N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Federale aanklacht Veel intensiever dan hij tot nu toe wilde toegeven bemoeide oud-president Trump zich met de uit het Witte Huis illegaal meegenomen geheime documenten. „Staan we er niet beter voor als we zeggen dat er geen documenten zijn?”
Oud-president Trump vorige week bij een bezoek aan Iowa. Foto Andrew Caballero-Reynolds/AFP
Als één feit opvalt in de aanklacht tegen Donald Trump, dan is het hoe intensief de Amerikaanse oud-president zich bemoeide met de dozen vol staatsstukken die hij niet wilde overdragen aan het Nationaal Archief, zoals de wet voorschrijft. Uit de tenlastelegging, bestaande uit 37 aanklachten, die speciaal aanklager Jack Smith vrijdag openbaar maakte, valt op te maken dat de president voortdurend wilde beschikken over „zijn papieren”, zoals een van zijn medewerkers ze noemt. Hij liet ze versjouwen van het podium van de balzaal in zijn golfresort Mar-a-Lago naar een badkamertje met wc en later naar een opslagplaats. Al die plaatsen waren niet toegerust voor het herbergen van staatsgeheimen en de dozen kiepten om, waarbij de vertrouwelijke stukken op de grond vielen.
Het gaat om stukken die Trump had meegenomen uit het Witte Huis, na de verloren verkiezingen van 2020 en de mislukte poging om de bekrachtiging van Joe Bidens overwinning te torpederen. De stukken zijn afkomstig van Amerikaanse inlichtingendiensten en ministeries en waren gekwalificeerd als ‘top-geheim’, ‘geheim’ of ‘vertrouwelijk’. Dat betekent dat onthulling van de inhoud ervan gevaar kan opleveren, in verschillende gradaties, voor de nationale veiligheid van de Verenigde Staten. Desondanks heeft Trump ze volgens de aanklacht zeker tweemaal besproken met personen die geen zogenoemde security clearance hadden.
In één geval ging het om een document waarin een Amerikaanse aanval op Iran werd besproken. Trump wilde koste wat kost bewijzen dat niet híj met dit idee was gekomen, zoals „een hoge militair” zou hebben beweerd, maar de defensietop in samenwerking met die militair – volgens Amerikaanse media de hoogste commandant van het Amerikaanse leger, generaal Mark Milley. Op 21 juli 2021, zeven maanden na zijn vertrek uit het Witte Huis, gaf Trump een interview op zijn golfclub in Bedminster, New York. Daar sprak hij met een schrijver – volgens Amerikaanse media van een boek over Trumps laatste stafchef Mark Meadows – en een uitgever, en met twee van zijn eigen medewerkers. Het gesprek is met goedkeuring van Trump opgenomen en het openbaar ministerie beschikt over de opname.
‘Hoogst vertrouwelijk’
„Hij was het die dit heeft gemaakt, niet ik”, zegt Trump op de opname. „Van alles, pagina’s lang, moet je kijken.” Mmm, zegt een van zijn medewerkers volgens het transcript. „Wacht even, laten we eens kijken”, zegt Trump weer. „Dit heb ik net gevonden, geweldig toch? Hiermee krijg ik helemaal gelijk.” Mmmm, zegt de medewerker weer. „Het is alleen hoogst vertrouwelijk. Geheim. Dit is geheime informatie. Kijk hier eens, hier. Je valt aan en…”
Even later in hetzelfde gesprek komt ter sprake dat het stuk nog als geheim is geclassificeerd. „Zie je, als president had ik de vertrouwelijkheid kunnen opheffen.” Ja, lacht de medewerker. „Nu kan het niet meer”, zegt Trump. „Het is nog altijd geheim.” Ja, lacht zijn medewerker weer, „dan hebben we een probleem.”
De passage is niet alleen saillant omdat Trump willens en wetens een geheim staatsdocument bespreekt met mensen die niet bevoegd zijn om van de inhoud kennis te nemen, maar ook omdat hij zich ervan bewust is dat hij het betreffende document niet heeft ‘gedeclassificeerd’, zoals hij zelf steeds beweert dat hij heeft gedaan – desnoods door alleen maar te „denken” dat hij de vertrouwelijkheid opheft.
Belemmeren van de rechtsgang
Trump, die zich komende dinsdag bij de rechtbank in Miami moet melden voor de voorgeleiding, wordt ruwweg van drie misdrijven verdacht: het wederrechtelijk in bezit hebben van staatsstukken – uitlopend op overtreding van de spionagewet uit 1917 – van het afleggen van valse verklaringen en van het belemmeren van de rechtsgang. Die laatste aantijging, voldoende onderbouwd volgens een grand jury van burgers in Miami, gaat over de periode vanaf maart 2022, wanneer de FBI een onderzoek naar de dozen opent. Het Nationaal Archief heeft dan al 10 maanden geprobeerd de staatsdocumenten van Trump terug te krijgen.
Vanaf het moment dat Trump een dagvaarding krijgt waarin hij wordt gesommeerd de stukken aan het archief over te dragen, op 11 mei 2022, verandert het feitenrelaas in de aanklacht van vrijdag in een lange opsomming van alle verplaatsingen van de dozen. Daarmee houdt Trump ook zijn eigen advocaten in het ongewisse over de stukken die in zijn bezit zijn. Zijn advocaten beloven namelijk naar ze op zoek te gaan in Trumps woonhuis in Mar-a-Lago, Florida. Maar Trump heeft zijn naaste medewerker, die ook in de aanklacht als verdachte wordt aangemerkt, de dozen buiten het zicht van zijn advocaten te houden.
Op 23 mei 2022 houdt Trump een bespreking met twee advocaten in Mar-a-Lago, om te bedenken wat hun reactie moet zijn op de dagvaarding van 11 mei. Een van de advocaten herinnert zich dat Trump de volgende opmerkingen maakte:
-„Ik wil niet dat iemand in mijn dozen kijkt. Ik wil niet dat jij in mijn dozen rommelt.”
-„Hee, en wat zou er gebeuren als we ze gewoon geen antwoord gaven? Helemaal niet meespelen?”
-„Zou het niet beter zijn als we ze zouden zeggen dat we hier niets hebben?”
-„Staan we er niet beter voor als we zeggen dat er geen documenten zijn?”
Medewerker van Hillary Clinton
Volgens de advocaat prees Trump in dat gesprek ook de medewerker van Hillary Clinton, die had verklaard dat hij de e-mails van de omstreden privéserver van Clinton had gewist. In de campagne om het presidentschap in 2016 had Trump voortdurend nadruk gelegd op de handelwijze van Clinton, zijn Democratische tegenstander in de verkiezingen. Als minister had Clinton werkmails ontvangen en verzonden op een privéserver in haar huis. Toen de FBI onderzoek deed naar de mate van gevoeligheid van die mails, bleek een groot deel grondig te zijn gewist. Trump maakte daar op zijn verkiezingsbijeenkomsten een vast nummer van, door te zeggen dat hij er als president voor zou zorgen dat Clinton naar de gevangenis zou gaan. Voor zijn aanhangers was dat het teken om „Lock her up”, te scanderen. „Sluit haar op!”
In het gesprek van 23 mei 2022 spreekt Trump goedkeurend over die medewerker van Clinton. Doordat die had gezegd dat híj en niet zíj de mails had gewist, „kwam zij niet in de problemen”, zei Trump.
