‘Wij willen winnen, en als dat nu even niet kan met een Nederlander, dan doen we dat met een buitenlander’

Richard Plugge: „Tien jaar geleden ben ik begonnen met de ploeg. Er zaten veel ups bij, maar ook veel downs.”


Foto John van Hamond

Interview

Wielrennen Met de eindoverwinning in de Tour de France bereikte Richard Plugge (53) zijn ultieme doel. Veel tijd om bij het succes stil te staan, gunde de baas van wielerploeg Jumbo-Visma zich niet. „Het doel schuift elke keer op.”

Nu Richard Plugge met zijn Jumbo-Visma-wielerploeg de Tour de France heeft gewonnen, wordt hij vaak gevraagd om een praatje te houden. Bij sponsoren, bedrijven, bij iedereen eigenlijk. Over hoe je zoiets bereikt.

Is daar dan een eenduidig antwoord op te geven? „Ja”, zegt Plugge resoluut. Een echt managementverhaal, over het belang van bedrijfscultuur en duidelijke doelstellingen. Want wat Plugge bij die praatjes geregeld opvalt, zegt hij, is dat veel bedrijven die hij bezoekt geen duidelijke doelen hebben. „Ik begin dan met de vraag: ‘Wie weet precies waar dit bedrijf naartoe gaat?’ Het management op de eerste rij steekt z’n hand op. Maar daarachter zitten ze elkaar vaak een beetje aan te kijken.”

Wat hij ook vaak vraagt: wie wil er een keer naar Santiago de Compostela lopen? „Dat zijn er altijd een stuk of vier, vijf. En dan zeg ik: ‘Wanneer ga je dat doen?’ ‘Ja, als ik tijd heb’, zeggen mensen dan. Maar wíl je het echt graag? Wanneer ga je dan regelen dat je drie maanden vrij neemt?”

Ergens van dromen zonder er werk van te maken, zo zit Richard Plugge niet in elkaar. „Dat vind ik zonde van mijn energie”, vertelt hij in een café in Leiden, in de buurt van zijn woonplaats Oegstgeest. Voor de gelegenheid heeft hij een Jumbo-Visma-pin op zijn jasje gespeld, zoals hij altijd het embleem van de ploeg draagt wanneer hij aan het werk is.

Afgelopen zomer bereiken Plugge en zijn wielerploeg hun ultieme doel, tien jaar nadat hij eigenaar en directeur was geworden van de ploeg. De Tour winnen: een doel dat al jaren daarvoor was geformuleerd, op de voormalige babykamer van zijn zoon en dochter, toen de ploeg in 2015 in een diepe crisis verkeerde.

In een van de spectaculairste grote rondes van de afgelopen jaren is Jumbo-Visma te sterk voor de rest van het peloton, en voor de Sloveense titelverdediger Tadej Pogacar in het bijzonder. In Parijs is de eer om de gele trui aan te mogen trekken voor de jonge Deen Jonas Vingegaard.

Het besef dat de Tourwinst van Vingegaard binnen was, daalt bij Plugge in tijdens de laatste tijdrit. Hij kijkt de finish op een tv in een ploegleiderswagen met Merijn Zeeman, sportief directeur, en Mathieu Heijboer, performance manager. „Toevallig het clubje dat er al die jaren al bij was, en ook het clubje dat het meest zenuwachtig was.”

Met z’n drieën zien ze die zaterdagmiddag in juli Wout van Aert de etappezege pakken. Juichend wacht de Belg zijn Deense ploeggenoot Vingegaard bij de finish op. Plugge pinkt in zijn auto een zeldzaam traantje weg, zegt hij. „Dit was echt samen winnen. De opluchting speelde ook mee natuurlijk. Er zit spanning op: gaan we het halen? En gewoon ook: tien jaar hè. Tien jaar geleden ben ik begonnen met de ploeg. Er zaten veel ups bij, maar ook veel downs.”

Hoe lang kunt u van dat succes genieten? Merijn Zeeman zei: maximaal twee dagen,

„Nou, korter. Ik kijk al snel weer vooruit. Maar ik geniet er nog steeds van dat ik dit bereikt hebt.”

