Hoe dreigend en donkergrijs regenwolken er vanaf de aarde ook uit kunnen zien, op satellietfoto’s vanuit de ruimte zijn ze steevast hagelwit. Daarom is het opmerkelijk dat er boven Canada toch een grote veeg grijze wolken lijkt te hangen. Het zijn dan ook geen regenwolken, maar rookwolken, veroorzaakt door grootschalige bosbranden die het westen van Canada al ruim een maand teisteren.
In de regenschaduw van de Canadese Rocky Mountains liggen van nature droge gebieden die in het vroege voorjaar een verhoogd risico op bosbranden kennen. In een korte periode is dan het winterse sneeuwdek al gesmolten maar zijn kruiden en bomen nog niet uitgelopen. De dorre bosbodem is nog kaal en kwetsbaar.
Dit jaar viel deze brandgevoelige droge periode ongelukkigerwijs samen met ongewone weersomstandigheden, met hoge temperaturen en veel wind. Daardoor konden kleine, kortstondige brandjes uitgroeien tot enorme vuurzeeën die wekenlang bleven branden. In de maand mei is zo meer dan een miljoen hectare bos in de as gelegd.
Door de hitte van de vuren ontstonden sterke opstijgende luchtstromen waardoor af en toe ook zogeheten pyrocumulonimbi ontstonden. Dat zijn de karakteristieke paddenstoel- of aambeeldvormige onweerswolken, maar dan hoofdzakelijk bestaand uit roetdeeltjes in plaats van ijsdeeltjes en waterdamp. Deze wolken injecteerden de rook als het ware in de stratosfeer, waardoor die werd meegenomen door de straalstroom.
Satellietbeelden van NASA laten zien dat de rook zich in grote slierten over hele Noord-Amerikaanse continent verspreidden. Er ontstonden ware „rivieren van rook” temidden van de normale wolkensystemen, zoals dat ook op bovenstaande foto genomen op 20 mei 2023 te zien is. Op een hoogte van tientallen kilometers leidde dat niet tot voor mensen gevaarlijke luchtvervuiling, maar op de grond was de roet in de lucht tot diep in de Verenigde Staten wel merkbaar aan de wazige lucht en de rode zonsondergangen.
Volgens meteorologen in dienst van NASA is het niet ongewoon dat de rook van bosbranden af en toe op satellietopnamen te zien is, maar tegelijk komt het zelden voor dat ze zo langdurig aanwezig blijft en zich over zo’n groot gebied verspreidt.
Drie jaar geleden vuurde India per ongeluk een kruisvluchtwapen af in de richting van Pakistan. Het projectiel suisde op een hoogte van ruim twaalf kilometer met drie keer de geluidssnelheid het Pakistaanse luchtruim binnen om neer te komen bij de stad Mian Channu, zo’n vijfhonderd kilometer ten zuiden van de Pakistaanse hoofdstad Islamabad. Het projectiel, zo liet de Pakistaanse leiding weten, had geen lading, en er vielen geen gewonden.
Toch had het incident, dat volgens het Indiase ministerie van Defensie het gevolg was van een „storing” tijdens „routinematige onderhoudswerkzaamheden”, gemakkelijk consequenties kunnen hebben. Volgens de meeste experts was het per ongeluk afgevuurde wapen een Brahmos PJ-10 kruisraket, die kan worden uitgerust met een kernkop. In Islamabad had de lancering daarom gemakkelijk kunnen worden geïnterpeteerd als een nucleaire aanval. Een Pakistaanse overheidsfunctionaris vroeg zich tegenover persbureau Reuters af of het ongeluk betekende dat kernmacht India „in gereedheid gebrachte raketten heeft gericht op Pakistan, zonder voldoende veiligheidsmaatregelen of een command en control-systeem”. Het incident maakte bovendien nog iets anders duidelijk: de regeringsleiders van kernmachten India en Pakistan hebben geen direct communicatiekanaal om nucleaire escalatie in de kiem te kunnen smoren.
In de afgelopen week, toen het conflict tussen New Delhi en Pakistan in hoog tempo escaleerde, deed dit gemis aan een directe hotline zich ernstig voelen. In de nacht van vrijdag op zaterdag vielen er niet alleen doden door beschietingen over de Indiaas-Pakistaanse grens, maar voerden beide landen ook luchtaanvallen uit op strategische doelen diep in het achterland, zoals luchtmachtbases. In zulke omstandigheden was een verkeerde inschatting van de bedoelingen van de vijand snel gemaakt. Zaterdagmiddag lijkt het conflict afgekoeld met de bekendmaking van de Amerikaanse president Trump dat India en Pakistan een onmiddelijk staakt-het-vuren zijn overeengekomen.