Kanker komt steeds vaker voor onder jongvolwassenen (tussen de 18 en 39 jaar), bleek onlangs uit cijfers van Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL). In 2024 kregen bijna 4.200 mensen tussen de 18 en 39 jaar deze diagnose, 35 jaar geleden waren dat er nog 3.100. Wel is de overlevingskans hoog: bijna negen op de tien van de jongvolwassenen is na vijf jaar nog in leven. De algemene overlevingskans bij kanker steeg de afgelopen dertig jaar met zo’n 20 procent, bleek deze week ook uit cijfers van IKNL.
Hoewel mannen over de gehele populatie vaker kanker krijgen, krijgen onder jongvolwassenen juist vrouwen er anderhalf keer vaker mee te maken. De gevolgen voor hun leven zijn groot en deels blijvend. „Als je jong bent, wil je je zo normaal mogelijk voelen”, zegt gynaecologisch oncoloog Annemijn Aarts. „Maar allerlei zaken die belangrijk zijn voor jonge mensen – studie, werk, kinderen – veranderen opeens.”
Aarts, die onder meer onderzoek doet naar de impact van kanker, vindt dat jonge patiënten beter voorbereid moeten worden op die soms blijvende veranderingen. „Als jonge patiënten genezen zijn, denken ze de kanker achter zich te laten. ‘Het is klaar en we gaan door met het leven.’ Maar tot dan toe hebben ze op een trein van behandelingen gezeten. Verwerken, of nadenken over wat het heeft betekent, begint daarna pas. Patiënten willen terug naar vóór de kanker. Maar het leven is veranderd. Hoe pak je het leven weer op zonder te negeren wat er is gebeurd?”
Ondanks de stijging vormen jongvolwassenen nog altijd een kleine minderheid van het totaal aantal kankerpatiënten, van 3,5 procent. „Dat maakt het voor hen soms ook eenzaam.” Het AYA ‘Jong en Kanker’ Zorgnetwerk is opgericht om jongeren en jongvolwassenen te begeleiden in het leven met of na kanker.
Uit de nieuwe cijfers valt volgens Aarts niet zonder meer af te leiden dat mensen op steeds jongere leeftijd kanker krijgen. De vroegtijdige opsporing van kankercellen is namelijk sterk verbeterd. „In de cijfers ziet dat eruit alsof jongeren nu vaker kanker krijgen. In feite vergroot vroege opsporing de overlevingskansen.”
Maar het is mogelijk dat „snel veranderende omgevingsfactoren” eraan bijdragen dat bepaalde ziekten vaker of anders gaan voorkomen, zegt Aarts. „Zo lijkt Parkinson tegenwoordig vaker voor te komen vanwege het gebruik van pesticiden die we vroeger niet hadden. Misschien dat een dergelijke verklaring ook voor kanker speelt, daarvoor is nader onderzoek nodig. We leven in een andere wereld dan dertig jaar geleden.”
Een van de types kanker die het vaakst voorkomt onder jongvolwassenen is melanoom (huidkanker). Vorige maand bleek uit een enquête van Independer dat twee op de vijf Nederlanders denkt dat zonnebrandcrème huidkanker veroorzaakt in plaats van voorkomt. Die desinformatie doen mensen vooral op via sociale media en kan erin resulteren dat mensen minder smeren, terwijl de zonkracht de afgelopen jaren juist is toegenomen.
NRC sprak vier vrouwen die op jonge leeftijd de diagnose kanker kregen. Hoe is het om ineens geconfronteerd te worden met de dood, met een al dan niet bestaande kinderwens, met een gepauzeerde carrière, met vragen rondom ziekte en seksualiteit?
Annemieke van der Laan (43)‘Hoe richt je je werkende leven in met twee stoma’s?’
Annemieke van der Laan (43), consultant bij een groot accountantskantoor, was 31 toen ze de diagnose vaginakanker kreeg.
‘Ik heb uiteindelijk veel gevolgen van mijn ziekte geaccepteerd, zoals de onvruchtbaarheid. Maar dat ik op mijn 36ste afscheid moest nemen van mijn vrouwelijkheid zoals ik die kende, daar worstel ik nog altijd mee.”
Toen bij Van der Laan op haar 31ste vaginakanker werd vastgesteld, moest de behandeling direct beginnen: vijf weken lang vijf dagen per week chemo en bestraling. Van der Laan en haar man waren net „een beetje bezig” met praten over kinderen. Ze zou nooit een kind kunnen dragen, was direct duidelijk, maar ze kon wel eitjes en een eileider laten invriezen. Dat vergde een extra operatie en de kankerbehandeling zou uitgesteld moeten worden, terwijl juist haast geboden was. „Ik heb toen afscheid genomen van een kinderwens waarvan ik nog niet zeker wist of die er was.”
Ook een vaginareconstructie zou een zware operatie betekenen, én het risico dat daar uiteindelijk ook weer kanker zou ontstaan. „Ik weet nu hoe het is om te denken dat je doodgaat. Dat wil ik niet weer. Uiteindelijk heb ik dat daarom niet gedaan. Mijn partner stond daar helemaal achter. Dat neemt niet weg dat het voor ons beiden enorme impact heeft. Niemand bereidt je erop voor hoe het is om geen vagina meer te hebben.”
De behandeling had resultaat, de kanker verdween. Maar vier jaar later verloor ze bloed tijdens seks: baarmoederhalskanker. „Mijn baarmoeder, blaas, eierstokken, vagina en een deel van het rectum – alles moest verwijderd worden. Ik kreeg er twee stoma’s voor terug. Een horrorscenario, vond ik het. Maar het alternatief was de dood. Ik koos voor het leven.”
„Hoe aantrekkelijk voel je je met een zak poep en plas op je buik? ”
Foto Jagoda Lasota
„Tot op heden ben ik schoon, al bijna zes jaar. Inmiddels weet ik dat ik ook op deze manier een fijn leven kan leiden. Maar dat was een zoektocht. Hoe richt je je werkende leven in met twee stoma’s? Soms komt er lucht in, dat klinkt alsof ik een scheet laat. Dan leg ik het uit aan de klant en zeg ik: het voordeel is dat je het niet ruikt.”
In haar werk speelde ook een rol dat ze door haar ziekte tweemaal een halfjaar uitviel. „In de corporate wereld draait alles om prestatie. Lig je er een periode uit, dan heb je in die periode niet gepresteerd – of dat nou door ziekte komt of door iets anders. Dat maakt uit voor je carrièrepad.”
Op den duur ging Van der Laan „alles waar ik van houd” weer proberen te doen, zoals ook: zwemmen. „De eerste keer dat ik weer in het water lag, heb ik hard gehuild van geluk. Het was mijn grootste angst dat dat niet meer zou kunnen, of dat ik me met twee stoma’s niet fijn zou voelen in een badpak.”
Het heeft lang geduurd voor Van der Laan zich weer aantrekkelijk voelde, vertelt ze. „Hoe aantrekkelijk voel je je met een zak poep en plas op je buik? Wat betekent het voor je vrouwelijkheid dat je geen vagina meer hebt?” Nu zoekt ze andere manieren om zich vrouwelijk te voelen. „Het is een soort streven geworden me zo vrouwelijk mogelijk te kleden.”
Zhen Asscheman (29) ‘Ziek zijn is een voltijdbaan’
Zhen Asscheman (29) kreeg als 24-jarige geneeskundestudent de diagnose borstkanker.