Plugge verbetert zichzelf. „Jonas heeft gewonnen, ik niet. Ik geniet ervan dat we met elkaar dit doel bereikt hebben. Tot het moment dat we afscheid hebben genomen op de maandagochtend na de Tourzege, dan denk ik alweer: wat is het nieuwe vijfjarenplan? Hoe past volgend jaar daarin? Vorig jaar was het: hoe winnen we volgend jaar wél? En nu is het: hoe gaan we dat volgend jaar herhalen? Hoe gaan we het beter doen?”

En wat zou nog beter zijn?

„Dat is een goede vraag. Ik denk dat beter is: nog een keer de Tour winnen en nog een paar andere wedstrijden. Wat ik persoonlijk heel mooi vind is Parijs-Roubaix.” Die heeft Jumbo-Visma nog nooit gewonnen. „Dat is zo’n iconische wedstrijd. En zo staan er meer op het verlanglijstje.

„Het doel schuift elke keer op. Eerst was het doel om in 2020 met Steven Kruijswijk op het podium te staan, dat stond hij een jaar eerder. Toen wilden we binnen vijf jaar de Tour winnen, dat is nu ook gelukt. En nu willen we dat vaker doen. Zodat we straks terugkijken op dit decennium en dat niemand eromheen kan dat wij de allerbeste waren.”

Richard Plugge (7 december 1969) noemt zichzelf een sportgek, met als grootste liefde het wielrennen. Hij leert het fietsen kennen door een jongetje dat bij hem in de straat woont, in Zoetermeer, waar hij opgroeit. Kortstondig koestert hij in zijn tienerjaren de hoop om prof te worden. „Toen was ik zestien, denk ik. En dan vraag je je af: goh, hoe ver kan ik komen? Maar ik kwam er heel snel achter, gelukkig, dat er jongens waren die zoveel harder konden fietsen dan ik.”

In zijn carrière blijft Plugge in de buurt van het profwielrennen. Vooral als hij op zijn 29ste hoofdredacteur wordt van het blad Fiets, nadat hij uit eigen beweging een voorstel had ingestuurd over hoe dat beter kan worden. Daarna wordt hij door uitgeverij Sanoma gevraagd om ook het blad Sportweek te hervormen: de titel wordt uiteindelijk, na een samenwerking met nu.nl, omgedoopt tot NUSport,

Rond de tijd dat Plugge bij Fiets komt te werken, belandt hij in het ziekenhuis met een longembolie. Even denken zijn doktoren aan non-hodgkin, een vorm van lymfeklierkanker, maar dat blijkt het niet te zijn. „Dat was heel heftig en heeft veel impact op me gehad”, zegt hij. „Sindsdien denk ik: als het zo snel kan gaan, is het volgens mij veel beter om vooruit te kijken en leuke dingen te gaan doen dan om terug te kijken. Dat is een waste of energy. Ik zie wel wat er op mijn pad komt. En zo ben ik bij de wielerploeg terechtgekomen, ik heb het nooit zo gepland.”

Dat gaat zo: in 2012 wordt Plugge gevraagd als perschef van de Rabobankploeg. Nog geen half jaar later implodeert daar de boel. Rabobank trekt zich terug als sponsor vanwege de dopingschandalen die het wielrennen in die jaren teisteren.

Dankzij de hulp van toenmalig directeur Harold Knebel krijgt Plugge de kans om de ploeg, en de bijbehorende licentie om op het hoogste niveau te koersen, over te nemen. Rabo geeft hem zelfs een ‘bruidsschat’ mee door nog twee jaar op de achtergrond als sponsor aan te blijven. „Het waren de jaren waarin wielrennen er niet goed op stond. Lance Armstrong had bij Oprah Winfrey bekend wat hij had gedaan. Ik moest mezelf verdedigen als ik op een feestje stond, mensen keerden zich af van de sport. Toen heb ik gezegd: ik wil het wielrennen teruggeven aan de fans.”

Uw vrouw vertelde dat u twijfelde over die baan als perschef bij de Rabobankploeg. Waarom was dat?

„Het is toch een onzeker bestaan. Ik wist dat het een megaverandering zou zijn. Ik zat prima bij Sanoma, en ik kreeg toevallig in dezelfde week nog een andere aanbieding. Dus het aloude denken aan bestaanszekerheid speelde mee. Alleen ja, het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Ik dacht: ik moet het echt wel gaan doen, dit is zo gaaf.”

Een half jaar nadat u was begonnen, maakte Rabobank bekend te stoppen als geldschieter.

