Minder uithuisplaatsingen is niet uitsluitend goed nieuws

Raad voor de Kinderbescherming De Raad verzocht vorig jaar veel minder vaak om een uithuisplaatsing. Over de oorzaak daarvan is nog weinig bekend.

Een instelling voor kinderen die tijdelijk niet thuis kunnen wonen in Heerhugowaard.
Een instelling voor kinderen die tijdelijk niet thuis kunnen wonen in Heerhugowaard. Foto Olivier Middendorp

Het lijkt goed nieuws: het aantal verzoeken om een kind uit huis te plaatsen is vorig jaar met ongeveer een kwart gedaald, bleek dinsdag uit het jaarbericht van de Raad voor de Kinderbescherming. Naar het terugdringen van uithuisplaatsingen wordt al lang gestreefd en nu er meer aandacht is voor de schadelijke effecten ervan is er – zeker na berichten over de vele uithuisplaatsingen bij toeslagengezinnen – veel kritiek op de zware jeugdbeschermingsmaatregel.

In 2021 vroeg de Raad voor de Kinderbescherming 1.997 keer om een uithuisplaatsing bij de rechter, in 2022 nog maar 1.572 keer. De daling is al sinds 2018 gaande, maar niet eerder ging het zo hard. Toch zijn de nieuwe cijfers voor de Raad geen reden om de vlag uit te hangen. „Daarvoor weten we nog te weinig”, zegt woordvoerder Jeroen Duivestijn.

Geen hulp beschikbaar

Bij vermoedens van kindermishandeling wordt eerst advies- en meldpunt Veilig Thuis ingeschakeld. Zijn er ernstige signalen, dan wordt de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) gevraagd uitgebreider onderzoek te doen. Dat gebeurde in 2022 veel minder vaak. Er wordt, zegt Duijvestijn, steeds intensiever gezocht naar oplossingen om een uithuisplaatsing te voorkomen. „Iedereen is ervan doordrongen dat het een laatste redmiddel moet zijn. In sommige regio’s gaat dat erg goed en is er samenwerking tussen alle partijen die om zo’n gezin heen staan, zoals de schuldhulpverlening en de volwassenen-ggz. Dat moet ook, want er spelen vaak meerdere complexe problemen.”

Tegelijkertijd komt het vaker voor dat raadsonderzoekers geen ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing adviseren, terwijl die wel nodig is. De reden: de benodigde hulp is er niet. „Wij horen van onze raadsonderzoekers dat zij terughoudender zijn met het vragen van een kinderbeschermingsmaatregel omdat ze weten dat er geen jeugdbeschermer beschikbaar is”, zegt Duivestijn. Al sinds 2019 constateren de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid dat er grote personeelstekorten en wachtlijsten zijn bij organisaties in de jeugdbeschermingsketen.

De cijfers van de Raad voor de Kinderbescherming geven ook geen volledig beeld. Het exacte aantal uithuisplaatsingen wordt in Nederland niet bijgehouden en ook zonder advies van de RvdK kan een kind uit huis worden geplaatst, bijvoorbeeld als er al sprake was van een ondertoezichtstelling.

Lees ook dit interview met Peter Dijkshoorn: ‘Niemand slaat zijn kind voor de lol’

‘Goede beweging’

De oorzaken van de daling van het aantal verzoeken om een jeugdbeschermingsmaatregel, moeten volgens de Raad nader onderzocht worden. Dat vindt ook niet-praktiserend jeugdpsychiater Peter Dijkshoorn – die als ‘landelijk ambassadeur’ meedenkt over hoe de jeugdzorg kan worden verbeterd.

Dat er minder vaak een beroep is gedaan op de Raad voor de Kinderbescherming stemt hem voorzichtig positief. „Ik interpreteer dit als een goede beweging, die wel te verklaren is vanuit een aantal ontwikkelingen die gaande zijn. Op steeds meer plekken is het besef dat een uithuisplaatsing tot meer schade dan goeds kan leiden en zoeken we dus naar betere oplossingen.”

Een volgende stap, zegt Dijkshoorn, is het maken van goede analyses van hoe problemen in een gezin zijn ontstaan en hoe daar weer uit te komen is. „Eigenlijk moet na elke uithuisplaatsing grondig onderzoek worden gedaan: wat kunnen we van de geschiedenis van dit gezin leren? Hoe beter je dat begrijpt, hoe beter je kunt beoordelen of een uithuisplaatsing wel de juiste maatregel is.”