N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Onderzoek | PFAS In de bodem, in het drinkwater en in de lucht: voor mens en dier schadelijke PFAS zitten overal. De rijksoverheid werd gewaarschuwd maar reageerde traag. „De neiging is om helemaal niets te doen of veel te veel.”
Schiphol, 2012 KLM-hangar
Een bubbelbad
„Leuke klus”, denkt Arne Alphenaar als hij in juni 2012 een mailtje krijgt van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Een deel van de bodem onder Schiphol is ernstig verontreinigd, leest hij. Of Alphenaar kan adviseren hoe ze de boel kunnen opruimen. Alphenaar heeft al veel terreinen schoongemaakt, zoals de bodem onder een oude kleurstoffenfabriek in Roermond en een met zuurteer vervuilde stortplaats in Twente. Hij is gespecialiseerd in ingewikkelde bodemverontreiniging en promoveerde op het zuiveren van afvalwater.
In de bodem rondom Schiphol zit PFOS, leest hij in de mail. Alphenaar (dan 53 jaar), werkzaam bij TTE Consultants, heeft er wel eens over gelezen in buitenlandse artikelen: zeer gevaarlijke stof, mogelijk kankerverwekkend. Maar van bodemverontreiniging met PFOS heeft hij nog nooit gehoord.
Het probleem was vier jaar eerder ontstaan tijdens een broeierige zaterdagnacht in 2008, toen een hangar op Schiphol met ruimte voor zo’n tien vliegtuigen tot de nok was volgestroomd met blusschuim. De sprinklerinstallatie was per ongeluk aangesprongen, tienduizend liter schuim met giftig PFOS erin sproeide met volle kracht de hangar in. Na een paar uur staken er enkel nog vliegtuigvleugels boven de witte schuimdeken uit.
Brandweerlieden spoten de hal leeg. Het blusschuim liep weg naar de waterzuivering op de luchthaven. Die zuivering veranderde al snel in een bubbelbad. Ook op de Haarlemmerringvaart groeiden dikke koppen schuim. Bodemspecialisten bij Schiphol en het hoogheemraadschap besloten het bubbelwater snel over te pompen naar een bassin, een stuk weiland met een laag klei in de bodem en een dijkje eromheen waar het spul tijdelijk kon worden opgeslagen. Aan het eind van het weekend was er van het incident niets meer te zien. De vliegtuigen werden schoongepoetst en vlogen naar hun volgende bestemming. Maar wat niemand doorhad: het bassin lekte.
Dat was in 2008. In 2012 is 36 duizend kubieke meter grond op en rondom Schiphol ernstig verontreinigd, de inhoud van ruim veertien olympische zwembaden. Schiphol, KLM en het hoogheemraadschap moeten de boel gezamenlijk zien op te ruimen. Maar hoe? Ze hebben geen idee.
Alphenaar typt de vier letters, P-F-O-S, in de zoekbalk van Google. Hij leest alles wat hij kan vinden over de stof. PFOS, een type PFAS, is anders dan hij gewend is. De meeste gevaarlijke stoffen breken langzaam af, ze verdwijnen. Maar PFOS niet. De stof blijft voor eeuwig bestaan en hoopt zich op in lichamen van mensen en dieren. Zelfs ijsberen op de Noordpool hebben PFOS in hun lijf. Alphenaar kijkt niet snel ergens van op. Maar hoe meer hij leest, hoe bezorgder hij wordt. In 2000 had het Amerikaanse chemiebedrijf 3M de productie van PFOS al gestaakt vanwege de hoge risico’s voor fabrieksarbeiders. Waarom zit het dan anno 2008 nog altijd in blusschuim? En als het bij Schiphol is gebruikt, hoe zit het dan met andere vliegvelden en industrieterreinen?
Dit probleem overstijgt Schiphol, denkt Alphenaar al snel. Het ministerie moet ingrijpen. In 2012 richt hij samen met collega’s van adviesbureaus Arcadis en Witteveen en Bos het Expertisecentrum PFOS op, om de kennis over PFOS te verbeteren. Een jaar later geven zij een uitgebreide presentatie aan de afdeling Bodem van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. De ambtenaren reageren schamper. „Ik zie hier geen ijsberen lopen”, zegt een afdelingshoofd. Op het ministerie hebben ze belangrijker zaken aan hun hoofd. De gemeente Haarlemmermeer kan het prima zelf oplossen, zeggen zij. Alphenaar wéét hoe kortzichtig dat is. Op honderden locaties in Nederland is met hetzelfde, giftige schuim geblust, dat goed werkt om oliebranden te blussen. Het is onzin om te doen alsof het probleem uniek is voor de Haarlemmermeer, vindt hij.
