Voeding, aerodynamica, teamgeest: zo werd Jumbo-Visma de beste wielerploeg ter wereld

Recensie

Tour de France Wielerploeg Jumbo-Visma gaf journalist Nando Boers toegang tot koersen, besprekingen, heidagen en trainingskampen. Het resultaat: Het Plan, een boek dat floreert als winst en verlies dichtbij elkaar liggen.

Jonas Vingegaard (geel) en Wout van Aert (groen) vieren het Tour-succes van 2022 met ploeggenoten van Jumbo-Visma in Parijs.
Jonas Vingegaard (geel) en Wout van Aert (groen) vieren het Tour-succes van 2022 met ploeggenoten van Jumbo-Visma in Parijs. Foto Guillaume Horcajuel / EPA

19 gram. Dat staat op het etiket van een waterijsje dat wielrenner Laurens De Plus van team Jumbo-Visma eet tijdens een trainingskamp. Hij leest het hardop voor, kijkt even naar de voedingsdeskundige van de ploeg, die het direct noteert in een Excel-sheet. De wikkels van alle etenswaren worden verzameld, elke koolhydraat gaat in het systeem, elke gram telt. Bij Jumbo-Visma heeft honger geen betekenis meer, zal renner Steven Kruijswijk erover zeggen. Twee ‘herstelpannenkoeken’ middenin de nacht? Wat moet, dat moet.

Het gaat regelmatig over eten in het boek Het Plan, hoe Team Jumbo-Visma de beste wielerploeg ter wereld werd van journalist Nando Boers. En dat komt omdat eten een belangrijke rol speelt voor Jumbo-Visma. De Deen Jonas Vingegaard had vorig jaar nooit de Tour de France kunnen winnen als het hem niet – met pijn en moeite – was gelukt om zich aan de voedingsdiscipline te onderwerpen. Dus de hele dag door eten voor de koolhydraten en juist flink afvallen vóór een grote ronde door zo weinig vezels te eten dat het lichaam minder vocht opneemt.

Voeding is een van de manieren waarop het wielerteam zichzelf opnieuw uitvindt, zich uit het slijk trekt na de oprichting in 2013, die in feite een doorstart was van de gevallen Rabobank-formatie. Dat was een ploeg die ten onder ging aan de dopingaffaires waar het wielrennen in die tijd van was vergeven. Het moest anders, en oprichter Richard Plugge zou gaan uitvinden hoe dat kon.

Heidagen en kleine rondes

Drie seizoenen, vanaf januari 2020, mocht Boers als fly on the wall binnenkijken bij Jumbo-Visma. Grote luxe voor een journalist in een topsportwereld die steeds verder afgesloten raakt en zich normaal gesproken alleen nog opent voor cameraploegen van commercieel interessante partijen zoals Netflix of Disney. Boers spreekt met alle renners en coaches en is bijna overal bij: ploegbesprekingen, tactische meetings, windtunneltests, heidagen, trainingskampen, kleine en grote rondes.

Doordat hij ‘embedded’ is, hoort hij veel. Over de vorming van het team, talentontwikkeling, tactiek en dus over voeding. Het levert een bijzonder geslaagd boek op. Een managementboek, wielerhistorisch werk, persoonsschets en soms bloedstollende reconstructie ineen. Het laat de lezer zonder twijfel met andere, en meer deskundige, ogen kijken naar de Tour de France, die deze zaterdag start in Bilbao.

Het is een verhaal over professionaliteit versus amateurisme. Nog steeds zijn er ploegleiders die niet veel meer doen dan hun vinger op de routekaart zetten en tegen hun renners zeggen: dáár ga je aanvallen, en dan heel hard ‘go, go, go’ roepen. Zelfs in de tijd van de Rabo-ploeg, toch ook een succesvolle wielerformatie, ging dat nog vaak zo, vertellen verschillende renners in het boek. Geen idee over tactiek. Geen plan.

Lees ook: een uitgebreid interview met teambaas Richard Plugge van Jumbo-Visma, die met de Tour-winst vorig jaar zijn grote doel bereikte.

Dat veranderen gaat voor Jumbo-Visma niet zonder moeite. Na een aanvankelijke opleving met beperkte middelen gaan renners weg, is de sfeer in de ploeg slecht en vertrekt de hoofdsponsor. In 2015 zakt de ploeg in „een poel van misère”, schrijft Boers. „Niet alleen liepen mensen met de pest in hun lijf rond en heerste er een achterdochtige, onveilige sfeer, maar wat was hun kompas? Op welke normen en waarden – op welke principes – stemden ze hun richting af? Wie waren ze?”

Langzaamaan komen de coaches – Merijn Zeeman en Mathieu Heijboer spelen een hoofdrol – daar achter. Tijdens lange praatsessies stellen ze zich zeer zelfkritisch op. Steeds vragen ze zich af: doen we het goed? Waar is nog winst te halen? Kunnen we renners nog meer pijn laten lijden, ze nog strakker aan hun dieet houden, hun moraal nog verder omhoog krijgen? Hoe en wanneer coachen we Jonas Vingegaard, en wanneer laten we hem met rust? Hoe krijgt Wout van Aert de kans om zelf te excelleren, zonder dat hij het teambelang uit het oog verliest?

Een gewone baan is het niet. Voor de renners, die tegenwoordig naast de vele grote en kleine wielerrondes wekenlang op hoogtestage gaan en hun leven en lichaam in principe volledig uitleveren aan de wensen van het team. Maar ook niet voor de coaches. Vooral Merijn Zeeman, vanaf het begin bij de ploeg, kan het absoluut niet loslaten. Als Primoz Roglic in 2020 op weg lijkt naar de eindzege in de Tour de France, maar Tadej Pogacar ( team UAE) in de laatste tijdrit ineens op spectaculaire wijze de leiderstrui overneemt en vervolgens ook de Tour wint, kan Zeeman daar maandenlang niet mee omgaan. Hij loopt elke dag, „de héle dag”, rond met „een kutgevoel.” Tot zijn eigen schrik, dat wel: „Ik heb het gevoel alsof een heel dierbaar iemand was overleden […] Op dat niveau zat ik.”

