Die schandelijke dikke auto is geen statussymbool

Woord Nadat westerlingen sinds de jaren tachtig welvarender, en dikker, werden, volgden hun auto’s. Die ontwikkeling wordt afgekeurd, ziet

Dik zijn is een schande. In het Westen althans en in de moderne wereld. Daarom verstoppen we zwaarlijvigheid graag onder het moeilijke medische begrip obees, dat als zo vaak bij wetenschappelijke termen oorspronkelijk uit het Latijn komt, waar de basis gevormd wordt door het werkwoord obedere, dat zoveel betekent als overeten, te veel eten. Het afgeleide obesus staat voor vet, volgevreten, het daarmee samenhangende obesitas voor overgewicht.

Obees en obesitas blijven, hoewel ze incidenteel al in een vijftiende eeuwse Franse tekst en in een Engelse van een eeuw later opduiken, heel lang alleen uitsluitend in gebruik bij medici. Ook de eerste keer dat het woord obesitas in Nederland voorkomt, is het in de mond genomen door een figuur die zich geneesheer noemde. Een rondreizende wonderdokter, die de markten van Maastricht en Rotterdam aandeed en in de plaatselijke kranten adverteerde dat hij de remedie wist om af te vallen, zijn likeur l’Anti-Obesitas.

Vormen van overgewicht

In Maastricht deed hij dat in 1881 in het Frans, want Le Courrier de la Meuse verscheen toentertijd nog in die taal, in het Rotterdamsch Nieuwsblad meldde de kwakzalver zich echter in het Nederlands. Daarna duurde het bijna een eeuw voordat het woord weer in een krant verscheen. De toentertijd bekende medische auteur Otto M. de Vaal besprak in 1975 in Het Parool een aantal vormen van overgewicht en de gevaren daarvan. Bij zijn uitleg verschafte hij de juiste medische terminologie en vermeldde dus obesitas. Pas eind jaren tachtig van de vorige eeuw werd het woord gemeengoed. Niet alleen in Nederland, ook in de ons omringende landen. De reden laat zich denken, overgewicht was in onze welvaartsmaatschappij een probleem geworden.

Sinds een paar weken is er nieuwe vorm van obesitas opgedoken: autobesitas, een combinatie van auto en obesitas, en daarmee een verwarrend woord. Auto als voorvoegsel voor een uitheems woord komen we vaak tegen in het Nederlands. In autonoom bijvoorbeeld of in autochtoon. Het eerste stukje, auto van het Griekse autos, betekent zelf, noom komt van nomos en kan vertaald worden met wijze, gewoonte of principe. Een land dat autonoom is, regeert zich zelf op zijn eigen wijze. In autochtoon herkennen we het Griekse chtoon, land, en dus is een autochtoon iemand die in het land zelf is geboren. Een auto-immuunziekte is een ziekte waarbij het immuunsysteem zich tegen het eigen lichaam keert, tegen jezelf dus. Een autobiografie is een biografie die de hoofdpersoon zelf geschreven heeft.

Autobesitas lijkt in deze lijn doorredenerend de eigen zwaarlijvigheid te zijn. Maar dat is niet zo. Auto betekent hier wat anders. Het is het auto van automobiel, oorspronkelijk zelfbeweger, maar intussen gewoon een personenwagen. Autobesitas slaat op dikke auto’s. En een dikke auto, hoezeer ook een statussymbool, is voor derden even verwerpelijk en schandelijk als dikke mannen. Daarom dat gemeentebesturen nu nadenken over een zwaarlijvigheidsparkeertarief voor zulke te zeer uit de kluiten gewassen voertuigen. Een autobees-taks.