Column | Vooruitgang in Europa is niet vanzelfsprekend

Louise O. Fresco

In 1996 publiceerde de Britse historicus Tony Judt zijn hartenkreet over Europa. Hij noemde het A Grand Illusion?, want voortdurend maar ‘Europa’ roepen was niets meer dan een mantra die het vinden van echte oplossingen verhinderde. Hij wees bijvoorbeeld op de vergrijzing en de verzorgingsstaat (die dateerde uit een heel ander tijdperk met gestage groei en een jonge bevolking, en dus onhoudbaar was). In plaats van dit aan te pakken waren de Europese leiders bezig met een ‘ever closer Union’, een zo groot mogelijke monetaire eenheid, de uitbreiding van het aantal lidstaten en de uiteindelijk gefaalde Europese grondwet. Het was onwaarschijnlijk, concludeerde Judt, toen al, dat Europa zowel zijn belofte van die closer union én de belofte aan nieuwe lidstaten om op dezelfde basis mee te doen, waar kon maken.

Nu, bijna dertig jaar later, zijn we een pandemie, een Brexit en een dramatisch verlopende oorlog in Oekraïne verder. Voorlopig heeft de oorlog geleid tot een grotere cohesie met meer zelfbewuste oostelijke grensstaten. Maar intern wordt de EU gekneveld door landen die het gezag in Brussel maar mondjesmaat erkennen en de rechtsstaat uithollen. Vragen te over. De verschillen tussen Zuid-, Oost- en Noord-/Noordwest-Europa zijn groeiend. Een waardengemeenschap? Een eensluidende Europese identiteit? Eurobonds? Om over immigratie of groeiende onrust op de Balkan maar te zwijgen.

Er doemt nog meer op aan de horizon. Ooit zal Oekraïne toetreden – met zware gevolgen voor het budget, vanwege de grote landbouwsector. De Balkanlanden zijn klein, maar zullen veel aandacht vragen voor ze klaar zijn voor toetreding. De relatie met Turkije, inclusief de vluchtelingendeal, blijft fragiel.

Dan is er ook nog het verdienmodel van Europa. Als de-industrialisering en degrowth de toon zetten, bij politici en ngo’s althans, hoe genereren we dan voldoende welvaart om welzijn, natuur en klimaat allemaal veilig te stellen?

In Brussel verlangt men naar meer macht voor Europa om zaken te stroomlijnen zodat niet alle nationale regeringen voor ieder wissewasje op één lijn moeten zitten. Ja, als er tijdens Covid-19 een gemeenschappelijk beleid was geweest, zouden dingen anders zijn gelopen. Maar het is ook een illusie dat meer integratie tot veerkracht leidt als het draagvlak ontbreekt en eensgezindheid ver te zoeken is.

Veel burgers staan ambivalent tegenover Europa: wel de lusten (vrij verkeer van personen en goederen), maar klagen over de bureaucratie en politici die ‘over de hoofden heen’ alles bedisselen. Wat er echt goed gaat, de uitwisseling van studenten, de subsidies voor onderzoekers en kunstenaars, blijft voor velen onzichtbaar. Wie niet mee kan doen, ervaart de internationale openheid als een bedreiging voor de eigen levenswijze.

Vlak voor zijn dood in 2010 schreef Judt over hoe Europa tijd had verloren, waardoor welvaart, rechtvaardigheid en veiligheid niet meer voorop stonden. Voor het eerst in decennia is vooruitgang in Europa niet langer vanzelfsprekend. Als je op de langere termijn kijkt, dan zie je dat voorspoed snel kan omslaan. De Renaissance eindigde omdat mondiale handel en ontdekkingsreizen onzekerheid hadden gevoed. Toen dankzij de boekdrukkunst. Nu kunnen dankzij sociale media ineens allerlei behoudende ideeën en verzet tegen vernieuwing een groot bereik vinden.

Vooruitgang is geen mensenrecht noch een onvermijdelijk bijproduct van de tijd. Hoe sneller dingen veranderen, hoe groter het risico dat mensen achterblijven, in welvaart en ideeën. Grote illusies of bescheiden realisme? De voorbereidingen voor de verkiezingen voor het Europese Parlement in juni 2024 moeten gaan over welke vooruitgang burgers willen en tegen welke kosten.