‘Ik dacht: een knobbeltje, meer niet. Kanker, daar ben ik veel te jong voor.” Dat dacht de dokter ook toen ze op haar 24ste aanklopte, maar voor de zekerheid verwees hij haar naar de radioloog. Een paar dagen later kreeg ze te horen dat ze borstkanker had. Pas toen ze haar moeder naast zich hoorde huilen, drong het echt tot haar door. „Holy shit, dacht ik.”
De tumor bleek hormoongevoelig. „Al mijn vrouwelijke hormonen moesten worden platgelegd. Dat betekende dat ik vroegtijdig in de overgang kwam.” Ze kreeg de vraag of ze eitjes wilde laten invriezen. „Opeens werd ik gedwongen ergens over na te denken waar ik nog helemaal niet mee bezig was.” Dat gold ook voor haar vriend, met wie ze een paar jaar samen was. Wilden ze alleen de eitjes invriezen of die al bevruchten en de embryo’s invriezen? En wat moest er gebeuren na overlijden, worden de eitjes dan vernietigd, mag de partner die hebben, worden ze gedoneerd? „Dat waren hele rare, heftige beslissingen.” Die snel genomen moesten worden: de behandeling moest beginnen.
Asscheman is geadopteerd uit China. „De artsen vroegen vaak of bepaalde dingen voorkomen in de familie. Opeens werd ik ermee geconfronteerd dat ik eigenlijk helemaal niet weet waar ik vandaan kom.” Ook merkte ze dat de medische kennis over mensen met een Aziatische afkomst beperkt was. „Ik wilde een cold cap, dat gaat haaruitval tegen, en vroeg aan de dokter of dat ook werkt bij Aziatische vrouwen. Hij had geen idee. ‘Bij Afrikaanse vrouwen schijnt het minder goed te werken’, zei hij. Wat moest ik met die informatie?”
Asscheman toont het litteken van de tumoroperatie.
Foto Jagoda Lasota
Bij een reconstructie na borstamputatie wordt doorgaans weefsel van de buik of heupen gebruikt – maar Aziatische vrouwen zijn gemiddeld smaller. „De chirurg zei al snel: daar valt niets te halen. Toen ben ik zelf online onderzoek gaan doen – gelukkig wist ik hoe dat moest dankzij mijn geneeskundestudie – en kwam erachter dat ze in Azië weefsel van het buikvetschort gebruiken.” Uiteindelijk hoefde haar borst niet geamputeerd te worden.
Asscheman zat in haar derde studiejaar toen ze de diagnose kreeg. „Ziek zijn is een voltijdbaan”, zegt ze: afspraken, gesprekken, beslissingen, behandelingen. Toch zette ze haar studie voort, met één jaar vertraging. „Ik studeer straks af met veel studiegenoten die tegelijk begonnen, maar zij hebben een tussenjaar genomen. Ik grap altijd: dit was mijn tussenjaar. Zo grappig is dat eigenlijk niet. Ik was ook liever op reis gegaan.”
Ze woonde een periode bij haar ouders in IJsselstein, in plaats van in haar studentenhuis in Utrecht. „Het was heel fijn hoe zij voor mij zorgden, maar het is niet de rol waar je op die leeftijd weer in wil zitten.” Verdriet hield ze soms binnen, „want ik wilde mijn ouders behoeden voor nóg meer verdriet”. Sinds april 2022 is ze ‘schoon’.
Ummahan Özmen Gargili (36) ‘Mijn leven is nog maar net begonnen’
Ummahan Özmen Gargili (36) werd tien jaar geleden gediagnosticeerd met borstkanker. Sindsdien leeft ze „af en aan met kanker”.
‘Ja, ik ben ziek. En ja, ik loop met mijn kind de avondvierdaagse. Ik word steeds beter en dan weer ziek. Intussen probeer ik er maar het meeste uit te halen.” En dat kán, zegt ze, want „ziek zijn betekent gelukkig niet altijd je ziek voelen”.
Özmen Gargili kreeg de diagnose borstkanker op haar 26ste. Ze had last van haar nek, toen dat maar niet wegging raadde de fysiotherapeut een MRI-scan aan. Haar zoontje was destijds twee maanden oud, haar dochter twee jaar. „Ik mocht mijn zoon geen borstvoeding meer geven en mijn dochter niet meer optillen.” Haar moeder nam de meeste zorg over.
Een halfjaar later was de behandeling voorbij en hervatte ze haar werk als verpleegkundige in een verpleeghuis. „Toen werd ik opeens heel hees. Zat er blijkbaar een tumor op m’n slokdarm. Ik dacht: hallo, het ging toch goed?” Er was geen verband met de eerdere tumor, volgens de artsen. „Een stuk van m’n slokdarm werd weggehaald, toen kon ik een tijd niet praten. Dat was heel frustrerend, mijn zoontje begon juist net met praten.” Haar dochter ging in die tijd wat vaker naar de peuterspeelzaal. „Daar kon ze wel de volledige aandacht krijgen. Dat wil je als ouder natuurlijk zelf aan je kind kunnen geven.”
Ook van de slokdarmkanker herstelde ze. „Vier jaar lang ging het goed. Toen werd ik opeens heel moe. Ik had net mijn moeder verloren, dus ik dacht dat het rouw was.” Het was een hersentumor. Dit keer duurde het herstelproces na een zware operatie langer. „Ik moest alles opnieuw leren: lopen, douchen, praten.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-description="Aan de operatie om haar hersentumor te verwijderen hield Özmen Gargili een litteken over.” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid” readability=”1″><img alt data-description="Aan de operatie om haar hersentumor te verwijderen hield Özmen Gargili een litteken over.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-5.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/07/04150234/data134476497-4ae063.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-19.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-17.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-18.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-19.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-20.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/_EQXPMJt1U54lt1o_mfurJY2csA=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/07/04150234/data134476497-4ae063.jpg 1920w”>
Aan de operatie om haar hersentumor te verwijderen hield Özmen Gargili een litteken over.
Foto’s Jagoda Lasota
„Ondertussen groeiden mijn kindjes op. Ik vond ze te jong om te weten wat er aan de hand was. Ik wilde niet dat ze dachten: mama gaat dood. Natuurlijk kregen ze wel mee dat mama vaak naar de dokter moest, maar ze wisten niet waarom.”
Toen er voor de vierde keer kanker werd geconstateerd, dit keer in de baarmoeder en uitgezaaid naar de buik, hebben zij en haar man het de kinderen toch verteld. „Inmiddels waren ze elf en dertien. We krijgen een broertje of zusje, dachten ze toen we hen bij ons riepen. In plaats daarvan legde ik uit dat er beestjes in mijn buik zaten die alles opvraten.”
Die vierde diagnose viel haar het zwaarst, vertelt Özmen Gargili. „Ik dacht: houdt dit ook een keer op? Sommige mensen hebben pech in de liefde, ik heb pech met mijn gezondheid, zei een arts.” Een reeks bestralingen, operaties en chemokuren volgde.
Daarna ging het weer twee jaar goed, „tot ik er afgelopen maart achter kwam dat er kanker op m’n lever zit”. Ze zit in de vierde van zes nieuwe chemokuren.
