N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Tactiek De elftallen die op het WK dominant voetbal voorstonden, zijn al lang naar huis. Winnen is in Qatar belangrijker dan vermaak.
De cijfers van Spanje zijn misschien nog wel het meest veelzeggend. Die waren verbluffend. Het elftal van de inmiddels vertrokken bondscoach Luis Enrique had op het veld vrijwel de totale controle met 77 procent balbezit en een record van 939 passes gemiddeld per wedstrijd met een nauwkeurigheid van maar liefst 91 procent. Je zou denken dat La Roja dit WK volledig domineerde. De praktijk was anders. Na één gewonnen wedstrijd, een gelijkspel en een nederlaag werd Spanje in de achtste finale met strafschoppen uitgeschakeld door Marokko. De Noord-Afrikanen zijn de revelatie van het toernooi. „Voor het toernooi hadden we 0,0 procent kans”, zei de Marokkaanse bondscoach Walid Regragui. „Wij hebben de bal misschien minder en scoren lager op het gebied van expected goals, maar het gaat toch om de échte doelpunten die je voor en tegen hebt.”
De cijfers van Marokko zeggen daarom nóg meer over het voetbal dat in Qatar het meeste oplevert. ‘De Leeuwen van de Atlas’ hebben (tot en met de kwartfinale) slechts 31 procent van de wedstrijd de bal in bezit – alleen Costa Rica scoorde van de 32 deelnemers op dat onderdeel nog lager – en passen de bal gemiddeld 320 keer naar elkaar met een nauwkeurigheid van 77 procent. Cijfers van een elftal dat het initiatief grotendeels aan de tegenstander laat. Zeer risicovol zou je denken. Het tegendeel blijkt waar. Marokko schakelde niet alleen Spanje uit, maar won ook van België en Portugal. Met andere woorden: behoudend spelen – of zoals je wilt: anti-voetbal – loont.
Geen vermaak
Louis van Gaal weet dat als geen ander. De bondscoach van Oranje deinsde op het WK niet terug voor een soort poldercatenaccio, met vijf verdedigers op één lijn. En dan geduldig wachten tot de tegenstander in de fout gaat om in de counter toe te slaan. Heel vaak dodelijk effectief. Oranje versloeg er Senegal, Qatar en de Verenigde Staten mee. En speelde gelijk tegen Ecuador en Argentinië. Nederland bleef in het derde tijdperk van Van Gaal ongeslagen, maar omdat Argentinië de strafschoppen in de kwartfinale beter nam, leverde het niets op. Geen vermaak, geen resultaat. Uitgeschakeld door een land dat Oranje met eigen defensieve middelen bestreed, maar met Lionel Messi net wat meer individuele kwaliteit had. Voor Argentinië was winnen net even belangrijker dan mooi voetbal.
Van Gaal noemt zichzelf een soort pionier als het gaat om het spelen van zijn beproefde 1-5-2-3-systeem. De 71-jarige Nederlander was in de vorige eeuw als coach van Ajax nog een van de boodschappers van het aanvallende en dominante voetbal geweest, het klassieke Nederlandse 1-4-3-3-syteem met twee vaste buitenspelers waarmee de tegenstander de wil wordt opgelegd. Het percentage balbezit was destijds voor Van Gaal bijna heiliger dan het resultaat. Hij won er in 1995 de Champions League mee, maar viel drie jaar later als coach van FC Barcelona van zijn geloof.
Toch laat het landenvoetbal zich moeilijk vergelijken met clubvoetbal. Voor het WK in Qatar hadden de bondscoaches hun ‘geleende’ spelers pas een week voor de openingswedstrijd bijeen en viel er weinig tot niets aan de tactiek te werken. Een groot contrast met Europese topclubs, waar coaches en spelers aangetrokken worden om een bepaald soort voetbal te spelen dat bij de identiteit past. Fans van Ajax en FC Barcelona eisen simpelweg dat aantrekkelijk voetbal aan resultaten worden gekoppeld. Winnen alleen is dan niet genoeg. SSC Napoli heeft dit seizoen in de Champions League laten zien waar ze in Amsterdam en in Barcelona van dromen; een bewijs dat het nog wel kán.
Bondscoaches hebben de tijd niet om spelsystemen in te slijpen. Dat wil overigens niet zeggen dat iedereen de visie van Van Gaal deelt. Luis Enrique had na het eerste duel van Spanje (een klinkende 7-0 overwinning op Costa Rica) kritiek op coaches die verdedigend voetbal prediken. „Het lijkt er wel op als of er alleen nog maar bij een achterstand wordt aangevallen”, stelde Luis Enrique in Doha. „We zijn de weg aan het kwijtraken. Ik denk dat we ons allereerst moeten realiseren dat voetbal een show is. Dat er miljoenen mensen naar kijken. Het is nu alsof je een slecht toneelstuk voorgeschoteld krijgt.”
‘Penaltykiller’
Enrique kreeg het gelijk niet aan zijn zijde. Hij is inmiddels opgevolgd door Luis de la Fuente, een defensievere trainer. Vrijwel alle andere bondscoaches die een dominante spelstijl voorstaan, moesten voortijdig uit Qatar vertrekken. Gareth Soutgate (Engeland, 64 procent balbezit), Fernando Santos (Portugal, 61 procent), Kasper Hjulmand (Denemarken, 60 procent) en Hansi Flick (Duitsland, 60 procent) liepen zich met hun team stuk op elftallen die zelf het spel niet wilden maken. Behalve Regragui van Marokko was de Japanse bondscoach Hajime Moriyasu (met slechts 35 procent balbezit) opvallend effectief. Japan versloeg in de groep Duitsland én Spanje, maar liep zichzelf vervolgens stuk op de Kroatische muur van Zlatko Dalic.
Wie voor een behoudende tactiek kiest, doet er goed aan zoals Argentinië, Kroatië en Marokko een ‘penaltykiller’ in het doel te zetten. Met respectievelijk Emiliano Martínez, Dominik Livakovic en Yassine Bounou onder de lat was na 120 minuten countervoetbal succes bij de strafschoppen verzekerd. WK-debutant Andries Noppert leerde hoe te intimideren, maar stopte geen enkele penalty voor Oranje.
Op zondag 18 december, de nationale feestdag van Qatar, zal duidelijk worden welke speelstijl de wereldtitel oplevert. Vier jaar geleden veroverde Frankrijk de beker met een soort reactievoetbal dat weinigen kon bekoren. Messi die met een aanvallend Argentinië wereldkampioen wordt, het zou de ultieme overwinning voor het voetbal zijn. Dat is waarschijnlijk te veel gevraagd.