Kamerlid Don Ceder: ‘Het heden is niet los te zien van het slavernijverleden’

Don Ceder: „Het verleden leert ons misschien ook wat de stappen zijn die we in de toekomst moeten nemen.”

foto Merlijn Doomernik

Interview

Don Ceder | Tweede Kamerlid CU Zaterdag herdenkt Nederland de afschaffing van de slavernij, 150 jaar geleden. ChristenUnie-Kamerlid Don Ceder ziet de excuses die het kabinet een half jaar geleden maakte als „correctie op het zelfbeeld van Nederland”. „We hebben moeite te incasseren.”

Het zelfbeeld van Nederland, zegt Don Ceder, is toe aan correctie. „Heel lang dacht Nederland dat we vroeger vooral helden hebben geproduceerd, zonder erbij stil te staan dat dit voor anderen onderdrukkers zijn geweest.” Ceder, Tweede Kamerlid voor de ChristenUnie, zit in een koffiezaak aan het Bijlmerplein in Amsterdam-Zuidoost, de wijk waar hij opgroeide en nog steeds woont. „Ik ga het heel hard zeggen, maar ik denk dat we als land heel erg gewend zijn geraakt om uit te delen, uit te halen, de vinger te wijzen naar landen waar mensenrechten worden geschonden. En daarbij moeite hebben om te incasseren. Bij het gesprek over het eigen verleden merk je dat het ongemakkelijk wordt.”

Ceder ziet wel iets veranderen. De excuses die premier Mark Rutte (VVD) in december namens de Nederlandse staat maakte voor het slavernijverleden, ziet Ceder als een betekenisvolle eerste correctie. Het Kamerlid groeide op in een Surinaams-Ghanees gezin, waarin veel gesproken werd over de gevolgen van de slavernij. Nog niet zo lang geleden kwam hij erachter dat zijn betovergrootmoeder op een plantage in Suriname is geboren. „Ik kreeg haar geboorteakte uit 1853 onder ogen. Dan komen er wel vragen bij me op. Hoe was dat voor haar, hoe keek zij naar de wereld? En hoe keek zij naar de ander? Ik voel een groot verlangen om dat verleden en ook mijn stamboom meer in kaart te brengen, en de verhalen die daarbij horen.”

Lees ook hoe Don Ceder campagne voerde met de leus: van Bijlmer naar Binnenhof

Werd het slavernijverleden van uw familie vroeger bij u thuis besproken?

„Mijn Ghanese moeder leerde me vooral over de gevolgen van het kolonialisme. In de Surinaamse familie van mijn vaders kant ging het als vanzelf over het slavernijverleden. De taal en eetgewoonten, gesprekken over hele lekkere gerechten. Uiteindelijk viel bijna alles te herleiden naar het slavernijverleden. Bij veel creoolse Surinamers is dat verleden heel erg verweven met je wezen.”

U wilt nog dieper in uw familiegeschiedenis duiken. Wat hoopt u te leren?

„Je hebt best veel mensen die zeggen: het verleden is het verleden, laat het rusten. Het heden telt, en we moeten door. Maar dat het verleden niet nodig zou zijn om het heden te begrijpen en bijvoorbeeld de huidige sociaal-economische omstandigheden van sommige groepen te verklaren, daar ben ik het niet mee eens. Het verleden leert ons misschien ook wat de stappen zijn die we in de toekomst moeten nemen.”

Twee jaar geleden vroeg Ceder aan het kabinet om onderzoek te doen naar de doorwerking van het slavernijverleden in het heden. Nog voordat het onderzoek deze maand verscheen, kwamen de excuses van het kabinet. „Een bijzonder moment”, vond Ceder, „hoe doorleefd en gedetailleerd het was, en ik meende bij Rutte ook een zekere oprechtheid te zien.”