Haar werk kan ze al een tijd niet meer doen. „Dat vind ik vreselijk. Je nuttig voelen, sociale contacten, ik mis het ontzettend. Ik heb wel de hoop uiteindelijk weer te beginnen, maar de artsen zien het somber in. Mijn lichaam zit vol littekenweefsel, dat kan opengaan als ik cliënten fysiek verzorg.”
Ze haalt steun uit de „nuchtere houding” van haar kinderen: die hebben haar telkens beter zien worden. „Daar gaan zij van uit, dus daar ga ik van uit.” In september is de volgende scan. „Als die er goed uitziet, ga ik met mijn gezin op vakantie naar Ibiza. Ik ben 36. Mijn leven is nog maar net begonnen.”
Sarah Stam (36) ‘Ik zou het heel leuk vinden om nog een keer verliefd te worden’
Sarah Stam (36) is al bijna vijf jaar ongeneeslijk ziek en krijgt behandelingen gericht op verbetering van de kwaliteit van leven (‘palliatief’).
‘In werkoverleg gaat het soms over een evaluatie over anderhalf jaar. Dan ben ik waarschijnlijk dood, denk ik dan.”
Sarah Stam werkt als artiestenmanager in de muziekindustrie. Die baan wilde ze na haar kankerdiagnose niet opgeven, dus zit ze elke maandag tijdens de immuuntherapie in het ziekenhuis met haar laptop op schoot. „Ik ben er door mijn diagnose achter gekomen hoe leuk ik mijn leven vind. Je hoort weleens dat mensen na de diagnose alles omgooien – ik besefte juist dat ik precies deed wat ik wilde doen.”
Ze was net dertig toen ze opeens een bolle buik kreeg. „Ik was altijd slank geweest en dacht: is dit wat het betekent om dertig te zijn?” Omdat haar buik steeds boller werd, ging ze toch maar naar de dokter. Het bleek uitgezaaide eierstokkanker. „Het zat in mijn hele buik.”
Veel chemokuren en operaties later bleek: dit gaat nooit meer weg. Op een moment dat het heel slecht ging, stond ze voor de keus: opereren met het risico op de operatietafel te sterven, wetende dat áls ze het zou overleven de operatie hoogstens levensverlengend zou zijn, of zonder operatie naar huis om daar te sterven, wetende dat dat niet lang meer zou duren. „Kies maar, zeiden de artsen. I don’t fucking know, dacht ik.”
Als dertiger vond ze maar weinig ervaringsverhalen waar ze zich in kon herkennen, dus ging ze zelf op zoek naar lotgenoten en maakte het fotoboek K*tkanker, waarin vijftig vrouwen van diverse leeftijd, afkomst en achtergrond hun verhaal delen. „Deze ziekte kan heel eenzaam zijn, vooral op jonge leeftijd: over het algemeen zijn je leeftijdgenoten gewoon gezonder. We zijn in de minderheid, maar we zijn niet alleen, wilde ik laten zien.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-description="Sarah Stam toont een grafiek van de tumormarkers in haar bloed.” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid” readability=”1″><img alt data-description="Sarah Stam toont een grafiek van de tumormarkers in haar bloed.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-8.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/07/04150241/data134476632-6f15b8.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-27.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-25.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-26.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-27.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-28.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/uEj3lvjXHOigCi5hrGMLZkGL0UE=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/07/04150241/data134476632-6f15b8.jpg 1920w”>
Sarah Stam toont een grafiek van de tumormarkers in haar bloed.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-description="Het litteken dat Stam overhield aan een van haar operaties.” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid” readability=”1″><img alt data-description="Het litteken dat Stam overhield aan een van haar operaties.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-9.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/07/04150246/data134476620-0b66ff.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-31.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-29.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-30.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-31.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-32.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/nTzB4zmz72skyPKkuoF5RGGcYRA=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/07/04150246/data134476620-0b66ff.jpg 1920w”>
Het litteken dat Stam overhield aan een van haar operaties.
Foto’s Jagoda Lasota
„Het is een gek idee dat ik een dodelijke vorm van kanker in mijn lichaam heb, want ik voel er meestal weinig van”, zegt Stam. „Ik heb meer klachten van de behandelingen dan van de kanker zelf. Dat maakt het soms heel abstract. Kijk naar Freek van Suzan & Freek: die stond een heel weekend in de Ziggo Dome en blijkt opeens ongeneeslijk ziek.”
„Mijn grootste verdriet is voor mijn ouders. Die hadden lang de hoop dat ik misschien de uitzondering zou zijn. Soms denk ik: misschien is het voor hen beter als ik er niet meer ben en het allemaal klaar is. Maar dan is het natuurlijk helemaal niet klaar voor hen, want dan hebben ze een kind verloren. Zij kunnen alleen maar verliezen.”
Als je kanker in de palliatieve fase hebt, zit je in een soort ‘schaakmat’, zegt Stam. „Ik ben stabiel, maar ik ga ook vroegtijdig dood.” Als dertiger heb je grote dromen en denk je in lange lijnen, „maar die zijn er dan opeens niet meer”. „Ik ben de afgelopen jaren heel erg bezig geweest met leven in het moment. Achteraf blijkt dat ik toch een paar jaar had. Wat waren mijn dromen ook alweer? Toen heb ik een nieuwe keuken besteld – ook al zou ik er misschien nooit in gaan koken.”
Ze plande een trip naar Oostenrijk om een berg te beklimmen – „alpinisme was zo’n vergeten droom” – waar ze zes maanden voor moest trainen. Inmiddels is de keuken geïnstalleerd en de berg beklommen.
Ze is op den duur ook weer gaan daten. „Is er perspectief op een relatie? Niet echt, natuurlijk. En voor veel mensen van mijn leeftijd is dat toch wel een beetje de holy grail. Als je weet dat je doodgaat aan kanker, verlies je je onbevangenheid. Ik zou het heel leuk vinden om nog een keer verliefd te worden, maar ik weet niet of dat zonder die onbevangenheid kan.”
„Al vijf jaar lang denk ik: dit is waarschijnlijk mijn laatste verjaardag. Ik heb het elke keer ook met dat idee gevierd. Dit jaar heb ik besloten dat niet te doen: mijn laatste heb ik gehad – ook al komen er nog meer.”
Sjoerd (19) weet nog precies wanneer hij aan zijn ouders opbiechtte dat hij een jaar lang gedaan had alsof hij studeerde. Dat was op 24 november vorig jaar, toen hij zich in wanhoop bij zijn huisarts meldde. Zijn studiebeurs was stopgezet, omdat hij in het eerste collegejaar haast geen enkel studiepunt had gehaald. Al die maanden had hij in bed gelegen, rondgehangen in de trein en tegen iedereen gelogen dat het goed ging.
Sjoerd wil graag zijn verhaal vertellen, om andere jongeren die zijn vastgelopen in hun studie en dat verbergen voor hun omgeving te laten weten dat ze niet de enigen zijn. En om te laten zien dat er hulp mogelijk is. Om met een schone lei te kunnen beginnen wil hij niet met zijn achternaam of foto in NRC. Zijn volledige naam is bij de redactie bekend.
Toen hij in 2023 begon met studeren zat hij vol grootse plannen. Hij was zeventien jaar, net klaar met de havo, en had zich ingeschreven voor een hbo-opleiding in Delft. Als nieuw lid van een grote studentenvereniging vond hij in no-time een kamer in een studentenhuis. Voor de colleges goed en wel waren begonnen was hij al helemaal ondergedompeld in het studentenleven. Elke avond ontmoette hij zijn nieuwe vrienden in de kroeg. Reuzegezellig, maar zijn studie belandde al na drie weken op dood spoor.
