N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Volksgezondheid Corona zorgde voor een dip in de sportdeelname die nog steeds doorwerkt, zo blijkt uit een studie in opdracht NOC-NSF.
Sinds de coronapandemie wordt in Nederland door minder mensen gesport. Dat blijkt uit een jaarlijks onderzoek in opdracht van sportkoepel NOC-NSF over 2022 dat maandag verscheen.
Nederland kende in 2022 bijna 9.5 miljoen inwoners tussen de 5 en 80 jaar die wekelijks sporten. Dat zijn er 700.000 minder dan in 2019, het jaar voor het coronavirus uitbrak.
Naast de groep van 9,5 miljoen wekelijkse sporters, was er in 2022 een kleinere groep mensen die maandelijks sport: 1,4 miljoen mensen. Vorig jaar waren 4,3 miljoen mensen lid van een sportclub. Zo’n 5 miljoen mensen tussen de 5 en 80 jaar sport niet of minder dan één keer per maand. De definitie van sport in het onderzoek, uitgevoerd door Kantar Public, is ruim en gaat van een wekelijkse wandeling tot sporten bij een vereniging.
De coronacrisis nam een flinke hap uit de sportdeelname in Nederland. In het tweede coronajaar 2021 was de grootste dip te zien: toen werd door minder dan 9 miljoen mensen wekelijks gesport. Dat is 9 procentpunt minder dan in 2019, toen nog 10,2 miljoen mensen dat deden.
Inmiddels treedt wel weer herstel op, maar dat gaat niet bij alle groepen even hard. Met name jongeren in de leeftijd 13 tot 18 blijven achter, net als lager- en middelbaar opgeleiden. Dat is problematisch, zegt Marc van den Tweel, algemeen directeur van NOC-NSF: „Sportplezier en het positieve effect op de mentale en fysieke gezondheid moeten voor iedereen in ons land beschikbaar en bereikbaar zijn. We hebben als georganiseerde sport de verplichting om meer met deze groepen te praten, hun behoeften beter in kaart te brengen en passend aanbod te creëren.”
Voor tieners tussen de 13 en 18 geldt dat 66 procent in 2022 wekelijks sportte. In 2019 was dat nog 75 procent. „Deze jongeren hadden nog amper een sportroutine opgebouwd en die is [door lockdowns] volledig onderbroken”, zegt Van den Tweel. Daarbij is, nog los van corona, al jaren een dalende sporttrend te zien onder tieners, in elk geval bij verenigingen. Uit een NOC-NSF-onderzoek over sportgedrag van februari dit jaar, blijkt dat jongeren „vaste trainingstijden en verplichtingen” onder meer als bezwaren zien.
De sportdeelname van jongere kinderen, 5 tot en met 12 jaar, veerde na coronajaren 2020 en 2021 wel grotendeels terug. Daarbij sport deze groep sowieso al meer dan de tieners: 76 procent deed dat in 2022 wekelijks. In 2019 was dat een kleine 80 procent.
Opleidingsniveau heeft daarnaast een grote invloed op sportparticipatie. Minder dan de helft (45 procent) van lageropgeleiden sportte vorig jaar minstens één keer per week. Bij de hogeropgeleiden was dat ruim twee derde (68 procent). Middelbaar opgeleiden zitten daar met 56 procent ongeveer tussenin.
Zowel de groep mensen met een lager of middelbaar opleidingsniveau is de coronasportdip bovendien nog lang niet te boven, als dat al gaat gebeuren. NOC-NSF spreekt van „een tweedeling”. Uit het eerdere onderzoek over sportgedrag blijkt dat lageropgeleiden geld relatief vaak als een belemmering zien om te sporten. Ook komen ze vaker uit een omgeving waar weinig wordt gesport.