Cuba-crisis
De eerste hotline was die tussen Washington en Moskou, en zag het leven na de Cuba-crisis van 1962. Terwijl de VS en de Sovjet-Unie balanceerden op de rand van een kernoorlog, duurde het twaalf uur voordat de Amerikanen het eerste codebericht van Sovjetleider Nikita Chroesjtsjev hadden ontcijferd en vertaald en voorgelegd aan de Amerikaanse president John F. Kennedy. Op dat moment was Chroesjtsjevs bericht van drieduizend woorden al achterhaald en hadden de Sovjets nieuwe eisen gesteld.
Om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen, tekenden de VS en de Sovjet-Unie in 1963 in Genève het Memorandum of Understanding Regarding the Establishment of a Direct Communications Line. De eerste hotline liep over de zeebodem van Washington naar Moskou via Kopenhagen, Stockholm en Helsinki, en was bedoeld voor het versturen van telexberichten. Als backup werd een radioverbinding via Tanger (Marokko) opgezet.
De eerste hotline tussen Washington en Moskou was een verbinding via zee waarlangs telexberichten konden worden verstuurd. Op de foto uit 1963 een teleprinter van de VS met een Russisch toetsenbord.
Foto Bettman Archive/Getty
In 1971 werd een communicatielijn via satellietverbinding in gebruik genomen, in 1984 werd de hotline op voorstel van president Reagan geüpgraded met twee faxmachines. In 2007 werd de eerste computerverbinding opgezet, via zowel satellietverbinding als glasvezelkabel en kunnen Washington en Moskou met elkaar e-mailen en chatten, maar niet bellen. De rode telefoon op het presidentiële bureau is een verzinsel van Hollywood.
Directe lijn tussen commandanten
Ook aartsvijanden India en Pakistan hebben in het verleden pogingen ondernomen om de communicatie in crisistijd te vereenvoudigen. Na de Indo-Pakistaanse oorlog van 1971 werd er een directe lijn gelegd tussen de hoogste militaire commandanten in Islamabad en New Delhi. Deze hotline tussen de twee Directors General of Military Operations (DGMO) wordt wekelijks gebruikt, maar de communicatie wordt aan beide zijden met een broodnodige korrel zout genomen.
„Een belangrijk nadeel van de DGMO-hotline is dat vanwege het diepe onderlinge wantrouwen beide partijen niet altijd even transparant zijn geweest om informatie te delen tijdens crises”, schreef de denktank Basic vorig jaar na gesprekken tussen nucleaire experts in zowel India als Pakistan. „Bovendien zijn er zorgen dat de andere partij het DGMO-kanaal zou kunnen gebruiken voor misleiding.”
Ook een tweede Indiase-Pakistaanse hotline – tussen de beide ministeries van Buitenlandse Zaken – wordt door beide partijen niet voldoende vertrouwd. In een rapport over crisisbeheersing tussen beide landen deed Basic daarom de dringende aanbeveling om te komen tot een directe lijn tussen de regeringsleiders van beide landen. Toen er in 2019 schermutselingen uitbraken aan de Indiaas-Pakistaanse grens en er luchtaanvallen over en weer werden afgevuurd, belde de Pakistaanse ambassadeur in New Delhi met de mededeling dat de toenmalige Pakistaanse premier Imran Khan zo snel mogelijk wilde bellen met collega Narendra Modi, maar kreeg hij te horen dat de Indiase minister-president op dat late tijdstip niet bereikbaar was. „Het cruciale ontbrekende deel in de Indiaas-Pakistaanse veiligheidsarchitectuur is een formele hotline van leider tot leider”, constateerde Basic vorig jaar.
Gevaarlijk, gezien de dreigementen die de afgelopen week zijn uitgewisseld tussen India en Pakistan. Twee dagen geleden waarschuwde Pakistans minister van Defensie Khawaja Asif nog voor het risico van een kernoorlog. Afgelopen zaterdag meldden de Pakistaanse strijdkrachten dat de National Command Authority(NCA), het overheidsorgaan dat beslist over de inzet van nucleaire wapens, inmiddels bijeen was geroepen – een bericht dat defensieminister Asif enkele uren later weer ontkende. De ontkenning volgde na verschillende telefoontjes van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Marco Rubio. Daarna kwam het nieuws over een staakt-het-vuren dat onmiddellijk is ingegaan.
Pakistani in de stad Multan vieren zaterdag het staakt-het-vuren tussen Pakistan en India.
Foto Shahid Saeed Mirza / AFP
<dmt-util-bar article="4892833" data-paywall-belowarticle headline="Conflict tussen Pakistan en India lijkt uitgedoofd, maar het gemis van een goede hotline was deze week goed merkbaar” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2025/05/10/conflict-tussen-pakistan-en-india-lijkt-uitgedoofd-maar-het-gemis-van-een-goede-hotline-was-deze-week-goed-merkbaar-a4892833″>
Zoals eerder voorspeld kwam de Sovjet-ruimtesonde ‘Kosmos 482’ zaterdag na vijftig jaar terug op aarde. De sonde is neergekomen in de Indische oceaan ter hoogte van het Indonesische eiland Java, dat meldt de Russische ruimtevaartorganisatie Roskosmos.
