N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De mooiste weg de stad Girona in, is langs het voetbalstadion. Je komt van hoog, over een heuvelrugje. Links in de verte liggen de Pyreneeën, rechts lonkt de Middellandse Zee. Je rijdt tussen scholen en sportvelden, het ademt jonge energie hier. Bij de kerk van Sant Miquel gaat het rechtsaf naar beneden, langs naaldbomen en de atletiekbaan. De bocht is wijd, het is niet steil, je hoeft niet te remmen. In de verte duikt de kathedraal op, die altijd overal bovenuit torent. En dan suis je langs het stadion. Toen ik hier voor het eerst kwam, was het niet meer dan een veredeld trapveld. Girona FC speelde nog maar net in de Segunda División.
In 2017 promoveerde de club naar het hoogste niveau in Spanje. Sindsdien werd het stadion elke keer als ik er langs zeilde op mijn fiets een slagje groter. Eerst met steigers om de haastig bijgeplaatste tribunes te stutten, nu kunnen er bijna 12.000 mensen in. Dat is nog steeds niks natuurlijk. In Camp Nou, honderd kilometer verderop in Barcelona, past ruim 99.000 man. En in Bernabéu, het stadion van de club waar Girona afgelopen week met 4-2 van won, kunnen 81.000 voetbalfans.
Ik hou van Girona, ik verblijf al jaren bij tijd en wijle in de stad. Ik hou van underdogs. Ben je aan de entree van het stadion, dan moet je hard remmen voor de rotonde die daar ligt. Het is er meestal rustig, je kunt bijna altijd door, maar je weet maar nooit. Er gebeuren wel wonderlijker dingen in en rond dat stadion dan een onverwachte auto op je pad. Dinsdag veegden de Catalanen er aartsvijand Real Madrid van de mat. En niet zomaar een beetje: de Argentijnse spits van Girona, Valentín Castellanos, maakte alle vier de goals. Het was sinds 1947 niet meer voortgekomen dat een voetballer in één competitiewedstrijd vier goals maakte tegen de ‘Koninklijke’.
Het stadionnetje stond vanzelfsprekend op z’n kop. Dat zag ik op kleine filmpjes van mijn speciale verslaggever ter plaatse, wielrenner Jetse Bol. Hij woont in Girona. Als hij niet hoeft te koersen, gaat hij met een vriend naar de wedstrijden van de plaatselijke club. Had hij even geluk dat hij net tijdens deze historische wedstrijd thuis was. Een wedstrijd trouwens die in de rust werd opgeleukt door een hondenshow. Met van die hindernissen, en bordercollie-achtige honden die onder luid gejuich watervlug tussen paaltjes door snelden. Wat nu als ze op het veld poepten, schoot door me heen.
Uitglijden deed Real Madrid ook zonder drol wel. ‘Taty’, zoals Castellanos liefkozend genoemd wordt, is nu de held van de stad. Ik weet niet of hij op handen over de Rambla langs de rivier de Onyar is gedragen, want mijn verslaggever ter plaatse lag toen al in bed. Wielrenners moeten goed slapen immers, en niet feesten tijdens het seizoen. Maar gefeest is er zeker. Gironezen houden van feesten.
Deze week fiets ik weer langs het stadion. Misschien dat ik toch maar een beetje rem, want wie weet wordt er wel getraind. Een blik op het fenomeen Taty wil ik wel werpen als het even kan. Gênant bijna hoe je soms apetrots kunt zijn op iets waar je niks mee te maken hebt.