N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Wekelijks stuit Karel Knip in de alledaagse werkelijkheid op raadsels en onbegrijpelijke verschijnselen.
Deze week: de makers van Ranja zeiden wel wat er níét in zat, maar niet wat er wél in ging.
Bijna alle slijters die De Kuypers oranjebitter op internet aanbieden brengen het drankje in verband met het koninklijk huis. „Oranjelikeur werd na 1620 ontwikkeld ter ere van verschillende door prins Frederik Hendrik gewonnen veldslagen”, staat er dan. „Tot circa 1800 was de drank vrij onbekend. Na het aantreden van de eerste Oranje koning Willem I in 1814 werd het product vernieuwd op de markt gebracht. Dit keer zonder suiker. Vandaar de naam oranjebitter.”
Nog afgezien van die veldslagen is het een gecompliceerd bericht. We begrijpen dat de likeur die na 1620 werd ontwikkeld zoet was maar dat de suiker er in 1814 uit ging waarna de likeur ‘bitter’ mocht heten. Waarom hij, nu hij weer mierzoet is, nog steeds ‘bitter’ heet valt dan niet zomaar te begrijpen. Als je er De Kuyper naar vraagt krijg je geen antwoord.
Dat De Kuyper zou uitleggen welke ingrediënten ze voor haar likeur/bitter gebruikt en hoe die zo oranje komt leek dus minder waarschijnlijk. Daarom is deze week, met de oranjepret in aantocht, uitgezocht waaruit destijds de fameuze Ranja bestond. Straks weet niemand het meer.
Ranja was een feloranje limonadesiroop die de Groningse likeurfabriek C. Polak Gzn in 1920 op de markt bracht. Niet voor kinderen maar voor volwassenen die alcoholica afwezen. Om een heerlijke verfrissende drank te verkrijgen moest je de siroop 1 op 6 met water verdunnen: een borrelglaasje in een drinkglas. Concurrerende fabrikanten hanteerden dezelfde regel. Half Holland produceerde in die tijd limonadesiroop van Spaanse sinaasappelen, je had ook Oranje, Ranko, Orancia en Valencia. Maar niet één fabrikant voerde zo’n energiek promotiebeleid als Polak, nu nog kun je glazen, kwartetkaarten, onderzetters en muurschilderingen van Ranja tegenkomen. In 1935 ging Polak ook aangemaakte Ranja met koolzuur verkopen: Ranja-Soda. Rond 1982 was het gedaan met de Ranjadranken.
Waaruit bestond Ranja? Polak vertelde ’t liefst wat er niet in zat. Wel sinaasappelsap, ja, maar géén essences, schadelijke zuren en conserveermiddelen. De concurrentie ging voor de eigen siropen nog verder: ook geen saccharine, geen aardappel- of glucosestroop, geen bindmiddel, geen abrikozenpulp en geen kunstkleurstoffen. De chemofobie was al in volle ontwikkeling.
Maar wat voor de donder zat er dan wél in de Ranja? Niet veel bijzonders. De Ranja-nieuwe-stijl die een paar jaar geleden in productie ging bevat maar vijf ingrediënten, schreef de Volkskrant in 2016.
Gemeentelijke keuringsdiensten
De samenstelling van de echte Ranja uit 1920 zal niet veel anders geweest zijn. Dat blijkt uit de voorschriften die de gemeentelijke keuringsdiensten in 1912 opstelden om limonades, limonadesiropen, vruchtenlimonadesiropen, vruchtensiropen, limonettes en limonettesiropen (en ook limonadegazeuses en vruchtenlikeuren) voortaan uit elkaar te kunnen houden. Ranja viel waarschijnlijk in de categorie limonadesiroop of vruchtenlimonadesiroop, maar Polak liet het mooi in het midden. Het verschil zat ’m vooral in de voorgeschreven minimale hoeveelheid vruchtensap, die stond bij vruchtenlimonadesiroop op 30 procent. Aan gewone limonadesiroop werden geen eisen gesteld. Polak zei eenvoudig dát er sinaasappelsap was verwerkt, hoeveel ging niemand wat aan. ’t Was hygiënisch gebeurd, dat was het voornaamste.
Of er nog iemand is die het sapgehalte kent is de vraag, het bedrijfsarchief ging verloren. We weten zelfs niet of er wel echt sinaasappelen naar de C.P.-fabriek werden gebracht of dat die op ingedikt sap of concentraat draaide. Je leest niets over zware sinaasappeltransporten door het Groninger land. In 1921 en 1925 verschenen wervende journalistieke beschrijvingen van het fabrieksinterieur, met schilmachines en sterilisatie-apparatuur en van alles, maar die lijken niet op eigen waarneming te berusten. Frappant is dat het C.P.-kwartetspel uit de jaren vijftig de feestelijke aankomst van de sinaasappelen niet liet zien.
Er ging géén essence door de Ranja, benadrukte Polak keer op keer. ‘Essence’ gold als onprettig synthetisch, maar dat hoefde het niet te zijn. Uit sinaasappel- en citroenschillen viel met behulp van een klassieke destillatie een heel aromatische vloeistof te winnen en de keuringsdiensten stonden het gebruik daarvan uitdrukkelijk toe. Ranja rook ook eerder naar de schillen dan het sap van de sinaasappel.
Geen schadelijke zuren? Benzoëzuur, salicylzuur en citroenzuur golden juist als onschadelijk, anders hadden de diensten ze verboden. Maar Polak had moeilijk kunnen zeggen dat zijn dranken louter onschadelijke zuren bevatten. Nog ingewikkelder wordt het al je bedenkt dat de zuren als conserveermiddel werden beschouwd.
Het valt niet mee, lezer, dit soort historisch onderzoek. Hoe kwam Ranja aan die knaloranje kleur? Dat was waarschijnlijk aan een dosis ‘Orange I’ te danken. Orange I, formeel ‘FD&C Orange No. 1’, maar ook ‘Tropaeolin 000’ genoemd, was een ‘chemische’ kleurstof die in 1877 werd gesynthetiseerd. Het was één van de vele kleurstoffen (‘Teerfarbstoffe’) die de steenkoolteer-industrie had opgeleverd en waar bedrijven als BASF en Agfa groot van zijn geworden. Aniline, indigo en alizarine zijn bekende voorbeelden. De meeste ervan bleken bij nader inzien uiterst giftig maar Amerikaanse autoriteiten hadden een zestal sterke kleuren, waaronder Orange I, in 1906 veilig verklaard. Toen de kleurstof rond 1957 alsnog verboden werd omdat ze toch gevaarlijk bleek verdween Ranja-Soda prompt uit de winkel. Dat de knaloranje Ranja-siroop nog 25 jaar geleverd werd is een beetje een raadsel. Misschien waren de C.P.-fabrieken overgestapt op Sunset Yellow FCF, een aniline-kleurstof uit 1926 die nog steeds wordt gebruikt. De oranjebitters uit vorige eeuwen haalden hun kleur gewoon uit de schil van de sinaasappel.