Waar zit de stof nog meer in de grond? En hoe moet je bodemvervuiling opruimen als je niet weet hoe gevaarlijk de stof is? Als je niet weet welk risico acceptabel is? Alphenaar komt er niet uit. Hij meldt het hoogheemraadschap dat hij geen oplossing weet omdat er te veel onzekerheden zijn. KLM, Schiphol en Rijnland hebben inmiddels om het vervuilde terrein een wand van bentoniet, een kleisoort die ook wordt gebruikt voor kattenbakvulling, geplaatst zodat het gif zich niet verder kan verspreiden.
Alphenaar krijgt gelijk: PFAS, een verzamelnaam voor zo’n zesduizend stoffen met fluorverbindingen, waaronder PFOS, zijn uitgegroeid tot een nationaal probleem. De stoffen die in pannen, pacemakers, regenjassen en duizenden andere producten zijn verwerkt, blijken gevaarlijk te zijn. Nederlanders krijgen dagelijks te veel PFAS binnen. Het hele land is vervuild, de bodem zit er vol mee. De bouwsector kwam in 2019 stil te liggen vanwege grond die was verontreinigd met PFAS. Inwoners van Helmond en Dordrecht kregen het advies niet meer uit hun moestuinen te eten vanwege de vervuiling. Het drinkwater is op sommige plekken zo vervuild dat er voor miljoenen gezuiverd moet worden.
NRC onderzocht hoe het zo ver heeft kunnen komen. Waarom werd er niet ingegrepen in de eerste jaren dat er meer bekend werd over de gevaarlijke stoffen? Waarom luisterde het ministerie niet naar Arne Alphenaar en anderen die waarschuwden? Inmiddels is er veel aandacht voor de uitstoot van PFAS en wordt gewerkt aan een Europees verbod. Maar hoe ging het in de beginjaren, toen langzaamaan bekend werd dat Nederland vervuild is met PFAS? Dagelijks worden er in de laboratoria van de chemiebedrijven nieuwe stoffen uitgevonden, die na een soepele toelatingsprocedure op de markt worden gebracht. Wat zegt de aanpak van PFAS over de risico’s van ándere stoffen die in het milieu komen?
Dordrecht, 2017, Tweede Merwedehaven
Onder de rook van de fabriek
Het is een sprietig, onooglijk boompje, midden op een grauw industrieterrein in Dordrecht. Deze ene meidoorn moeten chemicus Sicco Brandsma (41) en zijn collega Martin van Velzen hebben. De twee onderzoekers van de Vrije Universiteit parkeren de auto in de berm en openen de achterklep. Brandsma trekt labhandschoenen aan, pakt een van de voorgespoelde monsterpotjes die ze hebben meegenomen en plukt onderaan een blaadje van de boom. Hij trekt ook nog wat gras uit de grond. Dat gaat in een ander potje, sticker erop en in de achterbak.
De twee zijn die zonnige zaterdagochtend in juli 2017 van Amsterdam naar Dordrecht gereden nadat ze in de krant hadden gelezen over het Amerikaanse chemiebedrijf DuPont, de producent van teflon. In de Verenigde Staten waren fabrieksmedewerkers ziek geworden en grote gebieden vervuild geraakt. Dieren die water dronken uit een beek waar DuPont direct op loosde, kregen miskramen of jongen met aangeboren afwijkingen. Oorzaak: de giftige stof PFOA die DuPont gebruikte voor de productie van teflon.
In Dordrecht staat óók een teflonfabriek van DuPont (die in 2015 Chemours ging heten). Brandsma en Van Velzen willen weten of daar ook PFAS te vinden zijn. Spelen in Dordrecht dezelfde problemen als in Parkersburg, West-Virginia? Geld voor uitgebreid onderzoek hebben ze niet. Tijd evenmin. Het duurt vaak maanden voordat je onderzoeksgeld krijgt voor het meten van nieuwe stoffen. Dus doen ze op hun vrije zaterdag een kleine steekproef.
