N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Turnen Bij de Europese kampioenschappen in Turkije dringt de vraag zich op: waar staat het Nederlandse turnen na de crisis?
De Nederlandse turntop is neergestreken in een all-inclusive hotel aan de zuidkust van de Turkse stad Antalya, een stukje rijden van de hal waar de Europese kampioenschappen deze week plaatsvinden.
Maar Nederland is niet het enige land dat voor dit hotel koos. Nog geen vijf minuten nadat Remco Boer, directeur van turnbond KNGU, in de lobby arriveert voor dit interview, gaat Gerrit Beltman aan het tafeltje naast hem zitten. Beltman is de turncoach die drie jaar geleden in een interview met het Noordhollands Dagblad toegaf dat hij in het verleden turnsters stelselmatig mishandelde en vernederde. Dat interview gaf de aanzet tot de ‘turncrisis’. Tegenwoordig is Beltman tijdelijk coach van de Oostenrijkse turnvrouwen, die ook in dit hotel logeren.
Boer (53) is op dat moment net aan het praten over de mooie derde plaats die het Nederlandse vrouwenteam behaalde en daarmee ook een ticket voor de WK later dit jaar veiligstelde. Daarnaast zijn er verschillende finaleplaatsen, zoals die van Sanne Wevers, die haar internationale rentree maakte op de balk. Maar dan ploft Beltman dus neer in een lobbyfauteuil. Boer is even stil en zegt dan: „Zullen we even op een ander plekje gaan zitten?”
Symbolisch is het wel: nog steeds staat de turnbond met één been in het pijnlijke verleden. Ondanks de herhaaldelijke oproep van de huidige topturnsters om het eindelijk weer eens over de sport te hebben. Zoals zij ook al vaker hebben gezegd, herkennen ze zich niet in het grimmige beeld dat oud-topturnsters schetsen.
De vraag dringt zich op waar de turnsport nu staat. Boer, in een korte samenvatting: „Nog niet alles is afgerond. Het rouwproces is gaande. We zijn het diepste dal door, maar niet elke turnster is in de verwerking even ver. En de cultuuromslag is nog niet klaar.” Boer zegt dat enkele oud-turnsters zich bij de bond hebben gemeld om mee te denken over veranderingen in de sport.
Beltman is overigens niet de enige Nederlandse coach die betrokken raakte bij de turncrisis en daarna in buitenlandse dienst trad. Gerben Wiersma is bondscoach van de Duitse vrouwen. En Patrick Kiens stond woensdag in de hal als bondscoach van de Roemeense turnsters.
Ook in de Nederlandse ploeg zitten twee namen die een rol speelden in die turncrisis: Nico Zijp en Vincent Wevers. Zij werden voor sporttuchtraad ISR gedaagd, en in hoger beroep vrijgesproken. Bij Wevers gebeurde dat heel recent, in maart, na een onderzoek waar alle betrokkenen ontevreden over waren. Wevers is in Turkije mee als coach van zowel zijn dochter Sanne, als van Naomi Visser, die deze vrijdag de meerkampfinale turnt.
Dat Wevers erbij is, komt door „toenadering van beide kanten”, zegt Boer. Heel belangrijk was ook dat de turnsters zijn aanwezigheid „prima” vonden. Met hen is vooraf uitgebreid gesproken. „Zij hebben oprecht niet veel moeite met Vincent en ze zien de toegevoegde waarde die hij brengt.” Boer denkt dat dit toernooi „een markeringspunt” kan zijn voor de Nederlandse turnsport: een nieuwe fase.
Het is de KNGU die in hoger beroep ging tegen Wevers. Is het niet ongemakkelijk om hier dan samen te staan?
„Het onderlinge vertrouwen moet nog groeien,” zegt Boer. „Maar er is een basis om op verder te bouwen. We hadden van tevoren niet de gelegenheid om even met elkaar te zitten, dus we kwamen elkaar hier tegen. Dat is in een situatie waarin je beiden communicatief en professioneel en volwassen bent. En woensdag hebben we gezegd: we moeten doorpraten.”
Boer is sinds december directeur van de KNGU, daarvoor was hij onder meer directeur van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen. Hij wist wat er speelde in de turnwereld, maar toen hij begon viel het hem op dat de turnsport „best naar binnen gekeerd is”. De bereidheid van coaches, turnverenigingen, de bond, om samen te werken is „niet zo groot” zegt hij. Daarnaast is turnen letterlijk weinig zichtbaar. „Het gebeurt in een zaal, vaak een afgesloten ruimte. Mijn dochter heeft tot haar tiende geturnd, ze is nu veertien. Toen was het niet de bedoeling dat je als ouder ging kijken. Ik vind dat wel gek. Maar dat is nu wel aan het veranderen.”
Gooi de deuren van de turnzaal open, dat was ook een aanbeveling van de onafhankelijke commissie die begin april de compensatieregeling voor oud-turnsters presenteerde. De regeling bleek veel ‘populairder’ dan gedacht. „Onze eerste calculatie was dat het maximaal honderd turnsters zouden zijn”, zegt Boer. Dat was ook in overleg met Marjan Olfers die het rapport Ongelijke Leggers maakte, over misstanden in de turnsport.
