Opinie | Vernieuwing bij musea is gebaat bij ruimte, niet bij regels

Musea Wereldwijd proberen musea in te springen op maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. Het wordt tijd dat musea de oude kaders loslaten en zich richten op de toekomst, vindt Wim Pijbes.

Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam (links). Rechts: Op de vloer '1/30th of a Second Underwater' van de Chinese kunstenaar Wang Wei.
Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam (links). Rechts: Op de vloer ‘1/30th of a Second Underwater’ van de Chinese kunstenaar Wang Wei. Foto ANP en AFP / beeldbewerking NRC

Wat is er toch aan de hand in museumland? Dat hier een omslag gaande is, moge duidelijk zijn. Aan de ene kant zoeken de opgelopen spanningen rond #MeToo, Black Lives Matter, de klimaat- en migratiecrisis en de opgehoopte frustraties van de Covid-pandemie naar een uitweg. Tegelijkertijd dienen zich in een razend tempo allerlei nieuwe technische mogelijkheden aan. Spectaculaire LED-projecties, drones en AI verbrijzelen het vertrouwde aura van het authentieke kunstwerk.

Musea bevinden zich in de voorhoede van een cultuurstrijd en worstelen met alle nieuwe uitdagingen. Negentiende-eeuwse instituten schrappen onder druk sponsorcontracten van fossiele bedrijven en Big Pharma. Het Stedelijk Museum in Amsterdam en de Londense Tate-musea publiceren openbare boetedoeningen en gooien radicaal het tentoonstellings- en aankoopbeleid om. Het lijkt een geforceerde, goedbedoelde wanhoopsdaad om te breken met het verleden én niemand voor het hoofd te stoten.

Voor Tate is het eenvoudigweg onmogelijk om het eigen verleden te ontkennen. Belangrijke schenkingen aan het museum zijn gedaan door plantagehouders alsmede door suikermagnaat en naamgever Henry Tate (1819-1899). Hij verdiende zijn vermogen in de koloniale handel die terugvoert tot slavenplantages in de Britse Caraïben. Een ongemakkelijke realiteit die maakt dat het museum op eieren moet lopen en uiterst omzichtig woorden kiest om een en ander te adresseren. Wat opvalt, is dat Tate zelf aangeeft er niet uit te komen met, naar eigen zeggen, oncomfortabele begrippen als Black, Asian (met hoofdletters) of ‘minority ethnic’, bij elkaar afgekort als BAME. Als voorbeeldstellend museum beschikt Tate inmiddels naast een ‘multifaith space’ over een prikkelarme stilteruimte. Toen ik er als enige bezoeker binnenliep, werd ik droevig van de naargeestige grijzigheid.

Een inclusief museum, zoals Tate, biedt tegenwoordig een ‘sensory map’ waarin de bezoeker gewaarschuwd wordt voor (of gewezen op) ‘bright areas’, ‘dark areas’, ‘quiet areas’ en ‘noisy areas’. Een disclaimer waarschuwt bezoekers voor mogelijk verontrustende beelden of schokkende inhoud. Allemaal goed bedoeld, maar zijn musea niet bij uitstek vrijplaatsen waar je geconfronteerd kan worden met de schok van het nieuwe? Waardoor eigen perceptie geprikkeld wordt; het razendsnelle proces van selectie, interpretatie en het ervaren van beelden, gedachten en emoties, die iedere bezoeker tot een gearticuleerd mens en individu maakt. Daarvoor ga je immers naar het museum.

De canon herijken

Nadat in 2019 het New Yorkse Museum of Modern Art (als eerste) de vaste collectie volledig op de schop nam en radicaal ruimte bood aan meer vrouwelijke kunstenaars en de klassieke canon van de moderne kunst herijkte, volgde afgelopen maand Tate Britain. Waar het MoMA werd bejubeld om de consequente keuzes, zijn de kritieken op de nieuwe vaste opstelling van Tate ronduit vernietigend in zowel de vakbladen als de algemene pers. „Tate rehang puts politics before art” kopte Financial Times. Het Britse toonaangevende Apollo Magazine is al even stellig over „Tate Britain’s disappointing rehang”. Art Review vraagt zich af of het museum het zo druk met zichzelf heeft dat „it doesn’t really know if it’s relevant to anyone anymore”. Het zal je maar gezegd worden als museum. Zelfs de progressieve krant The Guardian kopt: „This is now the museum where art goes to sleep”.