Onder de rook van de fabriek zoeken de analisten naar bomen en struiken. Na de meidoorn plukken ze blaadjes van een paar bramenstruiken verderop, daarna van een struik naast een golfbaan, en later nog bij een rij platanen aan de Merwede. Terug in Amsterdam stoppen ze de potjes in een grote vriezer en gaan ze weekend vieren.
Als de analyses een week later klaar zijn, schrikken de twee. Op de bladeren en het gras zitten hoge concentraties PFOA en GenX. Voor de productie van teflon stapte DuPont in 2012 over van PFOA op het alternatief GenX, ook een soort PFAS, omdat een verbod op de productie van PFOA in de lucht hing. Van GenX heeft het bedrijf altijd beweerd dat dit zich niet snel opstapelt in het milieu. Maar Brandsma ziet direct dat dit niet klopt: er zit juist heel veel GenX op de bladeren die hij heeft geplukt. Dit moeten de omwonenden meteen weten, denkt hij.
Onder de rook van de fabriek zoeken de analisten naar bomen en struiken. Na de meidoorn plukken ze blaadjes van een paar bramenstruiken verderop, daarna van een struik naast een golfbaan, en later nog bij een rij platanen aan de Merwede
Samen met hoogleraar toxicologie Jacob de Boer van de Vrije Universiteit zoekt hij de media op. Ze waarschuwen voorlopig geen groenten en fruit uit het gebied rond Dordrecht te eten. Brandsma heeft weliswaar geen complete studie gedaan, maar de resultaten van het korte onderzoekje zijn te zorgelijk om te wachten op uitgebreider onderzoek.
Op 7 augustus presenteert Brandsma de resultaten op een besloten bijeenkomst op het provinciehuis in Zuid-Holland, voor een overleg met ambtenaren van het ministerie, gemeenten, provincie en de omgevingsdienst. Ook het RIVM zit aan tafel. De directeur Milieu en Veiligheid van het instituut reageert getergd, zeggen aanwezigen. De studie zou niet goed zijn uitgevoerd. Er moet eerst een uitgebreid onderzoek komen naar GenX in het milieu voordat het publiek erover wordt ingelicht, vindt het RIVM.
Brandsma is verbaasd: de stoffen zitten er daadwerkelijk, dat valt niet te ontkennen. Natuurlijk, het was maar een kleine studie, er moet meer onderzoek komen. Maar waarom reageert het RIVM zo defensief? En zolang je niet zeker weet hoe schadelijk de stof precies is kan je toch beter waarschuwen, even voorzichtig zijn?
Het RIVM redeneert andersom. „We wisten nog niet hoe schadelijk en wijdverspreid de stof was”, zegt woordvoerder Coen Berends daar nu, zes jaar later, over. „Wij wilden geen onnodige paniek veroorzaken. Als wij iets nog niet zeker weten gaan we niet publiceren. Het is makkelijk roepen dat je hoge concentraties vindt, maar het kost veel werk om daar betekenis aan te geven.” Joke Herremans, een van de onderzoekers bij het RIVM, geeft toe dat ze het ook wel heeft onderschat. „Ik dacht: dan gaan we dat uitzoeken en dan zal het wel weer meevallen. Dat bleek heel anders te zijn.”
Sliedrecht, 2017, Snackbar de Spoorbrug
Die ene zin verandert alles
Het leek bodemadviseur Ruud Hakkeling (57) van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid altijd een onwaarschijnlijk scenario: PFAS van Chemours, ten oosten van Dordrecht, kon toch niet aan de overkant van de brede rivier de Merwede terechtkomen? Zo ver kon die stof zich toch niet verplaatsen?
Toch staat het er nu zwart op wit, in het rapport dat op Hakkelings bureau ligt. Er is 19 microgram (miljoenste gram) per liter gemeten in het grondwater onder een groenstrook naast snackbar De Spoorbrug in Sliedrecht, vlak bij de oever van de Merwede. En 9,3 microgram per liter in het grondwater naast de aanlegsteiger van de veerpont op een industrieterrein in Papendrecht. „Op basis van de resultaten wordt geconcludeerd dat de transportroute van PFOA via de lucht door uitstoot vanaf het bedrijfsterrein van Dupont/Chemours naar de bodem en het grondwater zeer aannemelijk is.”
Het staat er droog. Onderkoeld zelfs. Maar deze ene zin verandert alles. Waar Hakkeling tot dan toe dacht, of eigenlijk vooral hoopte, dat PFAS alleen op het bedrijfsterrein van Chemours voorkwam, weet hij nu: PFAS zitten overal. Via de lucht is de stof met de wind meegedragen en op plekken ver weg van Dordrecht weer neergedaald. De bodem ingespoeld. In het drinkwater gekomen. En het gebeurde onder zijn neus.