„Eerst sla je wat colleges over, dan lever je een opdracht niet in. Al heel snel liep ik achter”, vertelt hij aan de eettafel van Mieke Bosch in Delft, die zich na haar pensionering als studentenbegeleider aan een hogeschool, gespecialiseerd heeft in de begeleiding van schijnstudenten. Voordat hij het wist begon Sjoerd tegenover zijn omgeving te liegen. „Dan zei ik heel luchtig tegen mijn huisgenoten: ik was vanochtend naar college. En dan was ik pas om twee uur ’s middags uit bed gekomen.” Dat werd een vast patroon. „Ik was er ook wel goed in”, zegt hij. „Te goed, denk ik. Niemand had iets door.”
Terwijl de leugens zich opstapelden begon hij zich steeds slechter te voelen, maar hij zag geen weg terug. „Je bent alleen nog maar bezig met: hoe houd ik deze façade overeind. Elke keer als je een interactie hebt met iemand, zet je een blij masker op. Dat put je uit.”
Vlotte jongemannen
Volgens Bosch (70), die praktijk houdt in haar huis in Delft voldoet Sjoerd aan het prototype van de schijnstudent. Er is geen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar deze groep, maar ze ziet wel een patroon. „Het zijn voornamelijk jongens die ik hier over de vloer krijg. Vlotte jongemannen, makkelijke praters. Ze komen joviaal binnenstappen, met een enorm schild om zich heen: met mij is niets aan de hand. Maar ze komen met een enorm probleem waar ze van af willen.”
Het is heel eenzaam, zegt Bosch. „Ze moeten voortdurend de schijn ophouden. De jongeren die bij mij aankloppen zijn heel moe van het liegen en het onthouden wat ze tegen wie verteld hebben.” Ze maakte zelfs een schijnstudent mee die een hele administratie bijhield van zijn leugens.
Ze richtte een website op met alle informatie die over het fenomeen te vinden is (www.doenalsofjestudeert.nl). Die wordt zo’n tweehonderd keer per week bezocht, ook door ouders en huisgenoten die zorgen hebben over een student. Hoe vaak schijnstuderen voorkomt, is niet bekend, dit wordt nergens bijgehouden. Bosch: „Ik heb het gevoel dat ik hier het topje van de ijsberg zie.” Soms wordt ze vier keer in een week telefonisch benaderd.
Bijna alle ouders van deze studenten hebben veel verwachtingen van hun kind
Als een schijnstudent contact opneemt, probeert ze „zoveel mogelijk oordeelloos” naar het verhaal te luisteren. Ze stelt vragen over de gezinssamenstelling en de middelbareschooltijd. „Vaak zijn er al latente sporen van het liegen in de puberteit”, zegt ze, „bijvoorbeeld in stiekem gedrag”. Ze zoekt samen met de jongere naar de oorzaken. „Bijna alle ouders van de studenten die hier langskomen zijn hoogopgeleid, hebben veel verwachtingen van hun kind. Falen is iets wat niet meer mag in deze tijd.” Vaak wordt dat niet hardop gezegd maar indirect gecommuniceerd. Ook het bindend studieadvies, dat vereist dat eerstejaarsstudenten een bepaald aantal studiepunten halen, legt veel druk op hen. Daarnaast spelen sociale media een rol. Bosch: „Je hele leven moet geweldig zijn, groots en meeslepend. En ja, dat is het heel vaak niet, maar dat wil je niet laten zien.”
Samen brengen ze in kaart tegen wie de jongere allemaal heeft gelogen en maken ze een plan hoe die hen zal inlichten. „Het is heel belangrijk dat de student telkens zelf het verhaal vertelt, waardoor die zelf de verantwoordelijkheid neemt. Dat geeft bevrijding”, zegt ze. „Het is ook helend om de reactie van de ander te horen. De omgeving is over het algemeen lief en begripvol, zelden afwijzend.”
Als enige naar de havo
Achteraf kan Sjoerd wel analyseren wat de oorzaken van zijn probleem waren: sociale druk en schaamte die al in zijn jeugd is ontstaan. „Ik ben de jongste van vier kinderen. Mijn broers en zus deden alle drie met vlag en wimpel vwo, ik was de enige die naar de havo ging. Ook hun studententijd ging hun heel goed af. En toen kwam ik. Bij mij ging het allemaal moeizamer.” Al werd het thuis nooit gezegd, toch had hij het gevoel dat hij niet aan de verwachtingen voldeed.
Illustratie Chris Bosch
De eerste tentamenweek ging Sjoerd nog vol zelfvertrouwen in, maar hij scoorde onvoldoende na onvoldoende. Zijn succesformule van de middelbare school, lekker feesten en last minute studeren voor toetsen, bleek niet meer te werken. Daarna liet hij de hogeschool links liggen. Berichtjes van zijn studiegenoten liet hij onbeantwoord en ook op mailtjes van de decaan reageerde hij niet. „Ik maakte mezelf wijs dat ik het later allemaal wel zou inhalen”, zegt hij.
Voor onderwijsinstellingen is het lastig om contact te krijgen met studenten die niet thuis geven, zegt Romke Biagioni, studentendecaan van de Universiteit Leiden. Ook zij krijgt te maken met studenten die tegen iedereen liegen over hun resultaten. Sommigen blijven lang onder de radar doordat ze telkens overstappen naar een andere studie. Biagioni: „Als wij zien dat iemand vaak switcht zonder resultaat, willen we de student daarop aanspreken. Maar mails en brieven openen ze niet. Ze zitten ontzettend in de ontkenning en vermijden de confrontatie.” Je kunt ook niet zomaar de ouders inlichten, daar moeten studenten toestemming voor geven, zegt Biagioni. „Van ouders hebben we vaak niet eens contactgegevens.”
De familie van Sjoerd had geen moment door dat er iets niet in de haak was. Zijn ouders stelden wel vragen: gaat het goed met je studie? Die wimpelde hij af: het gaat allemaal goed, jullie hoeven je er niet mee te bemoeien, ik ben nu volwassen. Op de middelbare school verzon hij ook al wel eens smoesjes als hij gedronken of geblowd had op een feestje of later thuiskwam dan afgesproken. „Ik kwam er meestal wel mee weg. En ik dacht er niet echt over na, ik voelde er niet veel bij.” Zo ontwikkelde hij een vaardigheid die in zijn studententijd zijn vaste verdedigingsmechanisme werd.
Pleasers
Psycholoog Lonneke Mechelse (57), naar wie Mieke Bosch soms schijnstudenten doorstuurt voor verdere begeleiding, benadrukt dat deze jongeren geen pathologische leugenaars zijn. „Ik zie dat liegen als signaalgedrag van een jongere die compleet is vastgelopen. Ze maken door de stress meer cortisol, adrenaline en noradrenaline aan, stoffen die hun denkvermogen, geheugen, stemming en gezondheid negatief beïnvloeden. Het wordt steeds moeilijker om met jezelf te leven. De schade die ze bij zichzelf aanrichten kan enorm zijn. Tot aan zware depressies en suïcidepogingen toe.”