Droogjes: „Ja, mijn voorgevoel, mijn angst voor het in gevaar brengen van mijn bestaanszekerheid klopte. Er waren toen mensen die zeiden: geef mij maar een zak geld en dan ben ik weg. Maar ik vond dat ik zekerheid moest creëren voor mezelf en de mensen die daar werkten. Dus ik zei: volgens mij heeft iedereen er meer aan dat we nog tien jaar bestaan, dan dat je nu een zakje geld krijgt. Toen had ik echt zoiets van: nu wil ik het voortzetten ook.”

Hoe gaat zoiets, een wielerploeg overnemen?

„Het is een bv. De Rabobank wilde er vanaf, en ik wilde hem wel hebben. Het is gewoon alsof je een winkel overneemt, een kwestie van het kopen van wat aandelen, en toen stonden de ploeg en de licentie op mijn naam.”

Was het een grote transactie?

Een lachje: „Nee.”

Wilde de Rabobank er zo graag vanaf?

„Ja, ze wilden er graag vanaf.”

Plugge wil er verder niets over kwijt, vanwege afspraken met de Rabobank mag hij niks over de overnamesom van de ploeg zeggen.

Waar wel heel veel geld mee gemoeid was, zegt Plugge, was dat de Rabobank besloot de ploeg na de overname nog twee jaar te sponsoren. „Dat gaf ons een serieuze kans om die doorstart te kunnen maken.”

Die eerste jaren nadat u de ploeg had overgenomen, was het middelmaat troef. U noemde uw ploeg in die periode in een interview ‘het kneusje van het peloton’.

Opnieuw een lachje. „Ja, we waren la risée. Dat was vervelend. Voor mij, Merijn, voor iedereen in het team. Het was een periode van overleven, drie jaar lang. Rabo stopte, [sponsor] Belkin kwam, Belkin stopte. Het was telkens zoeken naar sponsoren. Het dieptepunt was 2015, in dat jaar wonnen we maar zes keer. Er ging toen eigenlijk niks goed. Het was een culminatie van alle ellende die de jaren ervoor was opgebouwd.”

Wat kwam er allemaal bij elkaar?

„We moesten de kosten drukken, dat is nooit leuk. En verandering. Waar ik heilig in geloof, is dat mensen alle verandering als een verslechtering ervaren, zelfs als het een verbetering is. Zo gebeurde er continu wel iets wat weer voor onrust zorgde.”

Merijn Zeeman vertelde dat de kritiek die hij en u kregen heftig was. Persoonlijk ook. Hoe was dat voor u?

„Pijnlijk, je komt erachter dat je vrienden van de pers niet je vrienden zijn. Terecht natuurlijk, maar je ziet opeens de mensen die je al jaren kent van een andere kant. Dat was even slikken. En door alle kritiek werden mensen en sponsoren om ons heen onrustig. Daar moet je doorheen.”

Wat ziet u als het sportieve dieptepunt van die periode?

„Zo!” Plugge is even stil, denkt na. „Het dieptepunt van de ploeg is toch wel de introductie van de tijdritfiets in de Tour van 2014. We stonden met Bauke [Mollema] en Laurens [ten Dam] in de top tien, en toen gingen we in de tijdrit een fiets introduceren die helemaal nog niet klaar was. Wij waren er ook niet klaar voor, en zo ging aan alle kanten alles mis. We verloren ook nog even een flink aantal plekken.”

Het servicecentrum van Team Jumbo-Visma in Den Bosch.

Waarom heeft u dat toen toch gedaan?

„Er waren veel te veel redenen om het te doen: omdat we aan het overleven waren, omdat Belkin vertrok, omdat ik met het financiële plaatje voor het volgende jaar zat, omdat we fietsleverancier Bianchi tevreden moesten houden. Maar dat neem ik mezelf het meeste kwalijk van de afgelopen tien jaar. Van die beslissing denk ik: potverdorie, we hadden gewoon moeten zeggen dat we dit niet gingen doen.”

Er werd in 2016 in de pers geschreven over een schrikbewind.

„Ik weet wel waar dat vandaan komt. Er zijn altijd een paar mensen die proberen de boel te saboteren omdat ze het niet eens zijn met de veranderingen die wij wilden doorvoeren. Ik weet dat er een aantal mensen zo kritisch waren dat ze lekten naar de pers. Dan krijg je: schrikbewind.”

Wat heeft u gedaan met de mensen van wie u vond dat ze saboteerden?