Hij wist dat er in het verleden wel eens PFOA in de bodem van het industrieterrein was gelekt. Maar dat was een lokale vervuiling, niet gevaarlijk voor omwonenden. Nu leest hij dat de PFAS vanuit de schoorsteen in Dordrecht over grote delen van Nederland zijn uitgewaaid.
Hakkeling is bezorgd, maar ook opgelucht. Eindelijk heeft hij bewijs dat de PFAS-vervuiling niet een lokaal probleem is, maar meerdere provincies aangaat. Hij probeert al twee jaar om PFAS op de landelijke politieke agenda te krijgen. Sinds hij in 2015 op onderzoekssite Follow the Money voor het eerst las over de grootschalige vervuiling bij DuPont in de VS, heeft hij pogingen gedaan geld los te peuteren voor onderzoek. In 2017 hadden omliggende gemeenten en de provincie geld vrijgemaakt en kon hij het eerste onderzoek financieren. Maar eigenlijk vindt Hakkeling dat het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat landelijk beleid moet maken. Steeds krijgt hij te horen: ‘lokaal probleem’. Met het rapport dat Hakkeling nu in handen heeft is dat niet langer vol te houden, denkt hij. PFAS waaien uit over grote delen van het land, niets lokaals aan.
Hakkeling heeft het ministerie nu ook echt nodig. Moet hij inwoners waarschuwen? De bodem saneren? Kunnen mensen nog wel uit hun moestuin eten? Hakkeling heeft bezorgde omwonenden al moeten toespreken op infoavonden. Maar wat moet hij ze nu vertellen?
Het blijft stil op het ministerie, net als Arne Alphenaar een paar jaar eerder was overkomen. Hakkeling begrijpt het niet. Het kan toch niet dat iedere gemeente zelf regels moet maken? Dat als gevolg daarvan inwoners van de ene gemeente beter beschermd worden tegen PFAS dan mensen in een buurgemeente?
Op een symposium begin 2016 heeft Hakkeling het tegenover rijksambtenaren steeds herhaald: ‘Ministerie, geef ons normen! Zonder normen kunnen we niks’. Het enige wat hij terug hoorde: ‘lokaal probleem, lokaal probleem, lokaal probleem’.
Zo gaat het zo’n twee jaar door. En niet alleen Hakkeling smeekt om sturing.
De gemeente Haarlemmermeer heeft in 2013 al om landelijke aansturing gevraagd. Vier jaar later sturen de provincie Noord-Holland en enkele gemeenten rond Schiphol een brief aan de staatssecretaris met het verzoek om landelijk beleid voor PFAS te maken. In 2018 doen ze een nieuwe poging. Een paar maanden later volgt een brief van achttien gemeenten in Zuid-Holland Zuid. En een maand daarna komt er nog een brief namens alle provincies. Pak de regie, is dezelfde dringende boodschap.
Maar bij het ministerie ís er helemaal niemand meer die regie zou kunnen voeren. De afdeling bodemvervuiling is tussen 2008 en 2012 gedecimeerd. In die jaren leefde het idee dat bodemvervuiling wel zo’n beetje was opgelost. In de naoorlogse jaren bleek de grond op grote schaal verontreinigd, in de decennia daarna was dat succesvol opgeruimd. Probleem opgelost, werd er gedacht. En dat kwam ook goed uit, in de bezuinigingsjaren na de economische crisis. Op de brieven van provincies en gemeenten komt geen schriftelijk antwoord.
Den Haag, 2019, Malieveld
Toen keken de juristen nog even mee
Het is nog donker als speciewagens, heftrucks, graafmachines en hijskranen in de vroege ochtend van 29 oktober 2019 het Malieveld oprijden. Twee weken eerder zijn boeren met trekkers Den Haag al ingetrokken voor stikstofprotesten. Dit keer is het de bouwsector die demonstreert. Voor hen zijn PFAS het grootste probleem.
Jaap van der Bom (dan 71 jaar), voorzitter van de branchevereniging van grondreinigingsbedrijven (NVPG), zag het aankomen. Na jaren leuren door gemeenten, provincies, waterschappen, bedrijven en druk vanuit de Kamer besloot staatssecretaris Stientje van Veldhoven (Infrastructuur en Waterstaat, D66) eind 2018 ‘regie’ te nemen op PFAS. En toen ging het snel.