De schijnstudenten die zij ziet in haar praktijk in Delft hebben hun middelbareschooltijd meestal zonder veel problemen doorlopen, maar hebben niet geleerd hoe ze zich in de minder gestructureerde omgeving van een hogeschool of universiteit staande moeten houden. Daarbij zijn ze nog volop bezig met het ontwikkelen van hun identiteit.
Illustratie Chris Bosch
Mechelse onderscheidt twee categorieën schijnstudenten: jongeren met hoogopgeleide ouders, aan wie ze zich spiegelen. Dat zijn de ‘pleasers’ die hun omgeving niet willen teleurstellen. En internationale studenten die in de problemen komen. Die willen het goed doen omdat de familie veel in hen heeft geïnvesteerd en ze de familie-eer hoog willen houden.
Ze legt uit wat er in het hoofd van een schijnstudent gebeurt. „Ze kiezen onbewust voor een inadequate copingstrategie om met hun problemen om te gaan.” Deze studenten vermijden de confrontatie met de waarheid, sussen zichzelf met geruststellende gedachten en vaak verdoven ze zichzelf met alcohol, drugs of gamen. „Wat ze niet doen, is sociale steun zoeken, terwijl het wel vaak sociaal intelligente jongeren zijn”, zegt Mechelse. Daardoor isoleren ze zichzelf en vertonen ze „extreem impostergedrag”. „Ze spelen een rol, die steeds ingewikkelder wordt. Op een gegeven moment zitten ze daarin opgesloten.”
Gratis reizen
Hoe minder Sjoerd studeerde, hoe meer hij bij de studentenvereniging te vinden was, vertelt hij. „Als je wilt, kun je daar vier dagen per week tot twee uur ’s nachts bier drinken met je vrienden. Dan kom je dronken thuis, lig je tot twaalf uur brak in je bed, hang je de rest van de dag op de bank en begint het opnieuw. Je raakt in zo’n waas dat je niks anders meer doet.”
Maar de hele dag op de bank liggen of in huis rondscharrelen zou op den duur opvallen, vreesde hij. Om aan de blik van zijn huisgenoten te ontsnappen, zocht hij buitenshuis manieren om de tijd door te komen. De ov-studentenkaart, waarmee hij gratis kon reizen, bood uitkomst. „Dan stapte ik in de trein en reed ik naar Den Bosch en weer terug. Onderweg keek ik series op mijn telefoon.” Hij voelde zich ontzettend eenzaam.
Illustratie Chris Bosch
In sommige studentenhuizen is het gewoonte dat alle bewoners in een ‘persoonlijk rondje’ vertellen hoe het met ze gaat. Soms moeten ze hun studiepunten laten zien. In het huis waar Sjoerd woonde was dat ook zo. „Ik ging er niet heen, uiteraard niet. Ik weet niet meer welk smoesje ik had bedacht.” Hij overwoog zelfs een overzicht met studiepunten te vervalsen. „Maar ja, toen dacht ik: waarom zo moeilijk doen, ik kan ook gewoon niet gaan.”
Mieke Bosch, die ook voorlichting geeft aan studentenverenigingen over schijnstuderen, raadt dit soort controles af. „De verenigingen denken dat ze op die manier de vinger aan de pols houden, maar het creëert juist onveiligheid en vermijdingsgedrag.”
Enorme loser
Schijnstudenten komen regelmatig in grote financiële problemen, zegt Bosch. Want wie niet staat ingeschreven voor een studie, krijgt ook geen studiefinanciering meer. Soms vangen ze de klap op door in plaats van te studeren veel te gaan werken. Maar vaak ook lenen ze met allerlei verzinsels geld van familie en vrienden. „Als ze financieel helemaal klem zitten kan dat een reden zijn om het geheim toch op te biechten.”
Het omslagpunt voor Sjoerd kwam in zijn tweede jaar. Hij had zijn bindend studieadvies niet gehaald. Daardoor verloor hij zijn basisbeurs en werd ook zijn ov-studentenkaart stopgezet. Van zijn baantje kon hij zijn kamer en het studentenleven niet betalen. „Ik had een weekend bij mijn ouders gelogeerd en zou terugreizen naar Delft. Het was precies aan het begin van de maand, wanneer ik normaal gesproken mijn studiefinanciering kreeg en alle rekeningen moest betalen. Maar er was helemaal geen studiefinanciering. Ik zag al voor me dat ik in Delft bij mijn studentenhuis zou komen en dat het dan compleet gezeik zou worden.”
Ons gevoel was alleen maar: kom hier, we gaan je helpen
In plaats van naar het station fietste hij naar de huisarts waar hij al zijn hele leven kwam. Die had een inloopspreekuur. „Hem heb ik alles verteld. De huisarts reageerde kalm en begripvol. Hij vond het vooral heel vervelend voor mij.” De huisarts belde zijn ouders, die zo snel mogelijk langskwamen. „Dat was wel heel heftig. Je maakt het in je hoofd zo groot: ‘Iedereen vindt me een enorme loser. Ik ga echt onterfd worden als ik dit vertel’. Maar dat was helemaal niet zo. Mijn ouders waren heel begripvol.”
Sjoerds vader vertelt aan de telefoon hoe dat ging: „Ons gevoel was eigenlijk alleen maar: kom hier, laat me je vasthouden, wat moet jij je slecht gevoeld hebben, we gaan je helpen. Het was natuurlijk vreselijk om te merken dat hij er onvoldoende vertrouwen in had dat hij bij ons terecht kon. Daardoor had hij die schijnwereld gecreëerd. Maar hij had dat niet alleen voor ons gedaan, ook voor zijn vrienden.”
Sjoerds vader ging direct op zoek naar hulp. „Ik dacht: als hij het lastig vond om met mij te praten, dan moet ik niet denken dat ik nu degene ben die hem eruit trekt.” Nog diezelfde avond nam hij contact op met Mieke Bosch.
Zijn vertrouwen in Sjoerd is niet aangetast. Dat zijn zoon het gevoel had dat hij aan bepaalde verwachtingen moest voldoen, heeft hem wel aan het denken gezet. Hij probeert juist een vader te zijn die zijn kinderen ruimte geeft. „Maar ik heb het kennelijk niet zo uitgedragen dat het ook bij hem binnenkwam.” Hoe hij het nu probeert aan te pakken: „Steeds zoeken naar de juiste balans tussen interesse en bemoeienis. Maar dat blijft moeilijk.”
Illustratie Chris Bosch
Ontdemoniseren
Binnen een paar weken vertelde Sjoerd het ook aan zijn vrienden en de rest van de familie. Niemand veroordeelde wat hij had gedaan, zegt hij. „Dat was wel een openbaring.” Bosch en Mechelse maken vrijwel nooit mee dat ouders of anderen in de omgeving negatief reageren als een schijnstudent met een bekentenis komt.
De jongeren die Mechelse behandelt, denken vaak dat er iets flink mis met hen is. De eerste stap die ze moeten zetten is zichzelf ‘ontdemoniseren’, door hun gedrag los te gaan zien van zichzelf als persoon. „Iedereen kan een fout maken. Dat betekent niet dat je een fout persoon bent.” Ze moeten gaan begrijpen hoe dit heeft kunnen gebeuren en zien dat er ook andere, gezondere strategieën zijn. Mechelse: „Als je altijd liegt, creëert dat in je hersenen een ingesleten pad. Ik ondersteun ze bij het creëren van andere mogelijkheden, bijvoorbeeld niet direct antwoorden op een vraag, omdat dat eerste antwoord dat ze geven vaak niet klopt.”