„Mensen zijn vertrokken of gevraagd te vertrekken. Kijk, 10 procent is tegen, 10 procent is heel erg voor. En je hebt de massa die meebeweegt met waar de macht ligt. Als je die negatieve kant niet meer mee kan krijgen, dan moet je daarop ingrijpen. Je moet niet onderschatten wat de invloed van een of twee personen kan zijn. Het zijn de rotte appels in de mand die anderen kunnen aansteken.”

En dan moet je zo zakelijk zijn om …

„Ja, ik ben verantwoordelijk voor tweehonderd mensen. Als er dan een of twee mensen vervelend zijn, moet je dan voor hen kiezen of voor die 198 anderen? Daar ben ik heel zakelijk in. Dat wordt me wel eens nagedragen, en dat is niet geheel onterecht. Voor mij gaat het collectief bijna altijd boven het individu, soms zelfs ten koste van mezelf.”

Op welke momenten was dat aan de orde?

„Dat weten niet heel veel mensen, maar ik heb er in het verleden financieel echt heel veel aan gedaan om ervoor te zorgen dat we konden voortbestaan.”

U bedoelt dat u eigen geld erin geïnvesteerd heeft? Waar moeten we dan aan denken: spaargeld, een tweede hypotheek?

„Nee, nee, daar hoeven we verder niet te diep op in te gaan, maar ik heb er flink veel geld ingestoken in de beginjaren. Het kon niet anders. Mensen om me heen zeiden in die tijd wel eens: ‘Je moet ook voor jezelf zorgen.’ Maar ik vond dat we door moesten met de ploeg, en dan zou de rest wel goedkomen. Daar geloofde ik heel erg in.”

In het crisisjaar 2015 trekken Plugge en Zeeman de conclusie: het moet anders. Dat is het moment dat ze zich terugtrekken in de voormalige babykamer van Plugges kinderen Tristan en Laura. De ploeg is al bijna drie jaar onder zijn hoede, maar pas dan voelt Plugge de „headspace” om verder vooruit te kijken, dankzij de komst van de nieuwe sponsoren Lotto en Jumbo.

De Tour winnen is „hun enige doel”, concluderen de twee mannen die dag, maar om dat te bereiken is „een cultuurverandering” nodig. „In die eerste drie jaar kregen we het niet voor elkaar om mensen 100 procent voor elkaar te laten werken. Wij wilden iedereen op geletruiniveau”, zegt Plugge.

Maar eerst mogen alle medewerkers, van renner tot mechanieker, vertellen wat er allemaal schort aan de ploeg. „Daaruit bleek dat de betrokkenheid niet goed was, mensen wisten niet wat we nou aan het doen waren, wat het grote plaatje was. Precies waar ik het in mijn praatjes voor bedrijven nu over heb. En zo was er meer: waardering bijvoorbeeld, een schouderklopje. Daar was er te weinig van.”

Zeeman en hij laten het over zich heenkomen, zegt Plugge. „Daarna hebben we gevraagd: oké, en nu dan? Hoe zou jíj het dan willen? Merijn heeft flipovers volgeschreven.” Al die opmerkingen worden gedestilleerd tot tien regels, die intern de ‘Blanco Koers’ worden genoemd; waarden en normen waar iedere werknemer zich aan moet houden en die vanaf dat moment strak worden nageleefd. „En toen waren we een jaar verder, waarin we veel geduld hebben gehad, maar we waren er wel. Want hier konden we elkaar op aanspreken.”

Het duurt niet lang voordat de cultuurverandering terug is te zien op de fiets, zegt Plugge. Omdat de ploeg niet het hoogste budget heeft, wordt ingezet op het opleiden van jonge talenten. „Daar hebben we grote stappen in gemaakt.” Ook in voedings- en trainingsleer investeert de ploeg veel – Jumbo-Visma geldt sindsdien als een van de voorlopers in het peloton. Renners Robert Gesink en Steven Kruijswijk zijn de ploeg in alle jaren trouw gebleven. Daarnaast komen nieuwe talenten Dylan Groenewegen en Primoz Roglic in 2016 bij de ploeg. Plugge: „Dat een jongen als Dylan voor ons koos, dat deed heel veel. Hij zei: ‘Ik ga hier gewoon winnen.’ En toen ze ook wonnen, allebei een etappe in de Tour van 2017, begon iedereen erin te geloven.”

In de afgelopen drie jaar heeft Jumbo-Visma twee keer de prijs voor beste wielerploeg in ontvangst mogen nemen. Waar bent u het meest trots op?