Een halfjaar later kwam het ministerie op last van juristen met een extreem strenge grenswaarde voor PFAS in de grond. Zo streng dat alle bouwprojecten en baggerwerkzaamheden die nog niet op stikstof waren vastgelopen direct stil kwamen te liggen. Woningen konden niet worden gebouwd, vaarwegen dreigden onbevaarbaar te worden, sloten die belangrijk zijn voor waterafvoer werden niet gebaggerd. Hoveniers schreven de staatssecretaris dat ze tuingrond niet meer kwijt konden. En het Malieveld stroomt vol met bouwmachines.
Van der Bom is er niet bij op het Malieveld. Niets voor hem. Hij houdt niet van drukte, werkt liever achter de schermen. Hij vertegenwoordigt al vijftien jaar grondreinigingsbedrijven, in zijn eentje, vanuit een kantoor in Dordrecht. De sector is op z’n retour na het hoogtepunt in de jaren negentig, toen veel bodemvervuiling opgeruimd moest worden.
Toch zou Van der Bom, opgeleid als chemisch analyticus, graag hebben meegedacht hoe het ministerie de vervuiling zou kunnen oplossen. Dat heeft hij in zijn vijftien jaar als bureaudirecteur al talloze keren gedaan: vier keer per jaar overlegde hij met het ministerie en werkgeversorganisatie VNO-NCW over normen voor verschillende gevaarlijke stoffen in de bodem, zoals cyaniden, lood en pesticiden. Zijn achterban heeft jarenlange ervaring met het schoonmaken van vervuilde grond.
Maar toen de staatssecretaris zich eind 2018 over PFAS ging ontfermen, merkte Van der Bom dat het overleg verstomde. PFAS mochten ze niet agenderen. Deze discussie loopt binnen het ministerie op een ander niveau, kreeg hij te horen. Om politieke redenen kan het bedrijfsleven niet betrokken worden, werd hem verteld. Te gevoelig.
Tijdens een rondvraag, in een vergadering in het voorjaar van 2019, heeft Van der Bom het dan zelf maar aangekaart. Hij wist dat PFAS zich anders gedragen dan andere vervuilingen die hij kent. Ja, in de buurt van Dordrecht, dicht bij de teflonfabriek, zit veel PFAS in de grond. Maar ook in ‘niet-verdachte’ gebieden komt het voor. In Brabantse en Utrechtse grond, ver weg van de fabriek. Niet veel, maar het zit er wel.
Dat moet besproken worden, denkt Van der Bom. Bodemvervuiling is van oudsher een lokaal probleem dat met strakke normen aangepakt en opgeruimd kan worden. Maar PFAS zijn van een heel andere orde.
Wat doe je als het hele land onder de PFAS zit? Ook op het ministerie heeft niemand daar ervaring mee. Van der Bom had al eerder aangeraden om eens te gaan meten: doe een paar steekproeven, dan weet je tenminste waar je het over hebt. Maar er gebeurde niets. Er is geen budget voor onderzoek, kreeg Van der Bom te horen.
Ondertussen maakt het ministerie buiten het zicht van Van der Bom wel haast met het voorbereiden van PFAS-normen. Begin 2019 schakelde het ministerie na druk vanuit de Kamer en lokale overheden het RIVM in om advies te geven hoe de PFAS-vervuiling moest worden opgelost. Maar het RIVM liep tegen hetzelfde probleem aan: ook zij wisten niet waar er PFAS in de Nederlandse bodem zat, laat staan in welke concentraties. Het laatste nationale bodemonderzoek dateerde van 2000, en toen waren PFAS niet gemeten.
In het voorjaar van 2019 publiceerde het RIVM een voorlopig advies. Met de weinige kennis die er was, had het RIVM een redelijke balans gevonden tussen de risico’s voor volksgezondheid en de economie, vond Van der Bom. Het advies was streng, maar werkbaar. De bouw was er niet stil door komen te liggen.
Maar toen, enkele weken voor het zomerreces, keken de juristen van het ministerie nog even mee. Volgens hen was het RIVM-advies onbruikbaar. Juist omdat niet bekend is waar in Nederland PFAS in de bodem zit moeten we uit voorzorg zo voorzichtig mogelijk zijn, dachten zij.