Illustratie Chris Bosch
Sjoerd woont weer thuis bij zijn ouders. Hij werkt tijdelijk in de ouderenzorg. Met hulp van een loopbaanadviseur heeft hij een nieuwe opleiding uitgezocht. Zijn jaarclubvrienden in Delft ziet hij nog regelmatig.
„De reflex van het liegen zit er bij mij af en toe nog in”, zegt hij. Het zijn vaak leugentjes die helemaal niet nodig zijn, ziet hij nu. Laatst stond hij in de file en belde hij iemand omdat hij te laat zou komen. „Toen was ik een heel verhaal in mijn hoofd aan het bedenken. Zo van: ik heb mijn trein gemist. En toen dacht ik van: hè, waarom ben ik dit nu aan het verzinnen? Dat is echt precies hetzelfde als in de file staan. Ik heb gewoon vertraging opgelopen. Dus toen vertelde ik dat ik in de file stond en zei hij: oh, oké, tot straks. En dan is er dus niks aan de hand.”
„You’re living the dream.” Onze kennis, een vader van drie kinderen, sprak met enige jaloezie in zijn stem over ons mooie huis, onze vrijheid en de verre reizen die we elk jaar maakten. Het was maart 2019, en hij kon niet weten dat wij onlangs de conclusie hadden getrokken dat we definitief kinderloos zouden blijven. Mijn man Sander en ik keken elkaar aan en glimlachten wat ongemakkelijk. We dachten hetzelfde. Ja, we hadden het goed samen. En tegelijkertijd was dit de zwaarste periode van ons leven.
Het was allemaal begonnen op een juni-avond in 2015, toen ik in de keuken van ons Amsterdamse appartement tegen Sander zei: „Laten we ervoor gaan.” Dat zei ik niet omdat ik spontaan moedergevoelens had gekregen. Sander wilde vader worden, maar ik had jarenlang getwijfeld. Nieuwsgierig was ik wel, maar ik wachtte lang op een onweerstaanbaar intrinsiek verlangen naar een kind. Ik had vriendinnen moeder zien worden en vaak de vraag gekregen of ik ook kinderen wilde. Ik had mij verdiept in de voor- en nadelen van het ouderschap, vond het interessant om te lezen over opvoedingsfilosofieën, en werd langzaamaan benieuwd naar een kind van ons samen.
Die avond hebben we besloten: laten we het avontuur aangaan. We zouden een goed team zijn, Sander en ik.
Maar het leuk-stiekeme van proberen zwanger te worden, was er vrij snel van af. Er volgden onderzoeken in het ziekenhuis, een diagnose endometriose, een buikoperatie, twee kunstmatige menopauzes en vijf ivf-pogingen. Niet één positieve zwangerschapstest kregen wij in handen, laat staan onze eigen baby. Na bijna vier jaar zijn we gestopt met de medische behandelingen. Weer terug bij af. En toch was alles anders.
Mijn buik zat onder de littekens, ik was tien kilo aangekomen door de ivf-hormonen, en voelde me tien jaar ouder door alle stress. Daar zaten we dan, in ons nieuwbouwhuis met vier slaapkamers in een kinderrijke Amersfoortse Vinex-wijk. Om ons heen had de gezinsuitbreiding wél aan alle kanten doorgezet. Ook Sanders zus en haar vriend waren ouders geworden. Wij waren oom en tante, maar geen papa en mama.
Niet blijven hopen op een wonder
Wat je niet kunt veranderen, moet je accepteren, luidt de aloude stoïcijnse levenswijsheid. Hoe kon ik deze realiteit aanvaarden? Dat begon, heel intuïtief, met me er niet tegen te verzetten. We hadden kunnen doorgaan, desnoods met een eiceldonor uit het buitenland. Of we hadden kunnen kiezen voor adoptie of pleegzorg. Maar dat voelde allemaal niet goed. En blijven hopen op een wonder was uitgesloten – om de endometriose te onderdrukken, slik ik nog altijd de anticonceptiepil.
Een mentale strijd bleef eveneens uit. Er spookten geen alternatieve scenario’s door mijn hoofd van ‘wat als’ of ‘hadden we maar’. Het was juist het tegenovergestelde. Nog jaren heb ik mijzelf, in gedachten en op papier, verteld wat ik had meegemaakt. Stap voor stap ging ik de gebeurtenissen na. Dat ik na de operatie wakker werd met een gereconstrueerde navel omdat daar endometrioseweefsel was weggehaald. Alle pijnlijke puncties waarbij eicellen werden ‘geoogst’ – in Amsterdam onverdoofd en later in een Duitse kliniek onder ‘mini-narcose’. En alle situaties waarin ik me eenzaam en defect had gevoeld.
Die keer dat ik iemand interviewde op haar kantoor, ineens misselijk werd en net op tijd de prullenbak kon pakken om in over te geven, waarna ik flauwviel – een bijwerking van de kunstmatige overgang, zei de arts later. Die keer dat een werkkennis mijn buik aanraakte en vroeg of ik zwanger was, terwijl ik midden in onze vijfde ivf-poging zat en dagelijks hormonen in mijn buik injecteerde. Of toen ik op kraamvisite de pasgeborene in mijn armen gedrukt kreeg, terwijl ik zelf net een zwangerschapstest had gedaan die negatief bleek.
Die hele ziekenhuisperiode was zo overrompelend geweest dat ik me hem blijkbaar naderhand nog eigen moest maken. Het liefst had ik er niets mee te maken gehad, maar dit ging echt over míj. Achteraf gezien was dat de eerste stap naar acceptatie: onderkennen dat dit hoofdstuk onderdeel is van mijn verhaal.
De realiteit doorleven
Er komt geen kind, ik zal nooit moeder zijn – die waarheid doorleef ik noodgedwongen. Maar dat betekent niet dat ik er zomaar vrede mee heb. Want dat is accepteren ook: erin berusten. Bedoelen mensen dat met die vreselijke vraag: heb je het een plekje gegeven? Misschien is die ingegeven door de hardnekkige maar verouderde theorie dat rouw in fasen zou verlopen. Na ontkenning, woede, onderhandeling en depressie volgt uiteindelijk aanvaarding, zo stelde de Zwitsers-Amerikaanse psychiater Elisabeth Kübler-Ross in de jaren zeventig. Maar rouw verloopt niet in vaste, elkaar opvolgende stadia. Acceptatie als pijnvrij eindstation is helaas een utopie.
Foto Thomas Nondh Jansen
Toch is het wel degelijk rouw waar ik doorheen ga. Volgens de Nederlandse psychologen Margaret Stroebe en Henk Schut betekent dat dat ik heen en weer schiet tussen twee processen. Het ene gaat over het verlies en de emoties. Het andere is gericht op herstel en het aanpassen van mijn leven. Dit beschreven zij in 1999 in hun ‘duale procesmodel’ voor rouw, dat door psychologen wereldwijd wordt gebruikt. Acceptatie is daarin geen eindpunt, maar een ontwikkeling. „Aan de ene kant geef je ruimte aan de pijn”, vertelde Schut mij toen ik hem eind 2019 interviewde voor een artikel over rouw. „Parallel daaraan kun je plezier ervaren en toekomstgerichte plannen maken. Dan is er balans tussen rouw en herstel.”