„Dat ik de indruk heb dat het wielrennen weer door heel veel mensen leuk gevonden wordt, en dat wij daar een bijdrage aan geleverd hebben. Dat was wat ik in 2012 wilde: de sport teruggeven aan de fan.”

Schrijft u dat op uw eigen conto?

„We hebben het met ons team, met elkaar bereikt, door onze manier van rijden. En nou ja, ik ben uiteindelijk eindverantwoordelijke voor het resultaat en je kunt me altijd overal op afrekenen, dus ook hierop. Zonder anderen was dit niet gelukt, dat weet ik heel goed, maar ik denk wel dat ik er een belangrijke rol in heb gespeeld.”

Met het succes kwam ook kritiek: bijvoorbeeld over het ketonengebruik van renners van uw ploeg. Wat vindt u van die discussie?

„Ik ben me ervan bewust dat mensen kritiek hebben, natuurlijk, maar pressure is a privilege. Dat hoort erbij. Mensen in het wielrennen zitten nou eenmaal zo in elkaar dat als de ene renner het beter doet dan de ander, ze dan denken dat er iets fout zit. Wij kiezen ervoor om transparant te zijn over ketonen, deze discussie is daar een gevolg van.

„Laat ik het je vragen: zijn ketonen doping of niet?”

Het staat niet op de dopinglijst.

„Zo zie ik het ook: het staat niet op de dopinglijst, dus het is geen doping. Het is geen medicijn maar een voedingssupplement, net als vitamine C en zo, waar nog onderzoek naar wordt gedaan of het helpt. Wij denken te weten dat het hier en daar kan helpen, maar lang niet al onze renners gebruiken het, want het is een vies drankje.”

De MPCC, het samenwerkingsverband van ploegen voor een geloofwaardige wielersport, is tegen het gebruik van ketonen.

„Ik vind het echt ondermijnend dat de MPCC zegt dat het niet mag. Ze hebben zich niet voldoende laten informeren, want eigenlijk zeggen ze: vitamine C mag niet. Op basis waarvan?”

Uw ploeg was lid van de MPCC, maar u bent eruit gestapt. Wat is er veranderd?

„Dat er dankzij het goede werk van de wereldwielerbond UCI en de Anti-Doping Foundation van het wielrennen [de CADF, later opgegaan in antidopingbureau ITA] heel grote stappen zijn gezet op het gebied van doping. De MPCC heeft daar sinds de oprichting in 2007 als beweging een belangrijke stem in gehad, maar nu is hun bestaansrecht voorbij.

„Toch verzinnen ze telkens iets nieuws om in leven te blijven. De MPCC is geen officiële instantie, maar hanteert voor de ploegen die zich hebben aangesloten regels en methoden die strenger zijn dan die van de UCI. Ik ben heel streng anti-doping, maar het moet voor iedereen rechtvaardig zijn. Het kan niet zo zijn dat een clubje zegt: wij zijn net iets schoner dan de rest. Dan saboteer je het hele wielrennen.”

U zegt: ik ben strikt anti-doping. Is het dan verstandig om Jan Tratnik aan te trekken van Bahrain-Victorious, een ploeg waarbij de Franse politie de afgelopen twee jaar twee keer binnenviel vanwege verdenkingen van het gebruik van doping?

„Wij volgen ons interne, morele kompas. We voeren met iedere werknemer, renner of anders, een open gesprek over doping. Voordat je bij ons binnenkomt, moet je langs ons medisch management. We trekken renners na, via de UCI kun je vrij makkelijk inzicht krijgen in alle waarden die ze de afgelopen jaren hebben aangeleverd. We wijzen ook wel eens een renner af omdat we niet 100 procent zeker weten of hij iets verkeerds heeft gedaan. Voor Jan staat in alle facetten het licht op groen, dus dan is er geen enkele reden om niet met hem te werken.”

U behaalde het grootste succes van de ploeg, het winnen van de Tour de France, met maar één Nederlander in de ploeg: Steven Kruijswijk, in een knechtenrol. De ploeg is door de jaren heen steeds minder Nederlands geworden.

„Wij willen winnen, en als dat nu even niet kan met een Nederlander, dan doen we dat met een buitenlander. Dusan Tadic was de afgelopen jaren de belangrijkste speler van Ajax, dankzij hem wonnen ze internationaal. Dan is dat maar zo.