Ook in ons land speelt de discussie, die zich met name openbaart in het Stedelijk Museum, dat in de documentaire White Balls on Walls een kijkje in de keuken geeft en zich hiermee kwetsbaar, noem het naïef, maar in ieder geval transparant opstelt.

Recent maakte de Raad voor Cultuur bekend welke meetlatten zij wil hanteren bij de aanstaande subsidieronde 2025-2028. Alle aanvragende kunstinstellingen zouden zich straks moeten voegen naar de verschillende codes die inmiddels tot norm zijn verklaard: de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit & Inclusie. De laatste hanteert een ‘Handreiking Waarden voor een nieuwe taal’ die orwelliaans aandoet: „Spreek liever van ‘West-Azië’ in plaats van ‘Midden-Oosten” en „Vermijd uitdrukkingen waarin ‘zwart’ als negatief bijvoeglijk naamwoord wordt gebruikt, zoals ‘zwarte bladzijde in de geschiedenis’, ‘zwarte dag’, ‘zwartrijden’, ‘zwart geld’, ‘zwartwerken’”. Voorts pleit de Handreiking voor eenvoudig taalgebruik: „Hanteer B1-niveau als uitgangspunt voor alle communicatie.” Dus voortaan ‘belangrijk’ in plaats van ‘relevant’. Subsidie wordt dus niet langer ‘verstrekt’, maar ‘gegeven’.

Ondanks dat deze wensen door de sector zelf worden aangegeven, legde staatssecretaris Gunay Uslu (Cultuur en Media, D66) het advies van de Raad half juni naast zich neer. Een verstandige keuze, want je kan je afvragen of de kunsten gebaat zijn bij al die codes, regels en normen. Het komt mij zo voor dat alle aandacht voor ‘hoe en waarom’ de aandacht afleidt van ‘wat’.

Lees ook: Het Stedelijk Museum worstelt met zijn emancipatiestrijd, en iedereen vindt er wat van

Harmonieus naast elkaar

Ik moest hieraan denken toen ik in New York na de radicale herinrichting van oktober 2019 onlangs opnieuw het MoMA bezocht. Waar in 2019 soms vergezochte combinaties en enkele onevenwichtige zalen ongemakkelijk overkwamen, bood het museum nu een uitgebalanceerd geheel met nieuwe verrassingen en oude bekenden. De klassieke chronologie was losgelaten. Westerse en niet-westerse kunst hing harmonieus naast elkaar. Niet geforceerd en zonder opgedrongen politiek-correcte duiding. Het was weer kunst zoals kunst bedoeld is. Een verademing. Het museum had zich hier opnieuw uitgevonden. Niet door dwingende codes en verstikkende normen maar door terug te gaan naar de kerntaak, goede kunst tonen voor mensen van nu.

MoMA toont aan wat zich ook elders in de wereld voorzichtig begint af te tekenen. Ik noem dat het ‘Derde Generatie Museum’ – de Eerste Generatie bestaat uit de klassieke negentiende-eeuwse musea als het Rijksmuseum, de twintigste-eeuwse musea zijn de Tweede Generatie. Terwijl negentiende- en twintigste-eeuwse musea alle zeilen bijzetten om de omslag te maken, valt mij op dat de productie alsmede de consumptie van kunst momenteel in hoog tempo wijzigen. Vraag en aanbod bewegen zich niet langer langs de rigide lijnen van bestaande disciplines dans, opera, beeldende kunst of film.

Europa en de VS zijn niet langer vanzelfsprekend dominant. Alles lijkt zich te mengen, overal, 24/7 en komt voortdurend in nieuwe verschijningsvormen tot ons. Kunst wordt mode, mode wordt kunst. Kunstenaars uit alle hoeken dringen door naar alle hoeken van de wereld. Lokale kunstuitingen krijgen plotseling een wereldwijd podium. Het museum ontwikkelt zich als plek voor live entertainment en podium voor politiek engagement. Op straat laten kunstenaars als JR en Banksy museaal werk zien, tegelijkertijd haalt het museum street art naar binnen.

Museum M+ in Hong Kong, tijdens de opening in 2021. Te zien is ’1/30th of a Second Underwater’ van Wang Wei.