Uiteindelijk kwamen er 166 oud-turnsters in aanmerking voor de compensatie van 5.000 euro per persoon. Waar hem dat verschil inzit, vraagt ook Boer zich af. „Er moest ruimhartig toegekend worden, ik vind dat een heel goede insteek.” Anders dan bij het ISR hoefde niet onomstotelijk vast te komen staan dat wat een turnster vertelde, ook precies zo gebeurd is. „Maar betekent dit aantal dat de crisis groter dan verwacht? Dat weet ik niet.”
Met meer deelnemers is het totale bedrag ook hoger dan verwacht, ruim 800.000 euro. Het ministerie van VWS betaalt de kosten van het onderzoek. NOC-NSF neemt de helft van de honderd sporters die in eerste instantie beraamd waren op zich, de KNGU betaalt de rest. „Daarvoor hebben we in onze reserves moeten tasten. Maar daar zijn reserves voor.” Op de begroting van de KNGU heeft de regeling geen invloed, zegt Boer.
In het rapport bij de tegemoetkomingsregeling werd gesproken over coaches die pupillen aan de kant schoven zo gauw ze niet meer presteerden. Wat kan de KNGU daaraan doen?
„Dat begint ermee dat je de opleiding van coaches anders inricht. Het past ook bij de visie die wij hebben ontwikkeld: het belangrijkste is dat de sporter centraal staat. De coach begeleidt jou zodat jij het beste uit jezelf kunt halen. Die is er niet om te bepalen of opdrachten te geven.
„Ik hoor dat dat voor topturnsters soms wel wennen is. Ze worden vaker om hun mening gevraagd. Dat kan ook ongemakkelijk zijn als je dat niet gewend bent.”
En wat betekent deze aanpak voor, zeg, een 8-jarige?
„Ja, je moet natuurlijk kijken welke verantwoordelijkheid een kind aankan. Maar dat je als trainer in plaats van te kijken naar wat er niet goed ging, als coach vraagt: wat vond je ervan? Of dat je in plaats van te zeggen wat je gaat doen, vraagt: wat wil je leren? Het doel is om de sporter zo autonoom mogelijk te maken.
„We zijn ook bezig met de puntentelling van wedstrijden, in ieder geval bij jongere turners. Dat er geen aftrek is voor wat je niet goed doet, zoals gebruikelijk in het turnen, maar dat je punten krijgt voor wat je goed doet. Er zijn zelfs ideeën om alleen te beoordelen op de eigen vooruitgang zonder onderlinge vergelijking.”
Nu hebben we over breedtesport, maar de topsport werkt natuurlijk niet zo.
„Nee, het lastige is: bij de Europese en wereldturnbond zitten ze meer op het traditionele denken. Je moet het ‘prestatiegericht’ sporten dus op een bepaald moment gaan introduceren.”
Met de omslag van breedte- naar subtop zijn jullie dus nog aan het puzzelen? Want dit klinkt nog vaag.
„De talentfase is nu het minst goed uitgewerkt. Daar zijn we mee bezig.”
Als je kijkt naar anders jureren bijvoorbeeld, dan voel ik ook de kritiek aankomen dat de topsportmentaliteit daaronder lijdt.
„Nou, het uitgangspunt is dat harder en meer trainen niet altijd leidt tot betere prestaties. Het gaat om het doel: je wilt de beste worden, wat is dan voor jou de juiste route? Dat is niet altijd harder trainen, maar juist differentiëren, of het belang van rust inzien. En afzien zal er altijd bij horen, veel topsporters vinden dat ook leuk. Maar het absoluut hiërarchische van coaching, structureel over grenzen heen gaan, het ‘als het met jou niet lukt, dan laat ik je vallen en vind ik wel een ander’, dat is aan het veranderen.
„Het is een beetje dezelfde tegenbeweging als met metoo. Dat argument van: ‘Je kunt als man niets meer zeggen.’ Dat is gewoon niet waar.”
Er wordt wel gezegd dat de turncrisis een gat heeft geslagen in de subtop van het turnen. Is dat zo?
„Ik denk het wel. Ik had het daar woensdag met Vincent over, die maakt zich daar ook zorgen over. We hebben een stevige ledendaling gehad. Daar zijn we van aan het herstellen. De groepen onder de top zijn smaller dan in het verleden. Door grootte van de aanwas speelt dat bij de vrouwen minder dan bij de mannen trouwens. Het komt met name door het negatieve imago. Een coach vertelde me dat mensen, vanuit het verleden, het beeld hebben dat jonge kinderen dertig uur in de week moeten trainen.”
Mensen vragen u op een verjaardag vast ook weleens: mijn dochter wil op turnen. Wat zegt u dan?
„Ik zou zeggen: zeker doen. Motorische ontwikkeling, je lijf leren kennen, daar heb je je leven lang profijt van. Ik zie het aan mijn eigen dochter. Ze had laatst een dansvoorstelling op school; zij staat daar met een bepaalde flair.”
Is de turnsport genoeg veranderd om je kind veilig naartoe te sturen?
„Ja. Maar ik zou als ouder betrokkenheid tonen door het turnen van je kind actief te volgen.”