Column | Wielrenners zijn saai

Marijn de Vries

Wielrenners zijn saai, en de wielrenners van Jumbo-Visma zijn het allersaaist. Nergens wordt alles zo van tevoren uitgedokterd, gepland en berekend. Elke dag tot op de watt nauwkeurig voorgeschreven krijgen hoe je moet trainen: saai. Elke maaltijd tot op de korrel afgewogen aan je voorgeschoteld: saai. In koers alleen maar het plan uitvoeren: saai. Als kopman zelfs niet één beurtje doen om je superknecht te laten winnen: saai, saai, supersaai.

En laf. Zo werd Jonas Vingegaard ook wel genoemd in de eerste etappes van deze Tour. Weet u nog, we zijn het al bijna weer vergeten, maar in Baskenland werd hem lafheid verweten. Hij bleef alleen maar in het wiel van zijn rivaal Tadej Pogacar. Hij deed niks, zelfs niet toen hij Wout van Aert met een minimale inspanning naar de overwinning kon loodsen. Na afloop reageerde hij ook nog eens heel onderkoeld. Wat een saaie man. En bang. Want zo liet hij toch iedereen zien dat Pogacar de sterkste was? Die koerste tenminste met zijn hart, en op instinct. Zoveel leuker, slimmer, interessanter.

Maar wielrennen zou wielrennen niet zijn als saai in een dag kan omslaan naar briljant. Hoe Jumbo-Visma meteen het initiatief nam in de Pyreneeën en met zoveel man in de ontsnapping ging: briljant. Hoe ze de ploeg van Pogacar daarmee oprookten: briljant. Hoe Vingegaard het die eerste dag hoogstpersoonlijk afmaakte, en zelfs een minuut pakte: superbriljant.

Al het rekenen, uitdokteren en plannen van Jumbo-Visma had zich nu al uitbetaald. Sterker: wat was dat sparen in de eerste dagen van Vingegaard eigenlijk slim geweest. En laf? Nee hoor, bij de eerste de beste kans viel hij gewoon zelf aan. Vingegaard is een man met lef, de Tour was beslist, Pogacar kon wel naar huis. Dat Vingegaard een dag later toch een mens bleek, en Pogacar met zijn teruggevonden benen plots weer buitenaards; ja, dat maakt wielrennen tot wielrennen. Een tot op het laatst perfect uitgevoerd masterplan slaagt niet altijd, dat maakt het zo menselijk en mooi.

Briljant en saai gaan hand in hand bij Jumbo-Visma. Saai heeft een negatieve connotatie, maar is in het wielrennen misschien wel de allergrootste deugd. We doen graag of wielrennen heldhaftig is en rock-’n-roll. Maar wielrenners zijn saaie gasten, de saaiste uit de hele sport misschien wel. Om wielrenner te zijn kun je je aan uitspattingen bijna niks veroorloven. Je moet leven als een monnik, en leven als een monnik vinden maar weinig mensen leuk. Leven op z’n monnikst is slechts weggelegd voor een enkeling.

Want echt niet alle wielrenners zijn geschikt voor de methode-Jumbo-Visma. Ze zijn er te eigenzinnig voor, wordt dan gezegd. Niet volgzaam genoeg. Ze willen zelf ook wat kunnen bepalen in hoe ze trainen, wat ze eten en hoe ze hun koersen rijden. Maar ik denk niet dat de mannen van Jumbo-Visma volgzaam zijn, integendeel. Voor supernauwgezet een plan volgen moet je ook, nee, júist, karakter tonen. Soms tegen je eigen gevoel in, tegen de korte termijn, je eigen kansen. Tegen de waan van de dag en het oordeel van het publiek in.

Maar saaiheid loont. Met saaiheid verandert Jumbo-Visma het wielrennen tot de ultieme teamsport die het niet eerder was. Ik vind het zo enorm genieten: met de saaiste wielrenners ter wereld zet Jumbo-Visma het wielrennen in vuur en vlam.

Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.