Manchester City: om lyrisch én cynisch van te worden

Champions League Manchester City is een exponent van een nieuwe voetbalelite, maar het spel van de ploeg van coach Pep Guardiola oogst brede bewondering.

Pep Guardiola is sinds 2016 coach van Manchester City. Hij won met de Engelse kampioen nog nooit de Champions League.
Pep Guardiola is sinds 2016 coach van Manchester City. Hij won met de Engelse kampioen nog nooit de Champions League. Foto Paul Ellis/AFP

Als Ian Morris terugdenkt aan zijn jonge jaren als fan van Manchester City, herinnert hij zich vooral het gevoel de underdog te zijn. Morris, een 27-jarige illustrator, groeide op in Manchester, in een familie van City-fans. Het waren de jaren waarin rivaal United, geworteld in de westkant van de stad, het Engelse voetbal domineerde. City bivakkeerde veelal in de het rechterrijtje van de Premier League. „Klasgenoten maakten grappen over City, of Shitty, zoals ze de club noemden”, memoreert Morris. „Als we gingen voetballen, was ik de enige met een lichtblauw shirt, de rest droeg het rood van United.”

Het lijkt een eeuwigheid geleden. „A different era”, zoals Morris het noemt. Sinds 2012, toen City voor het eerst de Premier League won, werd de club zeven keer kampioen van Engeland. De laatste drie seizoenen ging de titel naar Oost-Manchester. Eerder deze maand won City al de FA Cup. Deze zaterdag kan de club voor het eerst de Champions League winnen. In de finale tegen Internazionale is City de gedoodverfde favoriet. Maakt City die status waar, dan wordt het na het United van Alex Ferguson (1998-1999) de tweede Engelse club die de treble wint: landstitel, FA Cup én Champions League.

Zo groot is de overmacht dat het moeilijk voorstelbaar is dat Manchester City tot ver na Kerst een moeizaam seizoen speelde. Eind januari stond koploper Arsenal acht punten voor op City, dat even daarvoor verloren had bij United (2-1) en thuis gelijkspeelde tegen laagvlieger Everton (1-1). Volgens Jonathan Wilson, die een standaardwerk schreef over de historische ontwikkeling van tactiek in het voetbal (Inverting The Pyramid), was dat voor een belangrijk deel te wijten aan de toevoeging van spits Erling Haaland.

De Noor, in de zomer overgekomen van Borussia Dortmund, scoorde erop los – eind januari had hij al 25 doelpunten gemaakt – maar City moest aan hem wennen en werd aanvankelijk kwetsbaar door zijn aanwezigheid. Trainer Pep Guardiola, schreef Wilson in The Guardian, laat zijn teams altijd uiterst geduldig opbouwen, zodat ze optimaal gepositioneerd staan bij balverlies om counters te voorkomen. Haaland – sterk, dynamisch, meester van de loopactie in de diepte – is juist gebaat bij directer spel. City moest een mix van die speelstijlen onder de knie krijgen. Dat kostte tijd en voor City-begrippen veel tegendoelpunten (twintig halverwege de competitie).

De juiste balans

Toen Guardiola de juiste balans eenmaal had gevonden en ingeslepen, onder meer door verdediger John Stones een rol te geven die doet denken aan die van controlerende middenvelder Sergio Busquets bij ‘zijn’ fameuze FC Barcelona, was City niet meer te stoppen. Sinds begin februari heeft de ploeg niet meer verloren en stond zelfs maar tien minuten op achterstand, uitgezonderd een competitienederlaag tegen Brentford toen de titel al binnen was. Arsenal werd twee keer afgetekend verslagen, waardoor het kampioenschap uiteindelijk toch vanzelfsprekend aanvoelde.

Toen vleugelaanvaller Bernardo Silva na 22 minuten 1-0 maakte tegen Real, had de thuisploeg 82 procent van het balbezit gehad

Europees imponeerde City zo mogelijk nog meer. In de knock-outfase van de Champions League speelden The Citizens in eigen huis achtereenvolgens RB Leipzig (7-0), Bayern München (3-0) en Real Madrid (4-0) zoek. Vooral in de eerste helft, toen het verschil werd gemaakt, werden de Madrilenen overweldigd door het superieure positiespel van City. Toen vleugelaanvaller Bernardo Silva na 22 minuten 1-0 maakte, had de thuisploeg 82 procent van het balbezit gehad en meer dan tweehonderd keer succesvol overgespeeld – tegenover 28 keer voor Real.