Tom Dumoulin

Als winst en verlies dichtbij elkaar liggen floreert het boek. Over die dag op de Planche des Belles Filles waar de Tour wordt verloren. Of de dag in 2022 dat Roglic zich op de Col du Granon opoffert voor Vingegaard en hem de Tourzege mede bezorgt, maar zo ziek is dat hij zélf niet wint en een paar dagen later afstapt. Hoe Roglic, terwijl iedereen in feeststemming verkeert, met een plastic tasje eten en wat flessen water voorbijloopt en in een Frans dorp wordt opgehaald door een vriend. „Er was geen coach of teamgenoot die hem vergezelde. Even later verdween het busje in de straten van Saint-Affrique.” Hoe ploegleider Frans Maassen het van afstand ziet en zegt: „Veerkracht moeten we tonen nu. En hop, door.”

Die woorden – ‘en hop, door’ – raken een van de kernen van het boek. Voor verliezers is geen plaats, voor renners die uit de maat lopen ook niet. Met Tom Dumoulin als beste voorbeeld. Niet eerder kwam een wielerschrijver zo dichtbij de deceptie die zijn periode bij Jumbo-Visma is geweest. Boers is er bijvoorbeeld bij als Dumoulin, na zijn zege in de Giro d’Italia (2017) aangetrokken door de ploeg, zonder duidelijke oorzaak een aanval van duizeligheid en ademhalingsproblemen krijgt tijdens een trainingsrit in Spanje en daar nog lang last van heeft.

Hij ziet hoe Dumoulin steeds feller wordt over de exacte afstelling van zijn fiets. Zadel een millimeter omhoog, nee toch omlaag, nee toch omhoog en dat de ploegleiders wel zien dat het een teken is van neerslachtigheid, maar er niet in slagen om Dumoulin daarvoor te behoeden. Ze proberen het wel, maar renner en ploeg passen gewoon niet bij elkaar en Dumoulin – de beste Nederlandse ronderenner van de laatste decennia – wordt zo ongelukkig dat hij besluit om te stoppen met fietsen. „Moeilijk om over mijn hart te verkrijgen”, zegt Zeeman, „maar we zijn beter af zonder hem.”

‘Hop, door’ is het ook als Milan Vader verschrikkelijk crasht in de Ronde van het Baskenland. Met een van de ploegleiders, Marc Reef, zit Boers in de auto die er vlak achter rijdt. Ze stoppen en zien Vader liggen in een weide, twintig meter van de weg, in een vreemde houding. Hij beweegt niet. Als hij wordt omgedraaid zit zijn hele gezicht vol bloed. Dan begint hij te krijsen van de pijn. Als hij wordt afgevoerd naar het ziekenhuis weten Boers en Reef niet of hij het zal overleven. Toch gaan ze terug naar de koers. Even later geeft Reef door de microfoon alweer instructies aan renners over wat ze moeten eten en drinken. Pas veel later horen ze dat Milan Vader het zal overleven.

Soms zit Boers misschien iets té dicht op de huid. Dan komt de fly on the wall ineens van de muur, bijvoorbeeld als de ploeg hem vraagt met etenszakjes of een reservefiets langs de kant te staan in de Tour de France omdat er mensen zijn weggevallen. Lastig misschien om ‘nee’ te zeggen op zo’n moment, maar ook een moeilijke positie als onafhankelijk journalist. Het helpt dat hij er eerlijk over schrijft (en dat het nauwelijks voorkomt).

Een bus chips

Het enige gemis is dat het onderwerp doping nauwelijks wordt uitgewerkt. Plugge vertelt in het boek dat hij in de begintijd van de ploeg een paar mensen heeft betrapt die tegen hem hebben gelogen over doping. Iedere werknemer van zijn ploeg had een ‘schone-aarde-verklaring’ moeten tekenen waarin openheid over dopinggebruik of kennis van het gebruik van anderen werd geëist.

Bij het opstellen van die verklaringen had Plugge mensen ontmaskerd, onder meer doordat hij had geleerd om aan „oogpatronen” een leugenaar te herkennen, zei hij. Het wordt niet helemaal duidelijk om wie het gaat en wat voor leugens aan Plugge zijn verteld. Ook verder komt doping, waarvan Jumbo-Visma altijd stellig afstand neemt, als onderwerp nauwelijks aan bod. Wel gaat het boek dieper in op discussies over voedingssupplementen, zoals ketonen (geen doping), waarover veel discussie is, maar die door sommige Jumbo-renners worden gebruikt.

Uiteindelijk, het is bekend, lukt het Jumbo-Visma vorig jaar om eindelijk – ein-de-lijk – de Tour de France te winnen. Boers kijkt toe als teambaas Richard Plugge op een campingstoeltje zit aan een Franse snelweg in Limoges-Nord, terwijl de ploegbussen bij het rennershotel arriveren. Plugge heeft zijn telefoon aan een grote geluidsbox gekoppeld en speelt keihard Metallica. Hij lijkt, schrijft Boers, in zijn eigen wereld te zitten. Als hij iemand van de ploeg omhelst, brult hij het uit van blijdschap en tilt hij die persoon van de grond. Daarna eet hij een hele bus chips leeg – smaak hot & spicy. Hij geniet er zichtbaar van.