De sonde werd in 1972 gelanceerd vanuit de voormalige Sovjet-Unie en was bedoeld om als verkenningsruimteschip te landen op de planeet Venus. Het ging al mis bij het begin van de missie: de bovenste rakettrap weigerde kort na lancering dienst, waardoor de sonde al een halve eeuw in een baan rond de aarde bleef zweven.
Ruimtepuin en meteorieten komen geregeld in de dampkring terecht, en verbranden meestal volledig voor ze het oppervlak van de aarde bereiken. De Kosmos 482 is gehuld in een beschermend titanium hitteschild en werd ontworpen om de giftige atmosfeer en hoge temperatuur van Venus te doorstaan waar het 475 graden Celsius is.
„Er is een goede kans dat de landingsmodule gewoon in één stuk op aarde valt. Hij is immers ontworpen om de afdaling in de Venus-atmosfeer te overleven”, prediceerde Marco Langbroek, satellieten-spotter en lecturer Space Situational Awareness aan de TU Delft. In zijn blog voorspelde hij de landingstijd van de Sovjetsonde. Echt gevaarlijk is het relatief kleine projectiel van ongeveer een meter doorsnee en een slordige 500 kilo niet, aldus Langbroek. Het was het meest waarschijnlijk dat de sonde in zee zou landen.
Lees ook
Ruimteverkenner Sovjet-Unie valt na vijftig jaar terug op aarde – NRC
Mahler 1 door het Concertgebouworkest o.l.v. Klaus Mäkelä. Gehoord: 9/5 Concertgebouw Amsterdam. Herhaling 10/5, 13.30u. Terugkijken kan hier.
Toen het Amsterdamse Concertgebouw op 11 april 1888 voor het eerst zijn deuren opende, had Gustav Mahler net de laatste hand gelegd aan zijn Eerste symfonie. Nou ja, het zou nog tot 1896 duren voor het werk zijn definitieve vorm vond, maar het is een prikkelende gedachte dat twee muziekinstituten van formaat tegelijkertijd ‘van wal staken’. Een beetje als met de geliefden in een romcom: ze kenden elkaar nog niet, maar ze waren voor elkaar bestemd, de mooiste zaal en het grootste symfonische oeuvre.
Honderdzevenendertig jaar en vier weken later gaven het Concertgebouworkest en zijn aankomend chef-dirigent Klaus Mäkelä een gloedvolle lezing van die Eerste, het startschot van het tien achter elkaar uitgevoerde symfonieën in het derde Mahler Festival.
Mäkelä had er zin in: hij kwam de trap al af toen er nog gestemd moest worden, bleef na een paar treden staan en trok zich nog even terug. Zodra hij op de bok stond gaf hij de houtblazers volop ruimte om hun klank te boetseren tegen het achterdoek van zinderende strijkers, en ook toen de celli het eerste thema inzetten bleven de blazers de boventoon voeren. Er volgden geweldig naturel uitgevoerde versnellingen, schitterend fluisterzacht spel; de daverende climax van het eerste deel voelde verdiend.
Lees ook
De grote NRC Mahler Symfonieëngids
Mäkelä’s meesterschap
In het tweede deel vergrootte Mäkelä het contrast uit tussen de opgewonden, wat logge Ländler en het elegante trio, wat goed werkte als opmaat naar het derde deel, de treurmars op ‘Vader Jacob’ in mineur die het emotionele zwaartepunt van de symfonie vormt. De opeenvolgende inzetten van contrabas, fagot en cello werden met veel persoonlijkheid gefraseerd, culminerend in de verrukkelijke tubasolo van Perry Hoogendijk. Hoe mooi ook van klank, de ijzeren marspuls kreeg er wel iets wolligs door, wat afdeed aan de noodlottigheid.
De finale was daarna een voortreffelijke geleide tocht annex achtbaanrit door het ene na het andere sublieme muzikale landschap. Hoe de hoge intensiteit van de openingssectie schoorvoetend naar een lyrische langzame passage scharnierde: je weet dat Mäkelä zulke transities als geen ander kan vormgeven, maar het meesterschap blijft verbluffend.
Kleindochter Marina Mahler was erbij, en ook voormalig Concertgebouwdirecteur Martijn Sanders, onder wiens leiding in 1995 het tweede Mahler Festival plaatsvond.
Klaus Mäkelä dirigeert het Concertgebouworkest in Mahlers ‘Eerste symfonie’ op het Mahler Festival. Foto Eduardus Lee