De ploeg van Pep Guardiola, die met FC Barcelona twee keer de Champions League won, in 2009 en 2011, oogst brede bewondering. The New York Times omschreef het team als „een wonder van techniek: verfijnd en gelikt en werkend in bijna vlekkeloze, mechanische synchroniciteit.” City streeft naar perfect positiespel, zo dominant en doordacht dat het soms bijna saai wordt, maar altijd nog veel aantrekkelijker dan het theatrale vechtvoetbal dat toeschouwers dit seizoen in de finales van de Europa League (Sevilla – AS Roma) en de Conference League (West Ham – Fiorentina) kregen voorgeschoteld.

Tegelijkertijd heeft de suprematie van City onmiskenbaar iets cynisch en verontrustends. De club is een exponent van een nieuwe voetbalelite die haar rijkdom niet in de eerste plaats heeft vergaard op het veld, maar te danken heeft aan een gewiekste commerciële strategie en vooral aan de oneindig diepe zakken van haar eigenaar, in dit geval een autocratisch regime van een emiraat (Abu Dhabi) met een bedenkelijke mensenrechtenreputatie. Een club ook die symbool staat voor de groeiende verschillen tussen de grote en de kleine clubs, financieel én sportief.

De rijkste club ter wereld

Manchester City is inmiddels de ‘rijkste’ club ter wereld, met een omzet van 731 miljoen euro. Ter vergelijking: Champions League-tegenstander Inter, eigendom van Chinese investeerders, krijgt jaarlijks iets meer dan 300 miljoen euro binnen, Ajax 190 miljoen. De groeiende kloof tussen rijk en ‘arm’ in het voetbal maakt competities en toernooien voorspelbaarder, zelfs de Premier League, waarin de kleinere clubs toch kunnen rekenen op meer dan 100 miljoen euro tv-inkomsten per jaar. De Financial Times berekende dat het gat tussen de top en onderkant van de Premier League sinds begin deze eeuw met 19 punten is gegroeid, terwijl het doelsaldo van de kampioen gemiddeld ieder seizoen een doelpuntje beter wordt.

City kan daar tegenin brengen dat zijn belangrijkste concurrenten óók steenrijke eigenaren hebben en het gevecht om de prijzen daarom spannend blijft. Denk aan Chelsea, vorig jaar overgenomen door de Amerikaanse durfinvesteerder Todd Boehly, dat afgelopen winter honderden miljoenen uitgaf aan nieuwe spelers en desondanks twaalfde eindigde in de competitie. Of aan Paris Saint-Germain, eigendom van oliestaat Qatar, dat in de jacht op sportief succes jaarlijks meer dan 700 miljoen euro betaalt aan spelerssalarissen, maar keer op keer teleurstelt in de Champions League. Belangrijk verschil: City gaat planmatig te werk, met een uitgekiend transferbeleid en een topcoach die al sinds 2016 voor de groep staat.

Allemaal waar, maar de ongemakkelijke waarheid is óók dat Manchester City er door de eigen competitie van wordt beschuldigd jarenlang de financiële regels te hebben overtreden. Sinds de entree in 2009 van eigenaar sjeik Mansour, lid van de koninklijke familie van Abu Dhabi en vice-premier van de Verenigde Arabische Emiraten, zou de club structureel hebben verzaakt „een getrouw beeld van de financiële positie van de club” te geven. Onder meer sponsorinkomsten werden kunstmatig opgepompt, spelers en trainers buiten de boeken om betaald. Alles om beperkingen in het kader van financial fair play te omzeilen.

City ontkent alle 115 beschuldigingen, een oordeel – in het ergste geval wordt de club enkele divisies teruggezet – kan nog maanden zo niet jaren op zich laten wachten. Tot dat moment zijn alle prijzen die de club in de wacht sleept met onzekerheid omgeven.

Lees ook: Profiel van Denzel Dumfries, die de finale speelt namens Internazionale

City-fan Ian Morris maakt zich er niet al te veel zorgen om, zegt hij. Morris vermoedt dat jaloezie een belangrijke drijfveer is achter de juridische strijd tegen zijn club. En ook al volgt een veroordeling, dan nog doet dat voor hem niets af aan de memorabele momenten die hij de voorbije jaren dankzij City heeft beleefd. „Ik zal nooit vergeten dat ik als zestienjarige met tranen in mijn ogen stond omdat we ten koste van United kampioen van Engeland werden”, zegt hij. „Daar kan niets of niemand aankomen.”

Of het zaterdagavond weer feest wordt, durft Morris niet te zeggen. Twee jaar geleden ging het mis in de Champions League-finale tegen Chelsea (0-1), nadat Guardiola – niet voor het eerst in een grote finale – onverwacht enkele wijzigingen had doorgevoerd in de basisopstelling. „Hij had er té diep over nagedacht, wilde té slim zijn,” zegt Morris. „Ik hoop dat hij zijn lesje heeft geleerd.”