Sigrid Kaag: ‘We moeten gewoon weer binnen onze marges gaan leven’

Minister van Financiën Sigrid Kaag. Foto Bart Maat


Foto Bart Maat

Interview

Sigrid Kaag, minister van Financiën Het geld kan dus wel op, blijkt uit de voorjaarsnota van het kabinet. Bijna ieder ministerie moet bezuinigen.

Het geld kon niet op, zo leek het de afgelopen jaren in Den Haag. Crisis na crisis werden door het kabinet miljardenpakketten opgetuigd. Maar die tijd is voorbij, zegt minister van Financiën Sigrid Kaag nu. „De boodschap is dat niet alle wensen meer gehonoreerd kunnen worden.”

Het is deze boodschap die Kaag, behalve schatkistbewaarder ook vicepremier van kabinet-Rutte IV en partijleider van D66, verkondigt in de Voorjaarsnota. In die Voorjaarsnota, de tussentijdse bijstelling van de jaarlijkse Rijksbegroting, doet ze iets wat het kabinet in geen jaren deed: bezuinigen.

Vorig jaar was het kabinet in het voorjaar nog gul. Er gingen kort na de Russische inval in Oekraïne miljarden euro’s extra naar Defensie. Het minimumloon ging versneld omhoog om de energieklap voor lage inkomens op te vangen. Datzelfde jaar volgden nog meer noodgrepen om de schokken van de energiecrisis en de hoge inflatie te dempen. Het was de beproefde methode waarmee het vorige kabinet eerder de coronacrisis te lijf was gegaan: met veel geld, heel snel.

De Voorjaarsnota van 2023 breekt met die jonge traditie. Met de kaasschaafmethode schraapt Kaag van bijna elk ministerie wel wat van de uitgaven af. De bijna gratis kinderopvang wordt met twee jaar uitgesteld, het STAP-budget voor bijscholing wordt geschrapt en de eigen bijdrage voor de Wet maatschappelijke ondersteuning, voor onder meer mantelzorg en huishoudelijke hulp, wordt heringevoerd.

Het is een „koerswijziging”, zegt Kaag vanuit Stockholm, waar ze vergadert met andere Europese ministers van Financiën. Maar wel eentje die noodzakelijk is.

Er is jarenlang veel geld in de economie gepompt door de overheid; die grote uitgaven waren steeds goed op te vangen. De Tweede Kamer riep u vorig jaar nog op om nu niet naar bezuinigingen te kijken. Waarom doet u dat dan toch?

„We houden ons nog steeds aan het coalitieakkoord, maar we zien om ons heen ook een sterk veranderende wereld. De rente is fors gestegen. We hebben de oorlog in Oekraïne gehad, een steunpakket voor de energiecrisis, er zijn enorm veel eenmalige en structurele tegenvallers. Daarom is het nu zaak om de begroting weer op orde te krijgen en ook gewoon weer binnen onze marges te gaan leven.”

Toch is deze ‘koerswijziging’ opvallend, het coalitieakkoord is nog geen anderhalf jaar oud.

„Het was een expansief coalitieakkoord, met een expansieve begroting. We voeren al heel scherp aan de wind. En dat was nog toen we uitgingen van nul procent rente. Dan is het niet verantwoordelijk om door te gaan alsof er niets aan de hand is.”

De klappen van de afgelopen crises zijn heel wisselend terechtgekomen. Bedrijfswinsten zijn veel minder hard geraakt dan burgers, met vermogenden gaat het prima. Waarom heeft het kabinet niet veel meer gedaan om daar geld op te halen?

„Het is niet gezegd dat we dat niet doen. Er zal in de komende maanden gesproken worden over manieren om de lasten voor bedrijven en de vermogensongelijkheid nog beter aan te pakken. En we zullen voor Prinsjesdag opnieuw naar de begroting moeten kijken en keuzes moeten maken. We zijn hiermee nog niet klaar.”

Wordt het dan bezuinigen of hogere belastingen?

„Dat is aan de vier coalitiepartijen, die hebben daar andere inzichten over. Maar er zullen keuzes gemaakt moeten worden, dat is duidelijk. Ook in deze kabinetsperiode, vanwege de grote mondiale economische onzekerheid en de aanname dat de rente verder zal stijgen.”

