N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Komende week verzamelen zich duizenden dementie onderzoekers in Amsterdam. Je zou verwachten dat zo’n congres in het teken staat van nieuwe wetenschappelijke inzichten. Dat zal niet het geval zijn, omdat een olifant in de zaal helder zicht belemmert.
Al jaren proberen farmaceutische industrieën aan te tonen dat patiënten met de ziekte van Alzheimer geholpen zijn met het opruimen van abnormaal amyloïd-beta eiwit uit de hersenen. Deze pogingen leidden tot enthousiasme onder sommige wetenschappers omdat de nieuwe middelen dit eiwit inderdaad effectief uit de hersenen verwijderen. Maar ondanks deze opgeschoonde hersenen woekert de ziekte voort en belanden patiënten in het verpleeghuis. Blijkbaar zijn er al te veel hersencellen verloren gegaan. „Als je op een begraafplaats de grafzerken weghaalt, worden de overledenen niet zomaar weer levend”, verzuchtte een Amerikaanse onderzoeker.
Deze gegevens zouden twintig jaar geleden al tot ernstig nadenken hebben moeten aanzetten, maar onder aanvoering van farmaceuten bleef het veld koersvast, met academische onderzoekers als boegbeeld. Deze academici leveren, tegen aanzienlijke vergoedingen, patiënten voor onderzoek, waarbij de farmaceut zeggenschap houdt over alles: analyse van onderzoeksgegevens en redactie van de wetenschappelijke artikelen.
Een schoolvoorbeeld van door de overheid geliefde publiek-private samenwerking. Duizenden patiënten worden onderworpen aan onderzoeken met hetzelfde soort medicijnen waarvan patiënten geen voordeel kunnen verwachten. Inmiddels is er wereldwijd circa tien miljard dollar in deze pogingen geïnvesteerd.
Beurskoersen
Daarmee is deze benadering blijkbaar ‘too-big-to-fail’ geworden, want sinds 2021 is er een stroom juichende berichten over drie nieuwe geneesmiddelen. Ook deze middelen ruimen het amyloïd-beta eiwit effectief op. Het patroon is steeds hetzelfde: eerst een persbericht, dan stijgen beurskoersen, en daarna volgen pas de wetenschappelijke publicaties, met als sluitstuk een verzoek tot toelating tot de markt. Nauwkeurige bestudering van de onderzoeken leert steeds dat de basis voor deze ‘doorbraken’ pover is.
Ondanks een negatief advies van onafhankelijke wetenschappers over het geneesmiddel aducanumab, verleende de Amerikaanse FDA in 2021 voorlopig toestemming voor gebruik van dit middel. De Europese EMA wees, kritischer, dit verzoek af. In 2022 werd het middel lecanemab goedgekeurd door de FDA. Recent verscheen een persbericht over donanemab. De resultaten zullen op het aanstaande Alzheimer-congres worden gepresenteerd, waarschijnlijk met veel getrompetter.
Maar er staat dus een grote olifant in de conferentiezaal. Overtuigend bewijs dat patiënten baat hebben bij amyloïd-beta-opruiming is er niet. Het verschil tussen patiënten die de medicijnen kregen en zij die een placebo kregen, is verwaarloosbaar: circa 2,5 procent na 18 maanden lecanemab-gebruik. Dit verschil is bovendien mogelijk het gevolg van methodologische tekortkomingen in het onderzoek. Ook hebben de middelen ernstige bijwerkingen: zwelling van de hersenen met soms ook kleine hersenbloedingen.
De therapie houdt een grote belasting in voor patiënten en het zorgsysteem: 18 maanden lecanemab-gebruik betekent 36 polikliniekbezoeken voor een infuus, zes MRI-scans, en minimaal een ruggenprik of PET-scan. Dit staat los van de kosten voor het middel zelf, naar verwachting 25 duizend euro per jaar. Met meer dan 150 duizend mensen met de ziekte van Alzheimer, is duidelijk dat het Nederlandse zorgsysteem dit niet aankan, voor een middel met een discutabel effect.
Het Alzheimer-veld is ten prooi gevallen aan een ‘harmonie der dwaling’
Hoe is het dan mogelijk dat duizenden wetenschappers gezamenlijk hun enthousiasme over deze medicijnen vieren? En dat gebrek aan effectiviteit, bijwerkingen en kosten komende week nauwelijks onderwerp van aandacht zullen zijn? Naast het belang van de sponsoren van het congres, niet toevallig grotendeels dezelfde farmaceuten die de medicijnen ontwikkelden en alle onderzoeken orkestreerden, is er nog een andere verklaring.
Lees ook: Anders denken over alzheimer: is de eiwitklont de oorzaak of is er meer?
Het Alzheimer-veld is ten prooi gevallen aan een ‘harmonie der dwaling’, zoals in 1935 beschreven door Ludwik Fleck. Groepen onderzoekers kunnen jarenlang, eenstemmig de weg kwijtraken. De focus van het Alzheimer-onderzoek op amyloïd-beta-opruiming is een goed voorbeeld van zo’n dwaling. Onderzoekers koesteren zich in elkaars nabijheid. Het is louterend om het met elkaar eens te zijn, ongeacht alle tegenstrijdige feitelijke informatie. Dementie-onderzoekers die zich verenigen achter het amyloïd-beta-vaandel horen erbij. Onderzoekers die zich kritischer opstellen worden beschouwd als spelbrekers, als degenen die de harmonie en zelfopgelegde denkdwang verstoren.
Commercieel interessant
Toch is het noodzakelijk om deze harmonie te beëindigen om ook andere dwalingen te voorkomen. Het congres zal ook aandacht besteden aan een zo vroeg mogelijke diagnose van de ziekte van Alzheimer, zelfs vóórdat er geheugenstoornissen zijn. Nieuwe bloedtesten meten amyloïd-beta- en andere afwijkende eiwitten als maat voor hetgeen zich in de hersenen voltrekt. De laagdrempeligheid van zo’n bloedtest houdt echter ook een gevaar in: gezonde ouderen kunnen de test eenvoudig ondergaan, een aanzienlijk deel zal de afwijkende eiwitten hebben en vervolgens met een Alzheimer-etiket belast worden. Deze ouderen zijn commercieel natuurlijk interessant voor de verkopers van deze testen en voor de farmaceutische industrie: de groep is groot en kan jarenlang behandeld worden met dure medicatie, mogelijk zelfs ‘preventief’. Maar een aanzienlijk deel van de ouderen met een afwijkend eiwitprofiel heeft geen dementie en ontwikkelt ook nooit dementie.
Gelukkig is het tij nog te keren. Vooralsnog gebruiken dokters in de dagelijkse praktijk het gezonde verstand. Ruggenprikken en geavanceerde scans worden in Nederland slechts bij 5 tot 10 procent van de patiënten verricht. In de Verenigde Staten wordt het voorwaardelijk goedgekeurde aducanumab nauwelijks voorgeschreven.
Maar juist déze dokters en wetenschappers zijn sterk ondervertegenwoordigd op internationale congressen. Dus de komende week zullen we ons weer even moeten wapenen tegen de onvermijdelijke stroom juichende media-aandacht. Daarna kunnen we weer overgaan tot de orde van de dag: onafhankelijke wetenschappers zoeken verder naar mogelijkheden voor preventie, zoals bijvoorbeeld betere behandeling van hoge bloeddruk of een gezondere leefstijl. In spreekkamers zullen dokters de hoge verwachtingen proberen te temperen ten aanzien van alle ‘doorbraken’. En een eerlijk verhaal vertellen, zonder valse hoop te wekken.