N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Klimaatverandering In Algerije eisten natuurbranden afgelopen week al 34 levens. Onderzoek laat zien dat de Algerijnse overheid niet goed op branden is toegerust. Ook gebrekkige diplomatieke verhoudingen vormen een belemmering.
Toeristen zijn er wat minder, doden des te meer. Behalve in Griekenland brandt ook in Noord-Afrika de natuur, waarbij er in Algerije al zeker 34 mensen omgekomen zijn. Onder de doden zijn tien soldaten die de branden probeerden te bedwingen. En ook in Tunesië houdt het vuur huis. De twee buurlanden worden getroffen door een forse hittegolf, die met hevige droogte gepaard gaat. Er worden temperaturen tot 50 graden gemeten.
Deze verzengende temperaturen zouden „vrijwel onmogelijk” zijn geweest „als mensen de planeet niet hadden opgewarmd door fossiele brandstoffen te verbranden”, concludeert een team internationale wetenschappers van de World Weather Attribution in een dinsdag gepubliceerd rapport. Zulke hittegolven zullen, volgens de onderzoekers, nog vaker voorkomen als de uitstoot van broeikasgassen niet wordt teruggedrongen.
Bossen en landbouwgebieden in zestien Algerijnse regio’s zijn getroffen door bijna honderd afzonderlijke branden. Zeker vijftienhonderd Algerijnen werden geëvacueerd en 25 mensen raakten gewond. De branden zijn vooral hevig in Kabylië, het bergachtige gebied van de Berbers in het noorden van het land.
Zo’n achtduizend brandweerlieden en 525 vrachtwagens zijn ingezet om het vuur, dat door de harde wind moeilijk te bestrijden is, onder controle te krijgen. Uitdrogende vegetatie maakt de regio kwetsbaarder voor branduitbraken. Op beelden van lokale media is te zien hoe beboste gebieden en volledige dorpen in de as gelegd zijn.
Woestijnvorming
Woestijnland Algerije telt 4,1 miljoen hectare bos, nog geen 2 procent van het landoppervlak. Hoewel het brandbare gebied relatief bescheiden is vergeleken met andere landen rond de Middellandse Zee, zorgen de schaarste aan bossen en de dreiging van woestijnvorming ervoor dat deze branden in ecologisch opzicht bijzonder rampzalige gevolgen hebben. In 2021 ging er, bij branden die aan negentig mensen het leven kostten, ook al meer dan honderdduizend hectare aan Algerijnse natuur verloren.
De Algerijnse landbouwkundige Ouahiba Meddour-Sahar van de Universiteit van Tigi-Ouzou, midden in de zwaar getroffen regio Kabylië, bestudeert de bosbranden in Algerije al jaren. In haar onderzoek beschrijft zij onder meer het probleem dat de bossen in hetzelfde gebied liggen waar de meeste Algerijnen wonen: het noorden van het land. „Anarchistische verstedelijking” heeft tot rommelige landschappen tussen bewoond gebied en bossen geleid.
Dit heeft gevolgen voor het ontstaan van branden in de natuur. Zo zijn sommige Algerijnen gewend om hun huishoudelijk afval te verbranden. Wanneer deze mensen dicht bij het bos wonen, slaat het vuur snel over. Ook zouden sommige Algerijnen boos zijn dat ze bepaalde beschermde bossen niet meer mogen gebruiken voor de houtkap of om in te jagen. Zij zouden uit wraak soms brand stichten.
Weinig interesse in oorzaken
De Algerijnse overheid, stelt Meddour-Sahar, toont weinig interesse in de oorzaken van bosbranden. „We trekken blijkbaar geen lessen uit het verleden, laat staan dat er preventieve brandbestrijdingsmaatregelen genomen worden”, concludeert ze in een paper dat ze schreef met Christine Bouisset van de Universiteit van Pau en de Adour-regio, in Frankrijk. „Grote branden worden daardoor regelmatige, steeds dreigender verschijnselen.” Algerije richt zich vooral op het bestrijden van branden die al uitgebroken zijn. En dat doet het volgens de onderzoekers met een teveel aan bureaucratie en een tekort aan geld.
Voor preventie is weinig ruimte. Er zijn te weinig ‘brandgangen’ – stroken bos van wel honderd meter breed die helemaal gekapt worden, zodat het vuur daar stopt. En de bossen worden niet regelmatig ontdaan van brandbaar materiaal, zoals kleine struiken en losliggende bladeren.
Kritiek op de brandweer
Het duo uit ook kritiek op de Algerijnse brandweer. Die is weliswaar „toegewijd”, maar ook onderbemand. Mede hierdoor nemen brandweerlieden niet altijd de tijd om het vuur goed genoeg te doven, waardoor het soms weer oplaait. Ook komt de brandweer vaak pas in actie wanneer er mensen bedreigd worden: voordat het huizen bereikt, krijgt het vuur vaak vrij spel. Ook zijn brandweerwagens onvoldoende toegerust op het ruige terrein waar de bosbranden plaatsvinden.
Als de Algerijnse overheid na de branden maatregelen aankondigt, gaat het volgens de onderzoekers vaak om „spectaculaire” maatregelen, zoals de aanschaf van nieuwe waterbommenwerperhelikopters. En dit gaat ten koste van preventie – een patroon dat de onderzoekers overigens ook in Griekenland zien.
De onderzoekers bevelen de overheid aan om het Algerijnse publiek bewuster te maken over de vaak achteloze manieren waarop mensen branden veroorzaken. Maar zo’n voorlichtingscampagne is „onbeduidend” in het licht van „onderliggende factoren zoals politieke problemen, de groeiende behoefte aan natuurlijke hulpbronnen en de vraag naar land”.
Politieke gevolgen
De bosbranden in Algerije kunnen ook politieke gevolgen hebben. Na de grote branden van 2021 in Kabylië wees president Abdelmajid Tebboune naar vermeende brandstichters die betrokken zouden zijn bij de separatistische Beweging voor Zelfbeschikking van Kabylië. Zij zouden de branden gesticht hebben om de centrale overheid in de hoofdstad Algiers te verzwakken.
Hoewel de autoriteiten deze bewering niet onderbouwden, nam de bevolking haar serieus. In het stadje Larbaâ Nath Irathen trok een woedende menigte met geweld een man die verdacht werd van het stichten van brand uit een politiebusje, lynchte hem op het centrale plein van de stad en stak zijn lichaam in brand. De man bleek achteraf een hulpverlener te zijn geweest.
De gebrekkige diplomatieke banden van Algerije zijn hun beurt van invloed op de brandbestrijding. Zo weigerde president Tebboune twee jaar geleden twee blusvliegtuigen uit Marokko, omdat dit buurland de regio Kabylië een „Algerijnse kolonie” genoemd had. Vervolgens bood de Europese Unie blushulp, maar pas nadat deze vliegtuigen branden in Griekenland en Turkije bestreden hadden.
In een opiniestuk voor Al Jazeera schreef de Algerijnse hoogleraar politicologie Youcef Bouandel van de Qatar-universiteit destijds dat de wereld te lang de ogen gesloten heeft voor de situatie in Algerije. „De internationale hulp kwam niet snel genoeg om het land de verwoesting te besparen.” Het is nog niet bekend of Algerije dit jaar wel kan beschikken over blusvliegtuigen uit andere landen.