Maar wat is ‘zo voorzichtig mogelijk’? Welke grenswaarde hoort daarbij? De juristen – niet de bodemdeskundigen – kwamen eind juni uit op 0,1 microgram (miljoenste gram) PFAS per kilogram. Dat is de ‘detectiegrens’: de minimale hoeveelheid PFAS die laboratoria kunnen detecteren in een monster. Die ligt dertig tot zeventig keer lager dan de normen die het RIVM adviseerde. Het RIVM had in maart 2019 in een nota aan het ministerie al beschreven dat de detectiegrens in de praktijk niet bruikbaar is voor PFAS. Dat soort grenzen zijn nuttig bij een lokale verontreiniging, uit een herleidbare bron, maar niet als een stof over het hele land verspreid is. De detectiegrens zegt bovendien niets over risico’s voor gezondheid of milieu.
Van der Bom waarschuwde dat het gebruik van die grens onrealistisch is, net als gemeenten, provincies en waterschappen. Maar het ministerie wilde het niet horen. Het arbitraire getal wordt beleid. In enkele weken tijd veegden de juristen maandenlang intensief overleg met gemeenten, provincies, waterschappen en RIVM van tafel. De staatssecretaris maakte de strenge regels bekend op 8 juli.
Den Haag, juli 2023
Slibkoek, toetsingskaders en saneringsnormen
Terugkijkend denkt Van der Bom nu dat het ministerie te weinig kennis in huis had om snel een goede norm op te stellen. Vrijwel alle bodemmedewerkers waren immers in de jaren daarvoor weggestuurd. Het hele PFAS-dossier was in de eerste helft van 2019 in handen van één rijksambtenaar.
Van der Bom had kunnen helpen, maar er was niemand op het ministerie meer die zijn bezwaren begreep, met wie hij kon overleggen over technische onderwerpen als slibkoek, toetsingskaders of saneringsnormen. Het ministerie had de kennis niet en reageerde daardoor angstig en paniekerig, zag Van der Bom.
Het ministerie geeft in een reactie toe dat „de communicatie beter had gekund. Door velen werd de waarde van 0,1 microgram onterecht als norm gezien. Het was geen norm, het was een advies”.
Was het strenge ‘advies’ nog ergens goed voor? Is de Nederlandse bodem nu schoner? Van der Bom maakt een sommetje: de grondreinigingsbedrijven hebben nu 100.000 ton grond gereinigd. Daar zijn een paar kilo PFAS uit gehaald. Een paar flinke zakken vol. Voor een bedrag van 5 miljoen euro. Terwijl er bij Chemours jaarlijks nog steeds 4 kilo PFAS uit de schoorsteen komen.
Wat Van der Bom al die tijd heeft gemist, is een realistisch gesprek over de risico’s. Over welke mate van vervuiling acceptabel is, als álles vervuild blijkt. Ook milieutechnoloog Arne Alphenaar, een van de eersten die het PFAS-probleem tien jaar geleden aankaartte, mist zo’n gesprek.
„De neiging is om helemaal niets te doen of veel te veel”, zegt Alphenaar. „De onafwendbare boodschap is dat we het zo vies gemaakt hebben dat we het niet meer schoon kunnen krijgen. Volgens het RIVM krijgt iedere Nederlander elke dag te veel PFAS binnen. Het is een illusie te denken dat we dat snel kunnen oplossen. Een verbod op de productie van PFAS is de enige echte oplossing, maar zelfs dan blijft de vervuiling nog decennia aanwezig. Maar dat is een boodschap die niemand wil vertellen.”
Inmiddels heeft het ministerie weer 38 medewerkers die zich met bodemverontreiniging bezighouden. De bezuiniging van tien jaar geleden wordt deels teruggedraaid. Het RIVM heeft opdracht gekregen om te onderzoeken hoe PFAS in mens en milieu teruggebracht kunnen worden en er komt een landelijk onderzoek naar vervuiling door „nieuwe” stoffen.
PFAS hebben nu alle aandacht op het ministerie: er wordt gewerkt aan een Europees totaalverbod op PFAS, het RIVM doet studies naar PFAS in voedsel en drinkwater. Toch ontbreekt nog steeds een overzicht van waar in Nederland PFAS in de bodem zitten. Het ministerie vindt dat nog altijd een taak van gemeenten, terwijl die niet de mogelijkheden hebben om een landelijke optelsom te maken. Door decentralisatie is het overzicht zoek.
Illustraties Maud de Vries