Mijn situatie voelt inderdaad ambivalent. Vaak is het fijn om onafhankelijk te zijn. De rebel in mij zegt zelfs: kindvrij zijn is de betere uitkomst. Ik twijfelde toch niet voor niets? Laat moeders maar lekker moederen, ik leef een ander maar net zo rijk leven.
Tegelijkertijd voel ik mij de dorre tak aan mijn familiestamboom, vooral op feestdagen en begrafenissen. Die eerste definitief kinderloze kerst, toen mijn oma glunderend van trots de baby van mijn jongere nichtje optilde – ik ben weggelopen om in de badkamer te gaan huilen. Mijn schoonzus heeft inmiddels twee zoons. De oudste lijkt op Sander. Als we knuffelen of ik hem voorlees in bed, voel ik iets van de intieme warmte die ik me voorstel bij de band met je eigen kind. Ik ben dankbaar voor die momenten, maar ze zijn bitterzoet.
Ook blijft er een gevoel van niet nuttig en onaf zijn. Vrij zijn van het ouderschap voelt onvolwassen, en tegelijk alsof ik een levensfase heb overgeslagen – ik ben rechtstreeks naar het emptynest-stadium gekatapulteerd, maar dan zonder uitgevlogen broedsels. Mijn vrijheid ervaar ik soms als een leegte.
Levend verlies
Rouw gaat vaak over het verlies van een naaste. De Belgische psycholoog en rouwexpert Manu Keirse introduceerde de term ‘levend verlies’ voor omstandigheden waarin je niet een persoon, maar je toekomstverwachtingen, identiteit of autonomie kwijtraakt. Geen kinderen kunnen krijgen is zo’n situatie.
Vrij zijn van het ouderschap voelt onvolwassen, en tegelijk alsof ik een levensfase heb overgeslagen
De volle omvang van een levend verlies is niet in één keer te bevatten, zei Keirse toen ik hem eerder interviewde. „Zou je dat proberen, dan zou je de pijn niet aankunnen. Het is een opeenstapeling van verliezen. Daar komt bij dat anderen die vaak niet herkennen. Als je rouwt om een levend verlies, word je dubbel getroffen: door het verlies zelf en door het gebrek aan erkenning. Het is heel eenzaam.”
Dat herken ik. Ongewilde kinderloosheid is een levensontwrichtende, maar onzichtbare toestand. Een niet uitgekomen kinderwens raakt aan vrijwel alle levensgebieden. Ik zat ineens met allerlei existentiële vragen. Wie ben ik en waar hoor ik bij? Waar doe ik het allemaal voor? En waar vind ik positieve rolmodellen?
Want kinderen krijgen is nog altijd de norm. Vrijwel al mijn vriendinnen zijn moeder, en ik leef mee met hun trots en zorgen, in elke nieuwe fase. Ik zie hun waarden weerspiegeld in hun opvoeding, hoe zij familietradities voortzetten of nieuwe beginnen. Kinderen zorgen voor instant zingeving. Vaak onderga ik de confrontaties met mijn gemis in stilte. Alsof ik aan de zijlijn van het leven sta.
Een levend verlies verandert bovendien continu van gedaante. Het kind dat ik nooit heb gehad, gaat over een paar jaar van de basisschool naar de middelbare. Ooit zal ik fantaseren over hoe mijn leven als oma eruit had gezien. De moeder die ik had willen zijn, leeft een schaduwleven, verborgen voor de buitenwereld.
Of je een levend verlies kunt accepteren, daarover is Keirse duidelijk: „Je verwerkt of accepteert het niet, je moet ermee leren leven.” Hoe dan? „Zoek opnieuw naar betekenis en zingeving, hoe moeilijk ook. Laat de mogelijkheid voor groei toe. Wat heeft dit verlies je geleerd, welke kanten van jezelf kun je erdoor ontwikkelen? Erken datgene wat níét verloren is en verken je opties. Niet als afleiding of ontkenning, maar om elementen te vinden waarop je kunt bouwen om verder te leven.”
Lelijke emoties
Ik ben niet de enige die in haar zoektocht naar acceptatie en zingeving een therapeut inschakelt. Ik koos voor acceptatie- en commitmenttherapie. Acceptatie volgens ACT is het actief toelaten van gedachten, emoties en lichamelijke sensaties, zonder ertegen te vechten.
Toen ik dat ging doen, ontdekte ik in mijn binnenwereld een tweestrijd. Aan de ene kant wil ik niet zwak of kwetsbaar zijn. Zo heb ik die vijf ivf-pogingen getrotseerd: flink, ogenschijnlijk onbewogen. Ook als kinderloze vrouw laat ik mij niet kennen. Dat is mijn overlevingsmodus, die is in mijn kindertijd ontstaan. Onbewust heb ik mezelf vroeger aangeleerd om niet behoeftig te zijn. In therapie leerde ik dat mechanisme herkennen.
Toch voel ik ook woede, frustratie, verdriet en zelfmedelijden. De donkerste kant van mijn gevoelsleven schreeuwt om erkenning. Maar ik wil geen slachtoffer zijn. Ik ben bang om in een zwart gat te vallen en ontredderd achter te blijven. Bovendien: wilde ik wel graag genoeg kinderen om aanspraak te mogen maken op het slachtofferschap?
Ook als kinderloze vrouw laat ik mij niet kennen. Dat is mijn overlevingsmodus
Het heeft jaren geduurd voordat ik inzag dat ik al die lelijke emoties mág voelen. Het alternatief was geweest dat ik die gevoelens ergens had weggestopt, waar ze – zo is mijn overtuiging – waren gaan etteren en zich uiteindelijk fysiek hadden gemanifesteerd.
Werkend aan acceptatie groeide ik als persoon. Ik leerde me uit te spreken als iets mij raakt. Dat is eng, maar zorgt voor verbinding.
Hoe nu verder? Het moeilijkst blijft dat ik in een van de grootste levensbeslissingen geen keuze heb gehad. Mijn lichaam heeft voor mij beslist. Bij mijn leven hoort daardoor een intens gemis, dat met mij mee zal groeien, en waartoe ik mij continu zal moeten verhouden.
Tegelijkertijd ga ik vol voor ‘plan B’. We zijn verhuisd naar een vooroorlogs huisje bij het centrum van Amersfoort. Sander is een dag minder gaan werken en ik ben een studie gaan doen naast mijn werk. Ook zijn we weer gaan reizen. „Dit is de grootste fuck you naar onze kinderloosheid”, zei Sander vanachter het stuur van de tuktuk waarmee we afgelopen zomer zes weken door Sri Lanka reden.
Uiteindelijk ben ik gaan beseffen dat een leven mét kinderen niet beter, maar ook niet slechter zou zijn geweest dan kinderloos blijven. Het is niet de conditie an sich die bepaalt of je een vervuld leven hebt. Ook dat andere pad had zijn hobbels gehad. En ik had ermee gedeald, zoals ik dat nu ook doe.
Amor fati, schreef filosoof Friedrich Nietzsche, die zich liet inspireren door de stoïcijnen. Liefde voor het lot. Hoewel ik – net als Nietzsche overigens – niet in voorbestemming geloof, resoneert zijn boodschap. Omarm het leven zoals het zich voordoet, inclusief de tragiek. Accepteer het niet gelaten, maar scheppend en vol hartstocht. Dáártegen zeg ik radicaal: ja.