„We zijn wel degelijk een Nederlandse ploeg: we organiseren honderdvijftig dikkebandenraces door het hele land, we hebben een Academy waarmee we het land ingaan, we hebben een Development Team waarin we Nederlandse renners opleiden. Dus we dragen enorm veel bij aan het Nederlandse wielrennen.”

Foto John van Hamond

De Rabobank wilde winnen met Nederlandse renners. Is die ambitie verschoven?

„Ja, 100 procent.”

Dus u ziet de Tour winnen met een Nederlander niet als het hoogst haalbare?

„Nee hoor, dat maakt me niet uit. Als iemand bij ons is opgeleid via de Academy en het Development Team en dan de Tour voor ons zou winnen, dan zou ik dat heel tof winnen. Maar ik wil liever per se dé sportploeg van dit decennium worden en van onze ploeg een wereldmerk maken door zoveel mogelijk te winnen.”

Hoe kijkt u terug op het mislukte project met Tom Dumoulin, een Nederlander die de potentie had om de Tour te winnen?

„Dat is helaas niet geworden wat het had kunnen worden. Voor hem niet en voor ons niet. Zonde. Hij heeft in 2020 een geweldige Tour gereden waarin hij zevende werd en hij Primoz hielp om zover mogelijk te komen. Maar in klassementen in grote rondes is het niet geworden wat we hadden gehoopt.”

Neemt u zichzelf daarin iets kwalijk?

„Nee, we hebben daarvan geleerd dat we moeten focussen op waar we goed in zijn: zelf zulke ronderenners opleiden en ontwikkelen. Kijk naar Jonas en Primoz, ze zijn bij ons begonnen en doorgegroeid. Voor Wout van Aert geldt hetzelfde, die had potentie maar was nog een veldrijder toen hij bij ons kwam. We hadden moeten beseffen dat we niet zomaar een ster kunnen aannemen, omdat die een eigen manier van werken heeft die misschien niet bij ons past. Bij Tom was dat het geval, de chemie was er gewoon niet. Maar op dat moment was het een no-brainer voor ons. Dus ja. Altijd makkelijk om achteraf te praten.”

Dus dan is de les: we nemen geen gearriveerde ronderenners meer aan en …

„… vervolgens halen we Wilco Kelderman. Nee, dat klopt. Tegelijkertijd willen we goede renners hebben. We gaan straks naar elke grote ronde om te winnen. Dus dan heb je een sterke en brede selectie nodig en moet de tweede lijn echt heel goed zijn. Tot het laatst moeten we met renners rondrijden in bergetappes die daartoe in staat zijn, en Wilco is dat. We hebben hem niet aangenomen om een grote ronde te winnen, al kan hij dat waarschijnlijk wel, maar hij is vooral gehaald om de breedte van de top te versterken.”

Hoe houdt u al die toppers in het team tevreden?

„Door hele goede afspraken te maken. Daar speelt Merijn een grote rol in. De gesprekken die we daarover voeren, lopen de hele winter door. Zo zorgen we ervoor dat we in december een plan hebben waar iedereen achterstaat, omdat renners weten dat ze hier een kans krijgen, maar dat er dan ook verwacht wordt dat ze zich 100 procent inzetten voor het collectief.

„Ik denk dat wij afgelopen Tour hebben laten zien dat wij op dat vlak het verschil kunnen maken. Kijk naar Wout, die heeft zijn eigen kansen gehad in de Tour, én gepakt, en vervolgens heeft hij zich helemaal uit elkaar getrokken voor Jonas. In de laatste tijdrit krijgt hij dat dan weer terugbetaald. Dat is geweldig.”

Vond u dat het mooiste moment van de afgelopen Tour?

„Nee, dat was toch echt de etappe naar de Col du Granon. Dat was de ultieme etappe, de mooiste van de afgelopen tien jaar. Dat was zo’n mooie teamprestatie, iedereen in de ploeg speelde een grote rol: Christophe Laporte in de afdaling van de Col du Télégraphe waardoor Pogacar alleen kwam te zitten, Jonas en Primoz die Pogacar omstebeurt aanvielen, Wout die vooruit zat en op de Galibier wachtte om daarna zijn teamgenoten terug aan de kop van de wedstrijd te brengen. We hadden het zo bedacht, en dat het dan precies zo lukt en uitpakt, dat vind ik de schoonheid van wielrennen.”