Maar bij excuses eindigt het voor hem niet. „Betekenen excuses dat je ook moet herstellen wat stuk is? Als er iets stuk is, moet Nederland het dan repareren? Excuses zijn het begin van het gesprek.”

Lees ook: ‘Nederlandse staat, inclusief Oranjes, op grootschalige wijze betrokken bij slavernij’

Deze maand verscheen het onderzoek waar Ceder om vroeg. Daarin concluderen de onderzoekers dat „de wijze waarop samenlevingen door slavernij en kolonialisme hiërarchisch werden ingedeeld, ongelijkheden creëerde die op verschillende manieren langdurig doorwerken”. Ceder: „Je moet je realiseren dat de eilanden binnen het Koninkrijk en Suriname vanaf het begin werden ingericht om een wingewest voor Nederland te zijn, om de Nederlandse staat en haar aandeelhouders van dienst te zijn.”

Zijn de gevolgen daarvan nog steeds zichtbaar?

„In het onderwijs is Nederland heel vaak nog steeds het middelpunt. Vorig jaar was ik met een aantal Kamerleden in Suriname en daar gebruiken ze nog steeds Nederlandse schoolboeken. Dan kun je denken: prima, dat kan. Maar wat leren ze met rekenen? Als een trein zo laat vertrekt en zoveel minuten onderweg is, hoe laat komt die trein dan aan? Nou leuk, maar in Suriname rijden geen treinen. De topografie van Nederland is ook nog steeds belangrijke lesstof voor de kinderen daar. Surinamers groeien dus eigenlijk meer op met kennis van Nederland dan van hun eigen land. Dat is nog steeds zo en heeft onvermijdelijk te maken met hoe Suriname als kolonie ingericht was.”

Hoe is dat op de eilanden?

„Volgens het Statuut zijn Nederland en de eilanden gelijkwaardig. In de praktijk wordt dat heel anders ervaren. Ik voer in de Tweede Kamer het woord over Koninkrijksrelaties en merk dat er over en weer op bestuurlijk niveau spanningen zijn.”

Nadat orkaan Irma in 2017 grote verwoestingen had aangericht op Sint Maarten, vroeg het land Nederland om hulp. In de coronacrisis leverde Nederland steun aan de Caribische landen. „Nederland stelde steeds eisen, er moest ook hervormd worden. De nationale parlementen voelden zich gepasseerd. Het is door sommige Caribische parlementariërs ook wel een terugkeer naar koloniale drang genoemd. Dat het zo gezien werd, laat zien hoe gevoelig het verleden nog ligt.”

Wat is er nodig om de verhoudingen te verbeteren?

„Het enige wat ons nu bindt, is een reeks van historische gebeurtenissen. Als er geen gezamenlijk verhaal voor de toekomst komt, dan maak ik me heel erg zorgen over het bestaansrecht van het Koninkrijk. Ik denk dat het verleden niet alleen een historische verbondenheid, maar ook een historische verplichting tot elkaar schept. Ik merk dat er op de eilanden behoefte is aan een diepgaander gesprek over wat voor Koninkrijk we willen zijn. Dat staat nog in de kinderschoenen.”

Over de doorwerking in ons land is volgens de onderzoekers veel nog niet duidelijk.

Ceder wijst om zich heen. „We zitten nu in Amsterdam-Zuidoost. Hier ben ik geboren en getogen. In de jaren negentig was dit een heel kwetsbare wijk. Ik liep hier naar school en dan moest ik met een bocht om de verslaafden heen die op de grond lagen. Maar dat het hier zo slecht ging, had een duidelijke oorzaak. Na de onafhankelijkheid van Suriname kwamen veel Surinamers naar Nederland en op een gegeven moment verbood het Amsterdamse stadsbestuur ze om in een aantal wijken te gaan wonen. Ze belandden dus vanuit een ander land allemaal vrij geconcentreerd hier. De gevolgen daarvan, zoals armoede, zie je nog steeds. Heeft die achterstelling direct te maken met het slavernijverleden? Nee, het is altijd relatief. Maar het een had niet zonder het ander kunnen plaatsvinden, dat is wat je ziet bij doorwerking.”

