schuurman. Niet alleen het lidmaatschap van een groep is zo’n factor. Schuurman vond nog meer verschillen tussen ‘praters’ en aanslagplegers. Zo bleek de groep die niet overging tot geweld, vaker verbonden aan studie, werk, familie of vrienden buiten de extremistische kring. „Zo’n netwerk kan nog net dat beetje tegenwicht bieden dat nodig is om geen aanslag te plegen.”

11 september

Moeten de veiligheidsdiensten dus meer gaan uitkijken naar de lone wolves, en radicale groeperingen ongemoeid laten?

„Als je kijkt naar de korte termijn, kunnen die groepen een beschermende factor zijn tegen het plegen van terroristische aanslagen”, zegt Schuurman. „Maar dat geldt niet voor elke groep; sommigen zien geweld echt nog als enige optie. En als zo’n groep het lukt een aanslag te plegen, kunnen ze veel meer schade aanrichten dan de meeste eenlingen.” Zo werden de grootschalige aanslagen op de Bataclan in Parijs (2015) en de aanslagen van 11 september 2001 door groepen gepleegd.

Ook kunnen groepen op de langere termijn gevaar stichten, zegt Schuurman. „Als ze maar genoeg mensen meetrekken in hun extremistische verhaal, kunnen ze schadelijke politiek-maatschappelijke veranderingen teweeg brengen. En dat is uiteindelijk een grotere bedreiging voor de rechtsstaat dan een aanslag.”