Foto Bertha Wang / AFP

Culturele broedplaats

Waar het MoMA in de nieuwste herinrichting laat zien hoe een museum zichzelf kan heruitvinden, openden verderop in New York nieuwe plekken waar de dynamiek van de huidige tijd zich openbaart. In Red Hook, een uithoek in Brooklyn, opende deze maand Powerhouse. Een grootschalige nieuwe culturele broedplaats voor kunstenaars om in optimale omstandigheden te werken. Hier is alles vanaf de start geïncorporeerd waarover in ons land lang gesproken wordt: een inclusieve werkomgeving, respect, toegankelijk, cultureel ondernemerschap. Powerhouse is volledig gerealiseerd met filantropisch geld en ingetogen en smaakvol verbouwd door het toonaangevende architectenbureau Herzog & de Meuron. De trotse directeur Eric Shiner leidt mij rond over de verdiepingen met werkplaatsen voor metaal, keramiek, digitale studio’s en een zeefdrukkerij (met de originele zeefdrukramen uit de Andy Warhol Factory) en twee enorme ruimtes voor evenementen. New York heeft er een nieuwe culturele bestemming bij.

Volledig vernieuwd is ook de hoofdvestiging van Tiffany’s op Fifth Avenue, sinds 2021 onderdeel van het Franse LVMH luxe conglomeraat. De opulente juwelierszaak is boven zichzelf uitgestegen en getransformeerd tot een museale winkel met op elke verdieping kunstwerken van Anish Kapoor, Jean-Michel Basquiat en James Turrell. Een alomvattend decor ingericht door kunstenaar/ontwerper Peter Marino verrijkt met (en ook dat is nieuw) de ‘celebrity factor’: Tiffany & Co. is „the official jeweller” for Beyoncés Renaissance World Tour. Hier smelten stijl, smaak, massa, kunst en commercie samen.

Musea zijn niet langer geprivilegieerde plekken waar witte mensen beschaafd tussen witte wanden witte wijn drinken

Het Derde Generatie Museum omarmt deze nieuwe tendensen. Niet door erover te praten maar door te doen, te programmeren en direct toe te passen. Vernieuwing is gebaat bij ruimte, niet bij regels. Echte vernieuwing zie ik daar waar men bereid is bestaande conventies los te laten, waar nieuwe kunstuitingen leiden tot nieuwe plekken, die de bestaande museumtypologie achter zich laten. Waar beeldende kunst, film, performing arts geprogrammeerd worden en het strikte onderscheid tussen de disciplines is opgeheven.

Wie het zijn? Het dit jaar geopende Sydney Powerhouse Museum en M+ in Hong Kong behoren tot deze Derde Generatie, evenals Zeitz Mocaa in Kaapstad, het LUMA in Arles en het George Lucas Museum in Los Angeles. En er komen veelbelovende nieuwe plekken aan, zoals The Factory International in Manchester en Fotografiska Berlijn, die deze zomer openen, het Victoria & Albert Museum East in Londen en het vernieuwde Studio Museum in Harlem, New York die binnen afzienbare tijd openen. In eigen land worden deze nieuwe elementen opgepikt in Melly en Museum Voorlinden. Overal waar ik was, op de bouwplaats of bij de opening, hoorde ik dezelfde discussie: het wel of niet gebruiken van de term ‘museum’, overal was er de zoektocht om het nieuwe te benoemen. De discussies over diversiteit en inclusie spelen hier niet meer, die zijn ingelost. Het gaat weer om de kunst, inspirerend en relevant voor een talrijk publiek, jong en oud, nieuw en bestaand. Wat bovendien opvalt is dat aan het hoofd van het Derde Generatie Museum in vrijwel alle gevallen een vrouw staat.

Zoals beleid meestal achter de feiten aanholt, kennen kunstenaars doorgaans een natuurlijke drang om voorop te lopen. Zo is het altijd geweest en daarom is het goed dat musea mee bewegen met de tijdgeest. Niet door te volgen, maar door vrij te bewegen en zelf richting te kiezen. De tijd dat musea geprivilegieerde plekken vormden waar witte mensen beschaafd tussen witte wanden witte wijn dronken is definitief voorbij. Het is tijd voor het Derde Generatie Museum.

Praat mee over dit onderwerp en stuur een brief!

Wilt u reageren op een artikel? Stuur via dit formulier een brief (maximaal 250 woorden) naar de opinieredactie van NRC.

Als uw brief gepubliceerd wordt, dan nemen we per e-mail contact met u op. Anonieme brieven en brieven die aan verschillende media zijn gestuurd, plaatsen wij niet. De opinieredactie kan uit uw brief citeren in de zaterdagrubriek ‘Inbox van de redactie’.