Is die doorwerking nog steeds zichtbaar?

„Er zijn steeds meer onderzoeken die aantonen dat je achternaam helaas nog steeds bepaalt hoe groot de kans is dat je aangenomen wordt. Of het nu om werk, een stage, of de kans op een woning gaat. Ik denk dat al deze dingen niet los gezien kunnen worden van de slavernij en het koloniale verleden. Hoe groot die factor is, daar heb ik ook het antwoord niet op, dat moet verder worden onderzocht. Maar zeggen dat het absoluut niets met elkaar te maken heeft, en dat ieder mens een onbeschreven blad is dat alle kanten op kan, die mythe is steeds meer ontkracht de afgelopen jaren.”

Het kabinet erkende eerder dat er in de Toeslagenaffaire sprake was van „institutioneel racisme” bij de Belastingdienst omdat Nederlanders met een migratieachtergrond onevenredig hard werden geraakt. Minister Robbert Dijkgraaf (Onderwijs, D66) legde vorige week een fraudesysteem stil bij uitvoeringsorganisatie DUO, nadat journalistiek onderzoek had aangetoond dat studenten met een migratieachtergrond opvallend vaak werden gecontroleerd op fraude met studiefinanciering. Ceder: „Het gebruik van algoritmes kan ervoor zorgen dat bepaalde minderheidsgroepen veel vaker in beeld komen. Het wordt steeds duidelijker dat systemen minder neutraal zijn dan we dachten.”

U beschrijft het beschouwend, of is het ook uw eigen ervaring?

„Ja, als er weer eens een fouilleeractie was waarbij ik aan de beurt was, en anderen niet, vroeg ik me af: waarom word ik extra in de gaten gehouden? Is die overheid er ook voor mij, of moet ik er iets van maken óndanks die overheid? En dan voel je ook dat huidskleur er nog altijd toe doet, zonder dat we dat nog expliciet zeggen. Ik heb die interne boosheid ook gehad. Dat is voor mij ook heel lang een state of mind geweest.”

Voelt u die boosheid nog steeds?

„Ik heb op een gegeven moment de keuze moeten maken wat ik met dat gevoel en die energie doe. Ik heb dat gekanaliseerd in iets positiefs, ben rechten gaan studeren. Als politicus ben ik vooral bezig met het sociale domein: schulden, armoede, jeugdzorg. Dat heeft te maken met waar ik ben opgegroeid. Ik heb uithuisplaatsingen gezien, beslagleggingen, terwijl mensen keihard hun best doen. Het lijkt alsof ze bij elke stap die ze naar voren zetten, er weer twee achteruit moeten doen.”

Aanstaande zaterdag, op 1 juli, houdt koning Willem-Alexander een toespraak bij de officiële herdenking van de afschaffing van de slavernij, nu precies 150 jaar geleden. De verwachting is dat de koning net als premier Rutte excuses zal aanbieden.

Voor sommige Nederlanders zijn excuses onnodig. Binnen uw eigen coalitie vertolkte de VVD dat geluid ook.

„Ik denk dat het bij de overgrote meerderheid niet te maken heeft met onwelwillendheid. Ik spreek met mensen die er weinig over weten, die op school nooit hebben geleerd over ons slavernijverleden. In bijna alle gevallen leidt een goed gesprek tot mildheid en tot toenadering. Ook vanuit mijn kant, want ook ik begrijp steeds beter dat er in delen van het land mensen zijn, die in principe ook als wingewest binnen Nederland zijn gebruikt. Denk aan de mijnen in Limburg of de Veenkoloniën in het noordoosten. Ik ben gaan begrijpen waarom het voor sommigen heel lastig is om het leed van de anderen te zien, terwijl het eigen leed nog nauwelijks gezien is.”