Het kabinet houdt wel vast aan ambitieuze stikstof- en klimaatplannen. Krijgen we straks te maken met minder subsidies, en meer dwingende en dringende maatregelen?

„Dat zou heel goed kunnen. De vraag blijft: hoe ga je met overheidsgeld om? Het is wel geld dat verdiend wordt door de belastingbetaler. En het is ook evident dat geld niet de oplossing is voor alle problemen, dat is in feite ook een boodschap die wie in deze Voorjaarsnota geven.

„Tegelijkertijd zeg ik dat het zo doelmatig én zo prettig mogelijk moet zijn. Dat betekent dat wij ook geruststelling en een vangnet moeten bieden aan mensen.”

U zei vorig jaar na de Miljoenennota dat het kabinet bij zichzelf te rade moest gaan over de aanpak van de energiecrisis. Wat heeft die reflectie opgeleverd?

„We zagen toen dat er grote onzekerheid bij mensen heerste. De geruststelling volgde pas toen we een groot pakket maatregelen aankondigden. Uiteindelijk hebben we een grote stap, een bold move, gezet door de onzekerheid weg te nemen bij burgers en bij energie-intensieve bedrijven en te zeggen: wíj gaan dit doen. Er zijn maar één of twee landen in Europa die een echt prijsplafond hebben geïntroduceerd, en één daarvan is Nederland.

„Maar in die tijd hebben we ook gemerkt hoe complex het beleid soms kan zijn, dat het tijd kost. Daar ben je als burger niet bij gebaat. En dat is iets waarvan wij zelf nog beter moeten bedenken: hoe kunnen we toch meer zekerheid geven?”

De noodzaak van een ingreep was toch al vroeg duidelijk?

„Onze regelgeving is vaak heel erg ingewikkeld, dat maakt de uitvoering nog complexer en trager. We merken dat ook nu we kijken naar nieuwe vormen van koopkrachtsteun voor de komende jaren. Vaak leidt dat tot de conclusie: als we het doen, moet het voor datum X. Of: het is onderzocht, maar niet uitvoerbaar. Veel van wat we zouden willen, is niet mogelijk. En verantwoordelijkheid nemen is ook: mensen geen dingen beloven die sowieso niet kunnen.”

U zei in maart na de Provinciale Statenverkiezingen dat het tijd was om rustig te analyseren wat de kiezer voor signaal had afgegeven. Nu klinkt het alsof u vindt dat het kabinet vooral een communicatieprobleem heeft.

„Ik zeg niet dat het een communicatieprobleem is. Het begint met de analyse van wat we als overheid kunnen bieden. Zijn we er van te voren helder genoeg over wat mogelijk is? En vragen we onszelf daarna: is dit wel overzichtelijk? Mensen moeten weten wat ze aan je hebben.”

Voelen mensen die onduidelijkheid niet ook omdat er juist bínnen het kabinet en in de coalitie aan de rem wordt getrokken? Als het CDA het stikstofbeleid afremt, dan is dat gevoel toch niet gek?

„Een grote transitie roept heel vaak weerstand op en dat is heel begrijpelijk, omdat er veel veranderingen op ons afkomen. En overigens roepen die veranderingen niet alleen aan één kant een sterk gevoel op. Klimaatverandering maakt bijvoorbeeld ook heel veel jonge mensen angstig. Wat is er nog over van hun toekomst? Ouderen zijn per definitie vaak wat conservatiever.

„Het behoudende karakter van de mens uit zich ook als je kijkt naar stikstof, naar de toekomst van de economie, naar de snelheid van de digitalisering. Banen verdwijnen, we vergrijzen als land. Daar moeten wij als overheid goede antwoorden op hebben. En uiteindelijk moet je dan ook moeilijke keuzes durven te maken als je ervan overtuigd bent dat je op de goede koers zit. Dat is de moeilijkste vraag. En dan kijkt men naar peilingen in plaats van misschien toch zelf in de spiegel te kijken.”

Dat zegt u over het CDA?

„Nee hoor, ik heb het over niemand. Ik zeg dat in algemene zin, niet over één of twee partijen. Je kunt die kritiek op alle partijen betrekken, ook op de mijne.”